Gemoedelijk zingt en danst in ‘t rond,
Want, voorwaar, al boven het vont,
Werd gedoopt een frisgroen oord,
Voor ’t klimaat, begot! Men zegge het voort!
**
Een Tuin vol Onkruid
Uit de knettergekke koker van een stel koppige klimaatklerken ontsproot voor de zoveelste keer een, in stedelijk opzicht, volkomen krankzinnige variatie op de thema’s verloedering, teloorgang en verval. Na het woonerf, de speelstraat en de fietsstraat, stellen wij u voor: de tuinstraat! Met deze vorm van dorps ressentiment in de stad – voelt U het al aankomen? – wil het stadsbestuur de klimaatopwarming tegengaan. Dat is ongeveer hetzelfde als de islamterreur willen beteugelen met de wereldvreemde hoffelijkheid en alles vergevende clementie van een naïeve kwezel – en nu ik erover denk, ook daar blinken wij Vlamingen spijtig genoeg in uit! De bedenkelijke eer van “allereerste tuinstraat” viel de Lange Ridderstraat te beurt, gelegen in het hart van het Sint-Andrieskwartier, vroeger bekend als de “parochie van miserie.” Stedelijk gesproken behoort de miserie klaarblijkelijk nog steeds niet tot het verleden.
Natuurlijk sprong de politiek, of wat daarvoor moet doorgaan, stekeblind op de ossenwagen. Het resultaat is navenant: in heel de straat, van Sint-Andriesplaats tot aan de Augustijnenstraat, werd het kapot verkavelde Vlaanderen, met zijn synthetische fermettes en geaffecteerde voortuintjes, nog eens dunnetjes gereproduceerd, maar dan in een stedelijke variant. De huizen werden voorzien van een zelf te onderhouden suggestie van voortuin en in het midden van de straat laat men het gras en ander onkruid welig door de stenen groeien – en dat gaat dus de opwarming van de aarde moeten tegengaan. ’t Is dat we weten van wie deze onzin komt of we hadden het nog persoonlijk kunnen opvatten ook! Denken die halfslachtige politici nu immers echt dat ze ons werkelijk alles kunnen blijven wijsmaken? In Rome kondigde de spiksplinternieuwe burgemeester, de sociaaldemocraat Roberto Gualtieri, als eerste beleidsdaad de “grote schoonmaak” van de stad af, wat evenzeer de verwijdering van tierend onkruid behelst; hier in het killere noorden geven we dat onkruid daarentegen de volle loop, tot meerdere eer en glorie van de stedelijke fauna van knaagdieren en ander ongerief.
Autohaat
Vanzelfsprekend werd “Monster Auto” teruggedrongen; in de Lange Ridderstraat regeert nu totalitair de bakfiets! De vroegere volkswijk van gewone mensen die werkten voor de kost, werd een aantal jaren geleden veroverd door een zwik bobo’s, welzijnswerkers en beroepsvrijgestelden, die tot aan hun pensioen geriefelijk kunnen blijven “hangen” op de loonlijsten van bovenmatig gesubsidieerde VZW’s en andere obscure instellingen en die voor hun mobiliteit niet afhankelijk zijn van een auto. De gevolgen maken we thans allerwegen mee! Eerste slachtoffer van dit ecologisch janitsarenkorps blijft zonder twijfel de stedelijkheid in het algemeen, en de overtuigde stadsbewoner in het bijzonder! Want wat er doorgaans door die “Greta- en Anunaknuffelaars” niet bij vermeld wordt, is dat er, naast de dorpse voortuin met apenschrik, meestal een verharde oprit voor de auto ligt. In de stad moeten de bewoners maar zien dat ze hun vehikel tegen betaling achterlaten in peperdure ondergrondse parkeercatacomben die door de dikke vriendjes van het bestuur tot in der eeuwigheid mogen uitgebaat worden.
Volgens de webstek van de stad moet de tuinstraat zorgen voor de noodzakelijke vergroening (plantjes) en verblauwing (waterinsijpeling) van de stad in tijden van klimaatopwarming, wateroverlast en – daar komt ie! – “hittestress”: geef het kind een zorgelijke naam en de wereld vergaat voor de zoveelste keer. Vergroening en verblauwing, bovenop vergrijzing en verbruining: er wordt nogal verkleurd in de regenboogstad! Is het daarom misschien dat tijdens de officiële opening van de allereerste tuinstraat de dito kabouters Claude – ik ben zo moe! – Marinower en Paul – geef mij maar een woonerf – Cordy de honneurs mochten waarnemen? De eerste van de “blauwe” OpenVLD, de tweede weliswaar van de N-VA en sidekick van Koen Kennis, maar volledig ondergeschikt aan de “groene” bende waarmee hij in zijn district een atypische meerderheid vormde en die geen duimbreed in de weg mag gelegd worden in de hoop in 2024 nog een paar groene stemmen weg te bietsen. Dat voor zijn toekomstige electorale escapades een hele binnenstad, als stad, moet gesloopt worden, zal hem worst wezen.
