We moeten er niet flauw over doen, lieve lezer, maar schrijvers – ook die van ’t Scheldt – vinden het uitermate prettig om gelezen te worden. Dat dit het geval is, wordt dagelijks bewezen door de schier onophoudelijke stroom, over het algemeen positieve, reacties die we mogen ontvangen. Waarvoor onze beste dank!
Buitengewoon vermakelijk is dan weer het compleet gebrek aan reactie bij de doe-het-zelf intellectueel die “en plein public” de gepoederde neus ophaalt en voorwendt ons niet te lezen, maar uit elke halfgesloten kier van z’n vege lijf het toch niet kan laten verhitte luchtjes te verspreiden die onmiskenbaar aantonen dat hij zich weldegelijk verkneukelt aan de lectuur van onze schrijfseltjes en ook meteen de grapjes uit de artikels overneemt alsof hij ze ter plekke helemaal zelf heeft uitgevonden. Omdat wij pseudoniemen hanteren, weet de betrokkene doorgaans niet eens dat hij tegen de auteur zelf staat op te geven. Op de redactie noemen we zulke lezer een guilty pleasure-lezer, die als de dood is om inzage te geven in z’n verdoken lectuur en slechts “in het donker wel durft, wat overdag niet kan,” zoals Rob De Nijs ooit zong (Malle Babbe).
Werkelijk alleraardigst in deze verwaande subgroep is de dociele politicus, allerwegen voorwerp van spot en nijd, die onder particratisch spreekverbod of in de hoop dat de wind snel gaat liggen, de lippen stijf op elkaar houdt, maar zich op een onbewaakt moment – bij wijze van een “flatus ineptus, alieno tempore” – toch verspreekt en alsnog te kennen geeft ’t Scheldt te lezen, hoewel dat volgens zijn partijvoorzitter hoogst ongeoorloofd is. Paul Cordy, burgemeester van het district Antwerpen, is zo’n creatuur. Op 23/1 jl. had Jan Huijbrechts, gewaardeerd collega bij ’t Pallieterke en “veelposter” op Facebook een filmpje op zijn tijdlijn gezet van de criminele kerselarenkap op de Astridlaan in Dendermonde. In de commentaren refereerde iemand, in dat verband, naar “de meest geniale Antwerpse uitvinding van het voorbije jaar: de toekomstboom.” En jawel hoor, daar was hij, Polleke Cordy. Na wat ambtelijke onzin uit de beheersplannen te hebben nagepraat, schreef hij: “Toekomstbomen zijn trouwens geen Antwerpse uitvinding van het voorbije jaar, maar worden al vele jaren in vele steden en gemeenten geplant.” En dan de kers op de taart: “Ik kan er ook niet aan doen dat ’t Scheldt daar pas vorig jaar is achter gekomen.”
Inderdaad, wij van onze kant hadden al eerder uitgehaald naar Cordy en z’n “toekomstbomen“, toen hij, als een volleerde “poupée autogonflant” en zoals gebruikelijk met de handen diep in de zakken, op de vrijdagmarkt stond op te snijden over die piepkleine takkenbosjes die op zijn minst nog drie generaties moeten wachten vooraleer ze zich met de eretitel “boom” mogen kronen. Zoals trouwens elke inspiratieloze politicus die zijn groenlinkse ambtenarij hersenloos napraat, bevlekte ook Cordy weer zichzelf door, als een kenner, te verwijzen naar legitimerende buitenlandse voorbeelden, zonder natuurlijk rekening te houden met de plaatselijke context aldaar en zonder blijk te geven van al was het maar een begin van besef over wat “gezelligheid” en “warme stedelijkheid” nu eigenlijk zouden kunnen beduiden. Per slot van rekening is Cordy in Oostende geboren en “au fond” ook altijd Oostendenaar gebleven: die moet je niet meer vertellen wat afbraakpolitiek is (vergelijk de huidige kustlijn van aluminium en fineer met de 19de eeuwse en je weet genoeg!); nog veel minder zijn ze vertrouwd met zoiets als erfgoedwaarde of het behoud ervan (kijk alleen al maar naar de Koninklijke gaanderijen, t.t.z. de ruïnes ervan, en de tranen springen je in de ogen).
