Italië in Crisis? Hoezo?

Je hoeft niet eens conservatief te zijn om intens van Italië – en bij uitbreiding van Zuid-Europa – te houden; een klare kijk op wat normaal en abnormaal mag heten en een druppeltje ontvankelijkheid voor menselijke warmte volstaan ruimschoots.

*

De zomerse trek naar het zuiden heeft heus niet alleen met het klimaat te maken. De batterijen worden niet zozeer aan de zon opgeladen, maar aan de sociale welwillendheid en hartelijke openheid van de zuidelijke ziel. Wie het “kostbare weefsel” niet enkel in het onbeduidende electorale woord wil horen en lezen, maar evenzeer in de maatschappelijke daad wil snuiven en proeven, heeft geen andere keuze: hij keert ’s zomers zuidwaarts!

De decalage van het mensbeeld tussen Noord- en Zuid-Europa is in de laatste decennia, door toedoen van de moloch die EU heet, enkel maar toegenomen: het noorden wordt bevolkt door in “woke” dwangbuizen gehesen progressieve androïden wier bloed werd vervangen door een totalitaire bedrading voorzien van gedragssensoren en een overeenkomstig schuld- en boetepatroon; het zuiden echter verstuift nog die diepere sanguinische menselijkheid die ons van een strikt binaire robot onderscheidt. Slecht wellicht voor de neoliberale “one-percenter-economics”, maar de mens vaart er wel bij!

Regenboog- of Vredesvlag?

In Italië geen – of toch veel minder – gender-krankzinnigheid en pride-decadentie. Prides zijn er overal in de laars, van Palermo tot Milaan, in deze laatste stad nog het dolst, maar daar trekt het uitzinnige feest van de decadentie op een avondschoft door een klein kwartier van de stad. De ontaarde stoet wordt er derwijze gecomprimeerd dat lieden die er geen boodschap aan hebben, royaal de kans krijgen hem te ontlopen. Na wat randanimatie maakt de regenboogvlag overigens netjes weer plaats voor die van de vrede, waaraan ze schaamteloos “ontleend” werd.

Vieze venten, drijvend in eigen vocht en met de behaarde zweetreet obligaat bloot, of de rist halve manwijven die voor de gelegenheid hun truttige tieten van een compleet overbodige BH hebben bevrijd, zijn in het zuiden een stuk minder blits dan de ideologisch geformatteerde noorderling zou willen aannemen. Met ijzerwaren gepiercete penissen worden er een stuk minder door de mannelijke strot geramd, net zomin als er kittelige clitorissen en gerafelde flamoezen, al dan niet geschoren of getrimd, de sierlijke slokdarm van elegante dames in wordt gegeseld. In Italië heerst op dit gebied nog vaker dan verhoopt de normaliteit, wat toch een verademing mag heten.

De lezer die in het voorgaande een milde vorm van homohaat zou bevroeden, moeten we helaas teleurstellen. De schunnigheden van de exhibitionistische exemplaren kunnen echter weinig “echte” homo’s bekoren. Zij, vaak reeds de zware rugzak van de zelfaanvaarding – en niet van de geveinsde discriminatie! – met zich torsend, gaan liever op in het behang dan mee te lopen in een processie van provocerende potloodventers. Gay prides dienen daarom de “lettersoepslurpers” evenveel als toren- en kerkpoepers de hetero’s dienen.

Het is toch niet omdat we aanvaarden dat sommige lui seksuele lust puren uit lichamelijke pijnen dat we dagelijks in de openbare ruimte moeten geconfronteerd worden met vrouwen die door hun liefhebbende echtgenoot publiekelijk worden afgeranseld? (Maar genoeg over de islamitische migratie). Laten we het dus maar even opnemen voor de “echte” specimina die, vaak ten onrechte, voor de linkse kar worden gespannen en al genoeg door “inheemse” taliban-dwepers in elkaar worden geslagen.

