Mais où sont les neiges d’antan? Er was een tijd waarin Grote Leider Bart De Wever zijn grootsheid vooral “horizontaal” etaleerde. Het was de tijd dat de N-VA, nazaat en kloon van de VU, uit het diepste dal kroop waarin Anciaux en company de partij hadden achtergelaten. Hoe hoger De Wever echter klom, hoe meer steengruis hij tussen de zolen van z’n schoenen mee moest zeulen en hoe meer “mindere klimmers” aan zijn broek gingen hangen in de hoop dat ook zij ooit boven zouden geraken.
Zaak was het die ballast toch te behouden, want ballast betekent in democratisch opzicht stemmen; en stemmen genereren macht! Omdat het zwaartepunt van het vroegere optreden van de Grote Leider zich concentreerde om zijn alsmaar uitdijend middel, kreeg het brein gelukkig nog de nodige ademruimte om vrij te denken. Dus begon De Wever te koketteren met de Brits-Ierse filosoof Edmund Burke, vader van het moderne conservatisme en opposant van de Franse Revolutie en de Verlichting. Steengruis en broekhangers klaagden niet, want van Burke hadden zij nog nooit gehoord en koketteren met een filosoof deed in de coulissen van de macht niemand: het unieke verkoopsargument van de N-VA was gevonden!
Wat ging het De Wever voor de wind! De stemmen rolden langs alle kanten binnen en zelf begreep hij maar al te goed hoe hij zich aan la Flandre profonde moest verkopen. Naar buiten toe was hij de gedroomde underdog: een zelfrelativerende dikkerd met een spat smetvrees maar gedreven door een overtuiging en rad van tong, kortom, een politieke Witte van Zichem in een vermolmd politiek circus; binnen de partij bleef hij de onbevlochten “voorzitter voor het leven” en naar eigen zeggen de enige kenner van Edmund Burke, die in de wandelgangen van de N-VA nog steeds niet op grote bekendheid kon rekenen. Wat kon er nog misgaan?
Wel, twee dingen!
Primo: macht vergaren leek iets makkelijker dan macht bewaren. Klimmen scheen wel een “wandeling in het park” indien afgezet tegen blijven staan op de ijle top. De politieke Witte van Zichem, die de kudde straffeloos op stelten kon zetten, stond nu zelf voor de klas en dat was een behoorlijk contrast! Steengruis en broekhangers wilden immers ook wel eens wat! De partij werd groter, kreeg politieke- en zelfs beleidsverantwoordelijkheid maar bleek in weinig – om niet te zeggen: niks! – te verschillen van de andere beleidspartijen.
Secundo: nadat eerst de kleermaker, die uit geen enkel “couponneke” nog een kostuum wist te knippen, en nadien ook nog de dokter adviseerden het “horizontale” best zo snel mogelijk en radicaal in te dijken en het verticale ruime baan te geven, werd de focus op de taille verlegd naar de focus op het verstand.
Dit laatste was een aardig stuk moeilijker dan gedacht! Want ondertussen leidde de Grote Leider het lijdzaam bestaan van burgemeester van Antwerpen, een stad die, clandestien of erkend, meer moskeeën telt dan kerken en waar drie kwart van de schoolgaande jeugd geen Vlaamse achtergrond meer heeft. Met Burke, de filosoof die de door God geïnspireerde traditie boven de rede plaatste, kom je in zo’n geval nergens meer! Uit pure nostalgie keek hij somber naar zijn taille die, ooit zo vlezig als een titanus giganteus (reuzenkever), was gesmolten tot de omvang van een wesp.
Wat kon hij met zo’n lijf meer doen dan opsnijden over sport? Had Dries Van Langenhove het hem trouwens niet voorgedaan? Welaan dan! Dus kregen we sindsdien een sportieve Grote Leider voorgeschoteld die loopt, aan stalen spijlen bengelt of de armspieren traint; afgelegde kilometers, tijden en koolhydratenverbruik inclusief! Nu staat hij te hijgen na een spurtje, dan weer ligt hij na een halve marathon te bekomen in bad of relaxt hij even in het zwembad mét een roze flamingo van plastiek. Van Burke echter werd niets meer vernomen! Integendeel zelfs! Als het van de Grote Leider afhangt, moeten we thans in Europa allemaal belijders van de Verlichting worden! Dat onze goede oude Edmund zich inmiddels enkele meters dieper het graf in gewenteld heeft, doet er even niet meer toe.