Geen wonder dat James Ensor het niet zo goed kon vinden met zijn hypocriete stadsgenoten en zijn chef-d’oeuvre, “de intocht van Christus in Brussel in 1889,” meer dan 40 jaar voor hen verborgen hield. Oostende sleet allengs weg van de voorname “Koningin der Badsteden” tot de zielloze “Slet van de Schraapzucht” en net dát wil Cordy nu ook in Antwerpen voor mekaar krijgen. Met onstedelijke woonerven, pleinen als steenwoestijnen en smoezen van tuinstraten is hij al goeddeels halfweg. Zou het hem deze keer helemaal lukken? Want het leven van deze “Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor de Commerce”-nationalist zit boordevol met expedities halverwege. Hij pocht graag met z’n geschiedenisstudies, maar heeft slechts een kandidatuursdiploma (nu bachelor) behaald (1988). Hij is dus geen historicus zoals vaak wordt beweerd. Hetzelfde in wijsbegeerte (1991) en rechten (1998). Ook daarin werd hij slechts kandidaat, nooit licentiaat (nu master). Overal kletterde hij pardoes tegen het betonnen plafond van het vernuft aan. In 1994 behaalde hij nog een aanvullend diploma Duitse taalkunde (hij mag les geven, lerarenopleiding, 1995), maar germanist is hij dus evenmin! Dat “diplommeke” behaalde hij trouwens aan de VUB, veel verder dan “ich bin, du bist, er ist, wir sind, ihr seid, sie sind” zal hij wel niet geraken.
Sindsdien verkeert de stad in een constante toestand van sloop.
Professioneel was hij ook al de man van de twaalf stielen en dertien ongelukken (journalist van een studentenblaadje, parlementair medewerker, leraar Duits, bediende bij de universiteit…) en toen hij vanop de 4de opvolgersplaats in 2016 in het Vlaams parlement arriveerde, geraakte hij in 2019 (hij had er drie jaar om op te vallen!) niet eens herkozen. En het jaar in het bestuur van De Lijn deden de trams en bussen ook al niet klokvaster rijden. Zo’n knullige kluns is uiteraard een kardinale kompaan voor die andere knorrige kwiet, Koen Kennis, voor wie enkel nog de toerist telt, niet de bewoner. Daarom vond Polleke toch nog zijn levenslange hangmat: Antwerps districtsburgemeester, z’n hoogste politieke worp! “Omdat ik het zo graag doe”, verhulde hij haast larmoyant zijn pover politieke plafond in het Nieuwblad van 15 mei 2024. Sinds 2016, nadat de Limburgse freule, Zuhalleke, haar heimwee niet meer kon bedwingen en terug naar Genk verhuisde, zag pummelig Polleke z’n kans schoon en volgde haar op: van het bronsgroen eikenhout naar de opgespoten zandbak. De grootste stad van Vlaanderen wordt al jaren bestuurd vanuit de marge. Het is haar aan te zien.
Sindsdien verkeert de stad in een constante toestand van sloop. Straten worden erven, gierkuilen voor onkruid of restafval, historisch verantwoorde richtingen ervan worden zonder reden gewijzigd en de pleinen en pleintjes fietsvriendelijk, maar auto- en voetgangersvijandig, heraangelegd. De bomen, die stille getuigen van het gezellige Antwerpen uit vroeger tijden, worden daarbij massaal gerooid. Er is sprake van een heuse “arboricide,” opgewekt en aangewakkerd door de ziekelijk dendrofobische districtsburgemeester met de bijl. Van de verinneweerde Charlottelei, waar opnieuw de vélocipède voorrang kreeg op de stapper en het gebladerte, tot het ijselijk schrale Operaplein, dat als evenementenplein “aangename” drukte moet veinzen. Vorige legislatuur is men dan begonnen aan het laatste restant gezelligheid; op de pleintjes die als parels verscholen liggen in het stedelijke oerwoud. Ondertussen tiert de blanke stadsvlucht welig, maar daar is het de zandkastelenbouwer net om te doen! Tuurlijk weet hij als geen ander dat de generatiestedeling geen deel uitmaakt van zijn bekrompen electoraat; hij behoeft de stem van de gekleurde nieuwkomer, die een stuk meer maalt om de warme uitkering dan om de warme stad.