Klimaatangst (Climatofobie) of Zorgzaamheid voor het Milieu?

In Italië zijn er ook een stuk minder klimaat-angsthazen (climatofoben)! Italianen staan hoe dan ook een pak dichter bij de natuur – die overigens nog een aardig stuk meer voorradig is – dan de groene stikstofhoeren uit de lage landen! We mochten meermaals getuigen zijn van de talrijke jeugdkampen, ’s zomers ingericht door de katholieke kerk – maar dat hoeft, zonder het atheïstisch ressentiment te willen aanvuren, geen slecht nieuws te zijn. De drie maanden durende zomervakantie voor de schoolgaande jeugd, noopt nu eenmaal tot juveniele bezigheidsactiviteiten; en de resultaten zijn van een oogverblindende charme!

In Italië geen onderontwikkelde “kind-mongolen” die, met een rist ongediplomeerde acolieten in hun zog, de stedelijke biotoop intrekken om, onder het scanderen van seksueel getinte slogans die hun onervarenheid op dit gebied enkel benadrukken, op te komen voor het milieu, evenwel na hun doortocht de stad achterlaten als een plastieken mestvaalt van erzatz-etenswaren en bijhorende aseptische verpakkingen; maar een vijftig-, zestigtal uitbundig spelende en picknickende jongeren die, onder begeleiding van slechts drie of vier volwassenen, de boel keurig opgeruimd achterlaten. Na hun vertrek op het strand of in het park bespeurt niemand nog hun eerdere aanwezigheid, of het moet zijn voor de drie netjes gevulde en afgesloten vuilniszakken die, fraai getast rond de afvalcontainer, getuigen van een katholiek rentmeesterschap dat, qua milieubewustheid, de groene bekrompenheid meermaals overtreft!

Omgekeerde “Taalnazi” of Vrije Spraak?

En ook de van ex-clusie uitpuilende in-clusieve woke-onzin wordt door de doorsnee Italiaan niet van harte aan de borst gedrukt. Je houdt die geamerikaniseerde dwaasheid, waar het identiteitsarme noorden zó ontvankelijk voor is, niet helemaal buiten de deur, maar “Giovanni met de Pet” wil er over het algemeen toch geen boodschap aan hebben. Veel heeft te maken met het “campanilismo”, de liefde voor de geboortegrond of –stad, dat in het nog steeds getraumatiseerde Duitsland (WO II), in het van oude glorie doordrenkte Frankrijk (ooit was er eens… de Franse natie) of in de tolerantiezieke Nederlanden (Erasmus wrongly revisited) vaak globalistisch en minachtend wordt weggezet als “kerktorenmentaliteit”. Maar laat het nu net die op menselijke maat gesneden en behaaglijke kerktorenmentaliteit zijn die vaak de onmiskenbare voorwaarde vormt voor het basisrespect waarmee de traditie en de eigen geschiedenis, maar ook het milieu, tegemoet getreden wordt.

Eigenlijk zit die intermenselijke toegenegenheid reeds ingeschapen in de Italiaanse taal, waarin de formele aanspreekvormen hun maatschappelijke betekenis nog niet hebben verloren aan het commercieel “jijen en jouwen” van de doordeweekse settentrionale telemarketeer. Wie het natuurlijke en o zo menselijke “campanilismo” naar waarde weet te schatten – zei trouwens Goethe al niet dat onze zintuigen voornamelijk tot hun recht komen in “nabijheid”? – heeft aan de Italiaan een open, vriendelijke, vrij sprekende, minstens uitermate beleefde ziel die grossiert in echtheid en zich niet laat ringeloren door de Amerikaanse, taalnazistische “import-newspeak” van een samenleving op drift. Het sprankeltje Italiaanse melancholie mag dan dienen als kers op de taart. Hetzelfde kan trouwens evenzeer gelden voor heel die “soft underbelly of Europe”. In het “Italia profonda” heerst nog steeds een hartelijkheid en minzaamheid die enkel verpletterd kan worden door een leeghoofdig massatoerisme; het is de centra van de grote steden aan te zien.