Kletsen met de Buren
Koele Claude, al jaren mentaal gepensioneerd, sleurde zijn lijzige zelf lusteloos naar de opening van de tuinstraat waar, ambtenaren niet meegerekend, slechts een handjevol opgeruimde ecologische borsten verzamelen hadden geblazen. “Onze stad is voor 60% verhard en gebetonneerd”, las loden Claude de persmap af. “Door de dichte bebouwing is er weinig open ruimte”, vulde hij zichzelf nog net op de valreep aan, niet eens beseffend dat hij daarmee de gebruikelijke definitie van een stad ten beste had gegeven. Potsierlijk Polleke, geflankeerd en in de hand gehouden door z’n babysitter, districtsschepen voor groenvoorziening Tom Van den Borne (Groen), mocht ook wat zeggen: “Het succes van zo’n ingreep”, ontkende hij reeds bij voorbaat elke aansprakelijkheid bij mislukking, “hangt voor een groot deel af van de bewoners zelf.”
Onder Pollekes politieke paraplu stonden Jan en Stella als vertegenwoordigers van de bewoners al uren te stralen van frisgroen geluk. Ze waren toch zo blij met hun voortuintje van niks: “Als ik in mijn voortuintje werk”, filosofeerde Jan een eind weg in een trance van sociaalvoelendheid, “ben ik ook steeds met de buren aan het praten.” Ondanks “blauwe bevloeiing” sijpelde het bij de geluksvogel echter niet meteen door dat normale stedelingen in de regel geen voortuin nodig hebben om met hun buren te kouten.
Toen 30 jaar geleden de stedelijkheid nog maar amper aangetast was, kende iedereen er nog iedereen, zónder onkruid voor de deur. Café Liberty, bij Louis Schippers, waar een drumband mét majoretten gevestigd was, was voor de buurt de logische verzamelplaats waar meer aan sociaal werk werd gedaan dan de doorsnee goedgelovige sociaal assistent van nu voor mogelijk houdt. Maar het moest plots allemaal professioneler, transparanter en beter! Het werd er alleen maar slechter op, waardoor men nu de uitvlucht van een voorhof behoeft om met z’n buren te keuvelen en te klessebessen. Arme lui! En dan zijn Jan en Stella niet eens representatief voor de buurt! Vele bewoners van oudsher zijn de hondenpoep, het restafval en de studentenkots tussen het hoge onkruid al meer dan spuugzat, maar geen van hen wordt door het performant “journaille van de blijde ecologische boodschap” een stem gegeven.
Testcase Berchem
Smoezen bij de vleet dus, daar op de opening van de eerste Antwerpse tuinstraat! Minder bekend zijn dan weer de lotgevallen van de bewoners in de Wasstraat in Berchem, waar ook vier van die ecologische aberraties aangelegd worden. De weggehaalde straatverharding zorgde er voor aanzienlijke en structurele schade aan de gevels, verzakte kelderroosters en wateroverlast: “ecologie doet lijden”, zullen we maar zeggen. Het district Berchem geeft ondertussen niet thuis. Gevolg van het bestuurlijke “trek uw plan”, waar ook Cordy in het district Antwerpen zo razendsnel mee uitpakte.
Bewoners moeten hun eigen boontjes maar zien te doppen, want geld voor een performante groendienst van de stad zelf is er natuurlijk allang niet meer! Waar al dat belastinggeld dan wel naartoe gaat, weet eenieder die op een plompverloren dag toevallig op het Astrid- of Sint-Jansplein verzeild geraakt.
“Trek uw Plan”
Wat die bewonersaansprakelijkheid met zich brengt, is trouwens, bitter tegen het gehemelte, te proeven in datzelfde fameuze Sint-Andrieskwartier, in de omgeving van de aartslelijke jeugdherberg. De woonerven in de buurt worden er ontsierd door mottige bloembakken van afgedankt palettenhout die het de automobilist nog moeilijker moeten maken om te draaien en te keren in het van nature voor een “diversiteit” aan weggebruikers conflictueus geconstrueerd woonerf. Eigentijdse “natuur” in de stad moet klaarblijkelijk, evenals de groene jongens en meisjes zelf, “vintage” zijn: netjes getrimde parkjes met hier en daar een bankje als teken van een stadscultuur, behoren zich te metamorfoseren tot wild opgeschoten en haast niet te temmen exotische kruidentuinen, van waaruit de pollen je in de neus vliegen bij elk teer briesje.
