De Keizer van de Vogelenmarkt

Wie kent de Antwerpse Vogelmarkt niet? Lokaal heet ze “Vogelenmarkt”, onze noordelijke broeders en zusters spreken liever over de “Vogeltjesmarkt”, omdat al wat Vlaams is, toch ook knus en gezellig mag klinken. De lange geschiedenis van de Vogelenmarkt reikt tot in de middeleeuwen, toen de markt, destijds op de Meir, uitsluitend verkocht wat de naam annonceerde: vogels. Het inheems vogelbestand werd allengs uitgebreid met meer exotische soorten, maar dat is ondertussen ook al zo goed als verleden tijd. De naam bleef, de vogels echter zijn goeddeels gaan vliegen, alleen de exoten schoten als nooit tevoren wortel. Daarom spreken sommige nu ook over de “Vreemdelingenmarkt”. Vandaag koop je er vrijwel alles, maar voor hoelang nog?

Er is immers iets vreemds aan de hand met de markt, zoals elke bezoeker op zaterdag allang heeft kunnen merken. In de reguliere kramen en in de cafés rondom de markt wordt een steeds luider klinkende klaagzang afgestoken! Zoals mijn favoriete groenteboer het laatst nog zei: “Dit is geen markt meer, dit is een evenement”. Bovendien worden de marktkramers meedogenloos beboet door autistische “fluo-flikjes” die, secondegewijs en met de chronometer in de hand, het einduur in de gaten moeten houden. Even nog de allerlaatste klant bedienen, is er niet meer bij: amper drie minuten over tijd met inpakken betekent: boete. Vaak zo hoog als de dagopbrengst! Voor stad en staat, en haar bedienaren, is het klaarblijkelijk veel comfortabeler de werkende mens kaal te plukken dan in zijn veiligheid te voorzien… Een aantal marktkramers overwegen daarom om de pijp dan maar aan Maarten te geven.

Eén kraam lijkt de dans echter steeds te ontspringen. Het is het kraam dat, netjes vermomd als betamelijk kaaskraam, ook prosecco, kroketten en andere onmiddellijk te verteren heerlijkheden aan de man brengt. De cafés klagen al langer over oneerlijke concurrentie, maar hun doleantie, warm gehouden door bloedhete kaaskroketten, valt tot hiertoe op een koude steen. En inderdaad, rond het kwestieuze kraam staat op zaterdag een massa volk. Vaak is er geen doorkomen aan. In de wandelgangen horen we wekelijkse recordopbrengsten voor het kraam vallen, die een mens doet duizelen. “Vertel het niet verder, maar allemaal in de kleur van de nacht, hé meneer!”, wordt er hoorbaar bij gesmiespeld.

We geloven het graag als we het samengetroepte volkje in de mot krijgen. Het heeft een wel heel hoog BoBo-gehalte: de mannen in spannende jeans gehesen, merkhemd uit de broek, stoppelbaard van 3 dagen; de vrouwen vaak anorectisch van snit, getooid in mondain en slonzig chique, de haren ecologisch verfomfaaid langs de wangen bengelend. Maar het zijn vooral die rood doorlopen ethanol-ogen die opvallen… en de restanten vreemd wit fijnkorrelig poeder dat de neusvleugels omringt en schijnbaar niet meteen door het orgaan naar binnen kon gesleept worden. Raar volkje, daar op de markt. Niet meteen doorsnee marktgangers, wel lui die een streepje verloren lijken: wat doe je toch met zakken vol geld en teveel vrije tijd op een zaterdagmiddag?

We begrijpen de klachten van de cafébazen; we begrijpen evenzeer de klaagzang van de échte marktkramers. Maar hoe kan dit nu toch? We hebben ons de vraag nog niet hardop gesteld of ginds splijt het volk zich in twee helften om de Keizer van de Vogelenmarkt door te laten. Van ver leek het even of hij zich in een draagstoel liet vervoeren. Het waren evenwel niet de gordijntjes van de lectica die wapperden in de wind, maar de panden van zijn loshangende kostuumvest. Daar kwam, jawel, Keizer Peter Vespasianus Wouters, Antwerps schepen van Diamant, Sport, Markten en Foren en opvolger van de iets té gemarineerde Ludo Van Campenhout. De Keizer werd voorafgegaan door een stel lictoren die, als we het goed verstaan hebben, onafgebroken fluisterden “pecunia non olet”, “pecunia non olet”, “pecunia non olet”. Wat het wil zeggen, konden we evenwel niet achterhalen …

Dat Peter Vespasianus Wouters ‘Sport’ ging krijgen, stond in de sterren geschreven! Met zo’n lijf sponsor je niet alleen de bal, maar gelijk het hele speelveld! De man breidt zich werkelijk hectometers in de ruimte uit. Naast dit keizerlijke gevaarte kijken, is schier onmogelijk. Wellicht daarom dat ook de markten hem wonderwel afgaan; in openlucht valt zijn breedvoerige draaicirkel immers minder op. Op weg naar het netjes vermomde, maar schier alles geoorloofde krokettenkraam sneert hij, filosofisch overwegend en welgemanierd, naar een andere marktkramer die beschaafd van z’n colablikje nipt: “Zedde gij na wèr oant zoipen?” Waarna zijn eigen bulderlach de enige blijkt te zijn die het keizerlijk gevoel voor verfijnde humor moet ondersteunen en bevestigen. Wij ontsnapten aan de meute via de Graanmarkt, in onbevredigde stemming: wat zou dat toch willen zeggen: “pecunia non olet”?

**

Foto: Vogelmarkt 1936

**

STEUN ‘TSCHELDT

**