Het getuigt toch van een splijtende historische ironie dat uitgerekend in het land waar ene Benito Mussolini het aan het futurisme schatplichtige fascisme muntte – niet enkel om het verderfelijke communisme tot staan te brengen maar evenzeer om Italië mee te laten spelen in het Europese concert der naties en het schiereiland op de kaart te zetten (de oude Italiaanse droom) – de vergane beschaving van het Avondland en de dito gemoedelijkheid het langst overleeft! Aan de linkse onverlaat om de onbevattelijke wereldculturen te omarmen, laat de weldenker maar alvast beginnen met de eigen cultuur! Want de wereld is van iedereen, maar de respectievelijke Europese staten zijn dat vooralsnog gelukkig niet. Een waarheid die men menig Italiaan niet eens hoeft uit te leggen.

Opgefokt individualisme of Sociaal Humanisme?

En zo komt het dat je in de Italiaanse supermercato (supermarkt) plompverloren een “Permesso?” (Mag ik even?) kunt horen weerklinken, lieftallig uitgestoten door een machoman die even moet passeren, in plaats van een boude por in de rug te voelen van een ongelikte bruut die vindt dat hij geen enkel recht op doorgang heeft verbeurd omdat hij “toch ook alles betaald heeft”; of valt het voor dat je met gefocuste ogen, de rayons geconcentreerd monsterend, bij een Italiaanse hommel aanbelandt die, hetzelfde karwei klarend, zich even omdraait en een gemeende maar in wezen overbodige “scusi” (excuseert u me!) door de hal laat kletteren, omdat zij er, volkomen ten onrechte overigens, van uitging dat ze jou stoorde.

Zo gebeurt het evenzeer dat je net iets te laat bij jouw lievelings-gelateria (ijssalon) arriveert, waar de opkuis al ruim gevorderd is maar toch aan de “commesso” (winkelbediende) vraagt of de winkel nog geopend is; als antwoord van de bediende een “beh” te horen krijgt, vergezeld van dat typisch Italiaans gebaar van de dichtgevouwen hand met de vingers naar boven gericht, gevolgd door een “wat zal het zijn, meneer?” Waarna de reeds keurig in de diepvries gestouwde smaken een voor een weer uitgepakt worden om u toch nog van dienst te kunnen zijn. Heel andere koek dan het over-gemaquilleerde en van valse nagels voorziene boetiekwijf uit onze contreien dat niet eens nog weet wat het te slijten heeft, mogelijks alleen nog maar iets onverstaanbaars in het steenkool-Engels terug kan bazelen, maar des te meer weet heeft van de uren van haar dienstrooster.

En zo komt het in Italië zelfs zomaar voor dat voetgangers je bedanken wanneer je ze als automobilist de straat laat oversteken of fietsers even wachten om de weg op te scheren, in plaats van zich te voet of gezeten op hun stalen ros, voor de wielen van de wagen te gooien; bovendien ook nog eens bezwaard met en ondergedompeld in die buitengewoon zonderlinge geestesgesteldheid, waarin autistische doodsverachting en rechtsconsumentistische arrogantie wedijveren om de voorrang. Van pestmaatregelen tegen autobezitters is niet de rede, althans “nog niet”; veel zal afhangen van de mate waarin de Brusselse dictatuur verder verzuipt in de volstrekt enggeestige en geborneerde klimaatideologie en haar overbetaalde lobbyisten op hun wenken blijft bedienen.

Met de Handen aan het Werk of met het Hoofd tegen de Muur?