Verlichting, allemaal goed! Maar welke dan? Net zoals dé islam of hét atheïsme niet bestaan, zo bestaat dé Verlichting evenmin! Welke dan toch, willen we weten? De Britse die, met Hobbes, Locke of Hume, vooral politiek was? Of de imiterende Franse, van uitgesproken maatschappelijk en imaginair allooi? En bedoelt de Grote Leider die van Voltaire, Rousseau of die van Diderot? Misschien wel de epistemologische Duitse van Kant, Leibniz of Lessing? De Italiaanse zal wel niet in aanmerking komen. Dat ware iets te mooi geweest! Vico, Beccaria en Filangieri zijn daarvoor iets te uitgesproken machiavellistisch (in de goede zin van het woord) en daarom een pak minder utopisch – en dus minder gewelddadig – dan de Franse. En verder, bedoelt De Wever de Verlichting van toen? Of de volledig gederailleerde van nu? Te veel, beste lezer, blijft onduidelijk!
Toch maar een gokje doen? Naar goede, oude Belgische gewoonte zal het wel de Franse zijn! Die laat zich, een beetje kort door de bocht, samenballen tot de fameuze leuze “vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid”. De trias betreft de finaliteit van het Verlichtingsdenken. De weg erheen leidt over het pad van de scheiding van Kerk en staat en het staatsmanschap van “velen”. Deze laatste bestuursvorm wordt dan gemeenzaam democratie geheten. Herkent U zich hierin, beste lezer? Wij geenszins. Woordkramerij is het! Meer niet. Bart De Wever mag dan het licht in de Verlichting hebben gezien – in welke zin hij al helemaal niet meer verschilt van de andere partijvoorzitters die zich ter vrijwaring van de eigen macht graag een eind de kosmos in zouden lullen – voor ons blijft het, met zo’n Verlichting, pikkedonker!
Vrijheid
Gaan we het rijtje even af? Te beginnen bij de “vrijheid”. Voelt U zich nog vrij? Komaan zeg! Het huis of appartement dat U van uw spaarzame en hardwerkende ouders heeft geërfd en dat uw “kleinste pensioen van Europa” moet aanvullen, verhuurt U niet meer aan wie U wil: weigert U de eerste de beste vernielzuchtige Roma-zigeuner, dan bent U er al aan voor de moeite; hebt U een bedrijfje uit de grond gestampt, neemt U niet meer aan wie U wil: daar zorgen quota en fictieve sollicitaties (de eerdere praktijktesten) wel voor; dezelfde quota in de Raden van Bestuur van grotere bedrijven: daar worden goede krachten van het mannelijke kunne opzij geschoven voor mindere godinnen van het vrouwelijke kunne (en dat in tijden van genderfluïditeit!); cafébazen beslissen al lang niet meer of er in “hun” zaak gerookt mag worden of niet; stemt U in arren moede dan toch op het Vlaams Belang volgt de gewisse “exclusie” door van “inclusie” bezeten syndicaten of andere machtsgeile actoren van het middenveld. Zelfs het vocabularium waarmee U de werkelijkheid ooit zo treffend onder woorden wist te brengen, wordt voorwerp van de knechtende en beknottende onvrijheid waarmee U thans een utopisch universum wordt opgedrongen. Moeten we verdergaan?
Onder het mom van allerlei “veiligheden” (arbeids-, voedsel-, gezondheids-, verkeers- …) en een akelig benepen en achterbakse moraal, die het uitheemse laat prevaleren op het inheemse, wordt uw en mijn vrijheid vakkundig de nek omgewrongen. In de coronakomedie – of is het -tragedie? – staan we op twee millimeter van de herinvoering van de burgerlijke dood voor ten onrechte geheten anti-vaxxers! Eerder al werden wetenschappers die het officiële corona-riedeltje niet van harte en luidkeels meezongen, schaamteloos gebroodroofd. Vrijheid, zei U?
Gelijkheid
De “gelijkheid” komt er nog bekaaider vanaf. Gelijkheid voor de wet valt nog te behappen en na te streven! Maar gelijkheid in alle andere opzichten is een hallucinatie, een hersenspinsel, uiteindelijk niet meer dan suïcidaal zelfbedrog. Is de slimme gelijk aan de domme? De compleet gestoorde gek aan de doorsnee begaafde? De kromgewerkte Vlaming aan de jihadistische Afghaan? De brave huisvader aan de goorste crimineel? De sociale bouwer aan de maatschappelijke sloper? Het onwetende en ongelikte kind aan de belegen en belezen rijpere heer of dame?
De zucht naar een gelijkheid die verder gaat dan deze voor de wet, draait de wereld op zijn kop en baart datgene wat ze ooit wilde tegengaan: privileges! Nu niet meer voor rijkdom en macht, maar voor het abnormale, het illegale en het perverse.