Bovendien, gammele uitvluchten voor de boomslachting zat! Eerst waren ze ziek, dan staken hun wortels te diep, dan weer was de kruin te hoog of te breed. Het was altijd wel wat! Even echter brak paniek uit in het kamp Cordy: Antwerpen telt immers meer pleinen dan hij uitvluchten kon verzinnen. Wat nu? Niet getreurd evenwel, want dáár was ie dan, op de valreep en als geschenk uit de slopershemel: de toekomstboom! Spijtig toch dat halverlingetjes van de sloopduivel slechts halve geschenkjes krijgen. Want wat blijkt? Toekomstbomen zijn schadelijk voor de gezondheid, althans als ze, zoals in Antwerpen, dienst doen als surrogaat voor echte bomen! Op amper een uurtje van Antwerpen (met de auto!), in Leuven, voerde Prof. Raf Aerts (KUL) namelijk een gedetailleerde studie uit naar de impact van verschillende groensoorten, van gras tot grote bomen. Met de LiDAR-techniek (laser) bracht hij 616.379 bomen voor het ganse Brusselse gewest in kaart. Dat zijn er zes keer zoveel dan in de stad Antwerpen, twijgjes inclusief. De resultaten (grootte van de boom en dichtheid van de stammen) vergeleek hij met het geneesmiddelenverbruik in een bepaalde wijk.
“Laat oude bomen staan! Ze zijn niet te compenseren!”
De conclusies van het onderzoek zijn werkelijk verbijsterend! Hoe groter de boom, hoe kleiner het geneesmiddelenverbruik. Het bewaren van één echte, grote, ontwikkelde, oude boom heeft meer voordelen dan het planten van tien nagelnieuwe, jonge, maar piepkleine babyboompjes. Spijtig dat politici graag opscheppen met wat ze, hoe vernietigend ook, doen; niet met wat ze bewaren. Grote kruinvolumes werken, nog steeds volgens de studie, daarenboven beschermend. Verschillende kleintjes, onkruid of struweel doet dat niet. Aerts lanceerde daarom een oproep aan zelfverklaarde stadsplanners en projectontwikkelaars: “Laat oude bomen staan! Ze zijn niet te compenseren!” Het planten van kleinere boompjes heeft pas zin als er in de onmiddellijke omgeving ook grote oude bomen staan die de groei van het prille takje bevorderen. En net dát is wat er in het legitimerende en exemplarische buitenland gebeurt. Geen surrogaat-aanplant, maar “co-aanplant!” Kleintjes gedijen beter in de nabijheid van groten. Men had op de Vrijdagmarkt dus veel beter naar een bewarende oplossing gezocht (bv. caissonbouw) dan alles meteen Kojak-kaal te kappen; hoogstwaarschijnlijk echter een veel te grote moeite voor de bevriende projectontwikkelaar, die enkel z’n arsenaal euro’s wil zien groeien.
Op de webstek van de stad Antwerpen worden kosten noch moeite gespaard om de toekomstboom, als surrogaatboom, te promoten. Alsof men op voorhand al wist dat het verhaaltje niet deugde. Zelfs een prijzig maar uitermate kinderlijk promospotje met Warre Borgmans in de hoofdrol kun je er vinden. Daar heeft men klaarblijkelijk wel geld voor. Maar alle toekomstzever op een takje, daar klopt dus geen bonsai van! Alweer worden we met behoorlijke kluit het toekomstbomenbos in gestuurd door dat half betrokken districtsbestuur. Dat is nu, dankzij prof. Aerts, voorgoed en op wetenschappelijke wijze bewezen. Stop dus, pafferig Polleke, per direct met groenlinks achterna te hollen! Je hebt nu al de auto, de blanke stedeling en, last but not least, de kleine neringdoener uit de stad weggepest, nu ga je ook niet nog eens spelen met onze gezondheid, die ontegensprekelijk psychosomatisch mede gekoppeld zit aan gezelligheid. Kuis liever je “schup af”, verkas terug naar de zandbak waar je oorspronkelijk vandaan komt en neem gelijk je surrogaat-toekomstboompjes mee! Laat de stad nu eindelijk de stad zijn: gezellig, vertrouwd en boomrijk voor zij die er al generaties wonen (en niet zoals jij maar pas vanaf 1990), die van de stad hun biotoop hebben gemaakt, haar groot hebben gemaakt en niet gediend zijn van jouw betweterig, desalniettemin maar half gedaan werk. En O ja, pathetisch Polleke, klaarblijkelijk kent ’tScheldt dan toch net iets meer van die toekomstbomen dan jij! Geniet ondertussen lekker verder van onze schrijfseltjes.
**
Illustratie: Paul Cordy als Lamme Goedzak
**