Enfin, die occasie-bloembakken dus worden onderhouden door een PVDA-mademoiselleke, dat zo sociaal en inclusief in het leven staat dat ze het hoofd ostentatief afwendt van iedereen waarvan ze vermoedt er een andere politieke mening dan de hare op na te houden. Elke dag trok ze rond met bloemetjes en waterkan. Tot ook zij het beu was. Sindsdien staan er in de verweerde en versleten bakken van palettenhout veelal plastic bloemen, zó behaaglijk in onderhoud! Zelfs een overtuigd ecologisch leven botst vaker dan verhoopt op de grenzen van barre weersomstandigheden. We zitten opgescheept met hoogstens een stel luxe-ecologisten, niet eens nog in staat de natuur te nemen zoals ze is en steeds met dat streepje eigenglans en comfort dicht in de buurt.
Charlottalei
Dit alles maakt de manifeste aanwezigheid van Potsierlijk Polleke in de “grasstraat”, veel meer nog dan de presentie van het blauwe alibi Marinower, des te pijnlijker! Want was het niet Kabouter Woonerf die alle knoestige bomen van de Charlottalei liet vellen onder het voorwendsel dat ze ziek waren? Wie tijdens de “arboricide” per abuis langs de lei wandelde, zag echter niks van die ziekte! Integendeel, langs de weg lagen de gevelde “houtlijken” zo blank te wezen als de versnipperde stammen uit de Canadese wouden die per schip naar onze contreien worden vervoerd om opgestookt te worden in de ecologisch rampzalige biomassacentrales: duurzaam in de vernietiging van vrije natuur! En dat alvermannetje gaat de natuur en het klimaat redden met een busseltje onkruid vol hondendrek? Komaan zeg! Nog maar eens een voorbeeld uit Rome – maar Milaan, Parijs of Londen kan ook hoor! Toen vastgesteld werd dat de iconische Romeinse pijnbomen echt ziek waren (aangetast met de parasiet toumeyella parvicornis), werd gelijk 60 miljoen euro uitgetrokken voor de genezing van die aloude vrienden van de mens. Hier zien kerngezonde bomen mét pedigree alleen nog de kettingzaag! En waarom? Om een royale rijstrook aan te leggen voor de “Keizer van het Oud IJzer”, de Fiets. Tweespaltiger wordt het groene denken niet!
Bomen in een Woestijn
Met bomen op leeftijd is het in Antwerpen al hetzelfde als met het gewortelde volk: ze moeten plaats ruimen voor, au max, vuistdikke exemplaren, wier radices niet al te diep reiken. Stevige stammen die, vanuit hun ringen, volhardend en in volle grond, getuigen van het trotse verleden van de stad, moeten plaats maken voor schamel struweel en ruig kiemend onkruid; liefst nog in een verplaatsbare pot, zodat geen evenement er nog hinder van ondervindt. Wie oude foto’s bekijkt van de Groenplaats, de De Keyserlei, het Operaplein, de Leien wordt er alleen maar mistroostig van. Wie naar de goeddeels omgevolkte meute kijkt die er nu bezit van neemt, zelfs nog meer! Lang zal het niet meer duren of geen boom in het stadspark en geen mens op de Meir, heeft nog weet van het glorierijke verleden van de stad en zal, derhalve, ook een even glorierijke toekomst ontzegd worden. Alles moet gloednieuw gemaakt worden, alle herinneringen gesloopt, alle voormalige herkenningspunten neergehaald en wat er voor in de plaats komt, ontbreekt het aan een breed gedragen ziel (Nieuw Zuid) of tart derwijze de vanzelfsprekende Vitruviaanse proportionaliteit (Eilandje) dat “zich thuis voelen” een wel heel vluchtige en vergankelijke strekking krijgt, tenzij natuurlijk een ruimte- en tijdloze steenwoestijn de geprefereerde biotoop mag heten.
Woestijnen – ook van steen, kijk maar naar het Steen! – desoriënteren de mens volledig. Jean Baudrillard noemt ze in zijn boek Amerique (1986) “sideraal”: even clean als obsceen, even weinig verleden als toekomst, nergens een “tache de beauté” die de schoonheid draaglijk maakt, en bovendien even afstandelijk als onherbergzaam, zoals de sterrenhemel. Van stadsmarketeer Patrick Janssens kan bezwaarlijk veel goeds verteld worden maar, vergeleken met de schoolmeesterachtige betweterij van het huidig bestuur die deze stadswoestijnen mee aanschijn geeft, voelde zijn luisterbereidheid nog lentefris aan, zeker voor de bewoners van oudsher die tenminste de indruk hadden nog mee te tellen. Daartegenover grijpt de pedante verwatenheid van de actuele stadskabouters de om de tuin geleide bewoners verpletterend in het slappe kruis. Kabouter Woonerf, zelf geboren en half getogen in Oostende, is aardig op weg om van Antwerpen, waarvan hij de ziel nooit begrepen heeft, een siderale woestijn van Baudrillard te maken. En die paar scheuten helmgras, geïmporteerd vanop een artificiële Oostendse kustduin, zullen daar niks aan veranderen. Zelfs het klimaat schatert zich er warm van!
**
Illustratie: gekapte bomen in de Charlottalei
**

***