Broederlijkheid
En dan de “broederlijkheid”; daar heeft men het altijd al lastig mee gehad. Bedoeling was solidariteit te creëren voor de stervelingen die men niet kende, maar wel deel uitmaakten van dezelfde gemeenschap: “leven als broeders onder elkaar”, was de idee. Daarvoor is echter een “natie” nodig, en die bestond al lang vóór de Verlichting. Het volstaat Huizinga te lezen om te weten dat, zeggen we, de Franse natie altijd al heeft bestaan, zelfs nog voor Frankrijk verlicht nationalistisch werd.
De Verlichting heeft de natie eerder ontdaan van zijn constitutieve elementen dan de natie bewaard of geschapen heeft. De gemeenschappelijke taal en dito geschiedenis, de gemeenschappelijke tradities, gewoonten en gebruiken, ja het ganse, gemeenschappelijke immateriële erfgoed werd opgeofferd voor een afgestempeld vodje papier: het paspoort, lidkaart van de gemeenschap en geldig in een tot op de centimeter nauwkeurig afgebakend territorium.
Het Vlaams-nationalisme van de N-VA vormt daar geen uitzondering op: ter gelegenheid van de mohammedaanse “vasten” verdringen ook N-VA-mandatarissen en zij die het graag zouden worden zich rond de copieus gedekte iftar-tafels van de natie-vreemden, maar “onze” Zwarte Piet moest wel zo nodig kleurenpiet worden om diezelfde natie-vreemde, “nieuwe” Belgen – en dus kiesvee – niet te schofferen.
Scheiding van Kerk en staat
De weg naar die gegeerde Verlichting laat al evenzeer een triestige beeld zien. Scheiding van Kerk en staat, heet nu de sloganeske garantie op staatskundig succes. Maar gescheiden hoefde Kerk en staat niet te worden, dat zijn ze altijd geweest! Als “twee zwaarden” hield de ene, de andere in bedwang en het staatsbestuur in evenwicht, soms lichtjes in het voordeel van de staat, dan weer van de Kerk. Ten tijde van Clovis spreekt men zelfs van een win-win: de Kerk leverde het intellect, de staat beschermde haar; later lagen ze wat meer op ramkoers, doch nimmer werd een van beiden een soeverein en oppermachtig lichaam. Van een theocratie is in Europa nooit sprake geweest; daarvan legt onze geschiedenis, indien niet opgetekend door de loge en voor wie het zien wil, voortdurend, ondubbelzinnig en nadrukkelijk getuigenis af! Tot die vervloekte Verlichting. Toen ontstond, onder het mom van de scheiding tussen Kerk en staat, de almacht en alleenheerschappij van de staat boven de Kerk. Het is beiden sindsdien allengs aan te zien. Uitgerekend Bart De Wever, historicus van opleiding, zou dat moeten weten! Maar onze ondertussen “verlichte” geest blijft voor deze waarheid tasten in het donkerste duister!
Wat zo’n alleenheersende staat – regerend zonder “externe” controle (bv. van een “concurrerende” Kerk die, wat er ook van moge gezegd zijn, andere heren te dienen had) – allemaal niet voortgebracht heeft, kan bijeengeveegd worden onder de noemer: menselijke catastrofes van de 19de en 20ste eeuw: liberalisme, marxisme, socialisme, communisme (in al zijn verderfelijke vormen), nationalisme, fascisme, nationaal-socialisme, anarchisme, (anders)globalisme, ecologisme … Zelfs het gebrekkig personalisme van de christendemocratie maakt hierop geen uitzondering! Al die onderscheiden “-ismen” hebben, soms met de beste bedoelingen, een systeem geschapen waarin één ding evenwel niet verdisconteerd zat: de unieke mens, enig in zijn soort en dus stuk voor stuk bijzonder, onvergelijkelijk, enig en eenmalig, onnavolgbaar en onovertroffen en daarom echt, authentiek en waar! Dat deze mens vergeten zou worden, stond in de sterren geschreven. Het is het onvermijdelijke, haast dwangmatige gevolg van een “on-mens-elijk” systeem dat de controle uitsluitend “intern” regelt.
Democratie
De grootste klucht hebben we tot het laatste gehouden. Nog eentje dus, om het af te leren: de “democratie”. Door die loutere interne controle binnen het systeem (wetgevende -, uitvoerende – en rechterlijke macht), leek de staat wel onoverwinnelijk! Het parlement zit immers volledig in de zak van de regering; en voor de politiek benoemde, ja ronduit activistische rechters: “la même chose!”
Zelfs de waakhond – de pers – werd in slaap gewiegd met zakken vol subsidiegeld. Geef toe, beste lezer, wie kan nog ernstig een Vlaamse of Belgische krant lezen zonder in een lachen uit te barsten, dat niettemin veel weg heeft van beschaamd huilen? Liefst nog met de pet op!