Nu is het ook weer niet zo dat in Italië alles peis en vree zou zijn. Ook de Italianen krijgen hun particuliere portie kommer en kwel over het blote hoofd gegoten! De enorm zwaarwegende jeugdwerkloosheid, de immobiliserende bureaucratie en de aanhoudende landsvlucht van de eerder materialistisch gepreoccupeerde Italianen naar andere delen van de wereld (om er maar enkele te noemen) lezen als het spiegelbeeld van de onmacht – al niet onkunde – van de plaatselijke Italiaanse politiek om werkgelegenheid te creëren in eigen streek, de versplintering van het politieke landschap na jaren van christendemocratische (DC) particratie of de blijvende en vergrendelende hand van de maffia in haast alle bestuurlijke aangelegenheden.

Nochtans zijn de Italianen een hardwerkend volkje; La Dolce Vita of Il Dolce Far Niente zijn slechts moderne mythen uit de jaren ’50 van vorige eeuw, in het leven geroepen om het fascistische Ventennio (periode van 20 jaar) en de daaropvolgende verscheurende burgeroorlog te vergeten. Vele Italianen nemen echter niet langer dan een weekje jaarlijks verlof (rond Ferragosto, 15 augustus), wat voor buitenlandse werknemers best wel wennen is; en ook temperaturen van boven de 30 graden houdt de Italiaan niet thuis, zoals in ons climatofobisch en overgesyndiceerd apenlandje. Probleem blijft het volslagen gebrek aan organisatietalent! Vooral dàt laat de Italianen keer op keer met het hoofd tegen de muur lopen.

Al zou Italië, Italië niet zijn, wanneer dit gebrek aan organisatietalent ook geen charmante bijwerking heeft. Het “leven en laten leven” dat wij, koele noordelingen, tot voor kort ook nog kenden, is er springlevend. Italianen zijn “arrangeurs” bij uitstek, in alle betekenissen van het woord! Dingen die het hebben begeven, worden er vaak nog gewoon gerepareerd zodat je, om maar iets te zeggen, voor een minuscule sensor die even dienst weigert, geen nieuwe wasmachine hoeft te kopen. Wij blij, zij blij; en het is, in tegenstelling tot onze wegwerpmaatschappij, toch ook een heel stuk milieuvriendelijker! Dat er daarbij soms al eens een paar euro onder de toonbank verdwijnt, nemen we er graag bij. Voor het milieu, dat spreekt! En toch ook omdat de lonen in de laars beduidend lager liggen dan in Vlaanderen.

Lokale eigenheid of Europese Grootkapitalisten?

Dit bekoorlijke beeld van het schiereiland heeft echter de laatste jaren een aantal onmiskenbare politieke deuken gekregen. Met de komst van de steenrijke bankier Mario Draghi als “Presidente del Consiglio” (premier) werd immers voluit de kaart getrokken van het neoliberale één-procent-globalisme, dat welvaart schept voor enkelen ten koste van het welzijn van velen. Sinds de 19de eeuwse eenmaking van het land (1870) spreekt men in Italië al onbehouwen over “il paese legale” (het wettelijke land) en “il paese reale” (het werkelijke land); een klievende tweedeling die door “one-percenter” Draghi het schiereiland allengs nog meer verscheurd.

Het verhaal van de “stabilimenti balneari” (strandpaviljoenen) mag hier gerust als voorbeeld dienen. Met “stabilimento balneare” of strandpaviljoen wordt de zetelverhuur op de stranden bedoeld, meestal vergezeld van een mobiele bar (drank- en eetgelegenheid). Die zijn allemaal nog in handen van familiebedrijfjes (ouders en kinderen, soms zelfs kleinkinderen) die er de kost mee verdienen, maar er niet eens “zo rijk als een bankier” mee zullen worden. Elke vijf jaar wordt op de vergunningen voor die stabilimenti geboden en steken de uitbaters zich in de schulden, in de hoop die middels zetelverhuur en eten- en drankverkoop te kunnen afbetalen en er nog iets voor het eigen levensonderhoud aan over te houden ook. Dat systeem mag nu niet meer van moloch EU: concurrentievervalsing heet het in die wereldvreemde middens. De handel dient thans opgetrokken te worden naar Europese investeerders à la Center Parcs, Landal Green of andere mercantiele zwaargewichten. Daar kunnen de familiale bedrijfjes natuurlijk niet tegenop. Alweer zal dus de lokale diversiteit de duimen moeten leggen voor de grootgrondbezitterige eenheidsworst van een overtollig vette EU en haar zeloten als Mario Draghi.