Heel Europa, wellicht heel de wereld, vermaakt zich kostelijk met een federale premier – moreel baken in tijden van covid – die het niet droog in de broek kan houden als hij, drassig en klef lekkend uit alle openingen, naar anale sexfilmpjes zit te loeren en vervolgens zijn functie schaamteloos misbruikt om de Italiaanse pornoactrice uit het filmpje op te bellen, waarna deze vunzig-blauwe familievader het blauwtje van z’n leven loopt … en de pers zwijgt als vermoord! Zelfs al weet ondertussen iedereen wat deze geniepige en virtuele anus-swaffelaar uitgespookt heeft; men blijft zwijgen als een graf: het graf van de onafhankelijke Vlaams-Belgische pers. Alle pers! Behalve ’t Scheldt natuurlijk, dat spreekt! Maar toch niet alleen de pers! Welke partij heeft in het parlementair vragenuurtje al de maat genomen van deze eerloze premier? Welke partij mat reeds de imagoschade op die ons land wereldwijd opliep? Dat bedoelen we dus! De interne controle van het systeem staat haarscherp op punt: zelfs de oppositie wordt gecontroleerd, in welke zin helemaal niet meer van een democratie kan gesproken worden.
Onze fictieve open democratische samenleving wordt geleid door feodale baronieën die alles wat geen zonlicht verdraagt, hermetisch weten af te sluiten. Met dit belangrijke verschil dat eertijds een welgemanierde elite de teugels in handen had, daar waar nu het morsige en obscene bezinksel bovendrijft. Bovendien zijn ze even dynastiek als weleer! Bij de namen: De Clercq, De Croo, Schiltz, Tobback, Van Rompuy, Coens, Detiège, Vanvelthoven, Vandenbossche … past de vraag: “Bedoelt U de oude of de jonge?” En geen van de “jongeren” evenaart schier het niveau van de “ouden”. En toch zet men verkiezing na verkiezing dezelfde creaturen in het pluche, die dan aanstonds democratisch overgaan tot de uitsluiting van de meerderheid die nog wel de volkswil vertegenwoordigt.
Jean-Jacques Rousseau
De vraag blijft dan toch waarom? Het antwoord ligt ons met grote ogen aan te gapen vanuit die verdomde Verlichting, diezelfde Verlichting die nu zo innig wordt omarmd door Bart De Wever. Het is te vinden bij Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), Frans filosoof en gedachtendief van Diderot. Hij had de gelaagde mens volledig gedemonteerd tot enkel de primitieve “bon sauvage” (goede wilde) overbleef; toestand waarin hij, geheel gesloopt en van alle ornamenten ontdaan, vrij was en gelijk aan alle anderen. Maar hoe moest dit naakte, eenkennige en wilde individu dan vertimmerd worden tot gemeenschapswezen? Tot “broederlijkheid?” Daarvoor bedacht Rousseau het “moi commun” (het gemene-ik). Met dit “moi commun” zijn alle latere -ismen aan de slag gegaan en hebben, bijna op Frankensteinse wijze, de massamens gewrocht. Laatste werkstuk in de rij heet de eenheidsmens, eerder een robot; onderworpen aan de beklemmende pensée unique. Net als de religie werd het particuliere denken verbannen naar de privévertrekken, in het openbaar denkt men zoals de rest, wat wil zeggen: zoals de luidruchtigste minderheid.
Ook de Grote Leider lijdt aan die pensée unique, die zelfs hem verhindert te zeggen waarop het staat. Vandaar die ommezwaai van Burke naar een vage, onbestemde Verlichting. Rechtstreeks zeggen dat zijn stad overspoeld wordt door uitheemse – stellig onverlichte – wezens die zijn “kostbare weefsel” aantasten, kan hij niet meer. Daarvoor is de “massamens” in hem teveel aan zet! Dus zoekt hij naar een omweg, zonder echter het pad van de pensée unique te verlaten en gaat hij overstag voor die splijtende Verlichting. De verlichting wordt de enige overblijvende roede waarmee de niet-verlichten kunnen geslagen worden. Dat hij daarmee evenzeer het kind met het badwater wegspoelt, is electoraal gezien niet meer dan collaterale schade.
Zou het helpen, denkt U, als de Grote Leider terug wat kilootjes aandikt, zoals voorheen? Wie zal het zeggen? Ondertussen kunnen we in deze door een overmaat aan Verlichting opgewarmde wereld niets anders dan uitkijken naar de sneeuw van weleer. Mais où sont les neiges d’antan?
**
Illustratie bovenaan artikel: Bart -Edmund Burke- De Wever
**

***