Het Draghi-Kabinet: Nationale eenheid of Neoliberaal Verderf?

Draghi – de premier met de Hush Puppie-oogjes en de bovenmatig gevulde eigen beurs – is, na Mario Monti (oud-Euro-Commissaris) en Giuseppe Conte (advocaat/hoogleraar, na zijn twee rampkabinetten leider van de, ook alweer gesplitste, Vijfsterrenbeweging), de derde “zero voter” (niet verkozen) die “technocratische premier” van Italië werd. Met de lodderige ogen gericht op de coronamiljoenen, die de EU voor Italië veil heeft (de zgn. NextGenerationEU), was het zijn opdracht Italië bij de neoliberale tijd te halen. Daarin is ook hij, gelukkig en vooralsnog, niet geslaagd! De verlossende doodsklok luidde op 21 juli toen hij, ten tweede male in goed een week, het ontslag van zijn regering Draghi indiende bij president Sergio Mattarella, die ditmaal wel aanvaardde. Mattarella, een linkse oud-DC-coryfee (christendemocraat), werd op 29 januari, na de rampzalige presidentsverkiezingen en bij gebrek aan beter, tot Italiaans president herkozen zodat Draghi, die eveneens kanshebber was, met zijn regering van vermeende “nationale eenheid”, de even vermeende “nationale stabiliteit” verder zou kunnen waarborgen. Dat werd ‘m dus – zoals gezegd: gelukkig – niet!

De enige stabiliteit die door het toenmalig aanblijven van Draghi gewaarborgd werd, was niet de nationale, maar de partijpolitieke! In het geval immers Draghi president zou geworden zijn, lagen er nieuwe verkiezingen op de loer: een regelrecht rampspoedscenario zowel voor links – dat na de smeergeldaffaire uit 1992 (Tangentopoli) nooit nog een vuist wist te maken (niet met Olijfboom-koorddanser Romano Prodi, noch met de onzinnige Spring in ’t Veld Matteo Renzi en al helemaal niet met “interim” grijze muis Paolo Gentiloni of met vijg Enrico Letta, de huidige leider van de PD) – als voor de M5S (Vijfsterrenbeweging) van dorpsgek Beppe Grillo – die, na het debacle tussen de eerder gematigdere Giuseppe Conte (leider van de M5S) en de oorlogszuchtige minister van Buitenlandse Zaken Luigi Di Maio, welke in de Oekraïnecrisis zo nodig weer eens “langs de goede kant van de geschiedenis” wilde gaan staan, verder versplinterde in twee partijen en electoraal van geen betekenis meer is.

Draghi of Meloni?

En hoe vergaat het Matteo Salvini (Lega) nog? Ook de Lega maakte deel uit van het naar links afbuigende Draghi-kabinet: een politiek spel dat hij beter niet gespeeld had, want de regeringsdeelname heeft hem enkel windeieren gelegd; een tweede majeure inschattingsfout van de Legaleider, nadat hij ook al de stekker uit het kabinet Conte I trok maar in Conte II met lege handen aan de kant bleef staan. Dat akkefietje werd natuurlijk niet zo snel vergeten door neoliberale intrigant Mario Draghi, die behendig om de core business van de Lega – de loodzware Lampedusa-migratie – heen fietste. De leeuw Salvini werd een poezelig poesje in het Draghi-kabinet, zelfs niet eens nog bij machte om achter de stabilimento-vergunningshouders te gaan staan. Hij heeft omwille van de smeer wellicht iets teveel de “kandeleer” van de macht gelikt. Benieuwd hoe het hem bij de komende verkiezingen zal vergaan.

Problemen verzwijgen – evenzeer een typisch Belgisch recept overigens! – laat ze uiteraard niet verdwijnen, wel integendeel! Met elk bijkomend door hangmigranten gevuld grootstedelijk portaal, steeg in de peilingen het stemmenaantal voor Giorgia Meloni (Fratelli d’Italia). Deze uitgeslapen tante leidt de enige partij die niet tot de Draghiaanse nationale eenheid toetrad; een beslissing die haar nu een “maagdenvoordeel” oplevert, haast gelijk aan een kanseliersbonus! De pers in binnen- en buitenland haten haar diep en focussen slechts op haar migranten- en veiligheidsstandpunt, terwijl het programma van haar partij net iets rijker is dan dat: zij wil grosso modo de aloude “Italianità” herstellen, waar de Italianen zo tuk op zijn maar dat weinig uitstaans heeft met het globalistisch en multicultureel geleuter van de blinde EU-fanatici. Als het nu verkiezingen zouden zijn, wint Meloni met de vingers in de neus: in de peilingen blijft ze (met een tiende procentpunt) voorliggen op de PD van Letta …

… al houden we in Italië liefst altijd een slag om de arm: primo heeft Italië een niet al te beste historische reputatie als het op “vervalsingen” van belangrijke referenda (en waarom dan ook geen verkiezingen?) aankomt; bovendien en secundo, kan Draghi nog steeds een “draak” met twee levens blijken: zijn te bejubelen vertrek als premier zou wel eens een niet te bejubelen terugkeer als president kunnen inluiden. Daarvoor moet de oude Mattarella enkel aftreden, wat hem al voorgedaan werd door president Giorgio Napolitano, die het als president in zijn tweede ambtstermijn na twee jaar (van de zeven) voor bekeken hield. Draghi zou zelfs niet de eerste voormalige premier zijn die tot het presidentschap geroepen wordt: dat was Carlo Azeglio Ciampi, ook al een bankier! Met Draghi als president en Meloni als premier stevenen we geheid af op een moeilijke “cohabitation”, zeker als men bedenkt dat het presidentschap de laatste decennia een stuk minder ceremonieel wordt ingevuld dan constitutioneel verankerd werd.

Afspraak 25 September …

Op 25 september weten we meer want dan zijn het, na jaren van teveel presidentieel benoemde technocratische “kabinetsdoorstarten”, afgewisseld met de tussentijdse knoeiboelen van links, eindelijk nog eens echte verkiezingen! Het vertrek van Draghi mag, daarom alleen al, een stevige overwinning voor de democratie heten! In de campagne doet men er natuurlijk alles aan om de perfecte karaktermoord op Meloni te voltrekken. Maar de kranig wijfje houdt vooralsnog stand. Voor de regimepers het bewijs dat Italië in crisis verkeerd. Hoezo dan toch? Italië kan op 25 september eindelijk terug voor de gewone menselijkheid kiezen. Dat is toch wel een crisette waard!

De vraag blijft of het immense Italiaanse schiereiland het kleine – maar o zo grote! – gemoedelijke leven der “Italianità” verkiest boven de globalistische nietszeggendheid van een verzopen links-zonder-verhaal. Laten we hopen dat het druppeltje ontvankelijkheid voor menselijke warmte, liefst ruimschoots, zal volstaan om van het land en zijn inwoners te blijven houden en dat het “kostbare Italiaanse weefsel” niet verder bedreigd wordt door afgedragen neoliberale waanzin van een “one-precenter”! Sta me daarom toe te eindigen met een zeer vrijelijke en persoonlijke parafrase op Don Fabrizio’s leus uit de Tijgerkat: “Tutto viene e tutto passa, speriamo che non tutto cambi” (Alles komt en alles gaat, laten we hopen dat niet alles verandert), want opdat alles hetzelfde zou blijven, moet er, politiek gezien, een heleboel veranderen in Italië.

**

STEUN ‘TSCHELDT

**