Open brief aan Jinnih Beels

Hey Jinnih,

Ik neem aan dat je er niks op tegen zal hebben als ik jou in deze brief tutoyeer. Het gezellig socialisme verdraagt toch al lang geen wellevendheidsnormen meer. Het “wij der gelijken”, weet je wel, lekker gezellig onder elkaar en als gelijken tussen de QR-pot en de mondvod-pint! Jij en jou bekt overigens ook gewoon een stuk makkelijker. Niet dan? Bij deze dus. Jou wil ik vandaag een briefje schrijven. Er moet me, lieve Jinnih, namelijk iets van het hart, Ik heb, zoals ze dat zeggen, iets op mijn lever liggen. En ik weet het wel, er is al over geschreven, maar de zaak die me de maag splitst, is zó belangrijk, dat die paar woordjes “en plus” jou niet zullen deren. Ten andere, olijke Jinnih, wat kan jou vandaag de dag nog wel deren? Afgezien dan natuurlijk van electoraal gewin!

Misschien voel je zelfs al een paar druppels nattigheid uit de staalblauwe lentehemel vallen? Want, jawel, het gaat nog steeds over dat gruwelijke plan van jou om drugs, waaronder cocaïne, door de stad verkoopbaar te laten stellen. Misschien wel, wie weet, in die kleine spelonkjes onder het stadhuis, die jullie toch niet verhuurd krijgen. Dat zou pas een symbolische daad zijn: een profijtig lijntje, vrij verkrijgbaar, in het baardeloze beleidscentrum! Pas op, dat is nu ook al vaak het geval maar dan toch een stuk stiekemer! Vele politici vertonen immers zoveel symptomen van stupefiante opgefoktheid dat je zelfs geen scheermes van Van Ockham meer behoeft om de voor de hand liggende reden ervan bloot te leggen. Goh, stel je voor zeg, de politiek op ’t Schoon Verdiep, nooit meer in ‘t geniep!

Er werden ondertussen bibliotheken gevuld met wetten die ons allemaal moeten beschermen; meestal tegen het lot van het gewone leven van alledag…

Het zal allemaal wel zijn voordelen hebben, bevallige Jinnih, maar geef toe … er blijft toch iets knagen. Leven wij dan niet in tijden die, vaak op het maniakale af, gepreoccupeerd zijn met een of andere vorm van “veiligheid?” Zelfs niet op de eerste plaats de veiligheid die er bovenal toe doet: de veiligheid van de burger tegen de alomtegenwoordige criminaliteit; nee, het gaat vaker over verkeersveiligheid, over voedselveiligheid, arbeidsveiligheid, gegevensveiligheid, coronaveiligheid, klimaatveiligheid … roddelpraat-veiligheid (vaak een eufemisme voor een tegen beter weten in ontkende waarheid). En dan is er uiteraard ook die andere kant van de veiligheid: de bescherming! Er werden ondertussen bibliotheken gevuld met wetten die ons allemaal moeten beschermen; meestal tegen het lot van het gewone leven van alledag.

De mens geraakt gaandeweg verstikt in het wetgevende harnas van de blikken bescherming die hem van de geboorte tot de dood, van de winter tot de zomer en van ’s morgens tot ’s avond voorschrijft hoe hij moet opstaan, wanneer hij moet gaan slapen, hoeveel bier of wijn hij mag drinken, wat hij nog mag zeggen, vooral: wanneer hij moet zwijgen en zelfs wat hij moet denken, waar hij een degout van mag hebben, en waarvan hij moet kotsen! Alles wat nog mag, kan en moet staat ondertussen zó mijlenver van wat een normaal mens in normale omstandigheden zou willen mogen, kunnen en moeten, dat de “handleiding voor het menszijn” al duizenden en duizenden bladzijden dik geworden is. Allemaal naadloos bedacht in de ivoren torens van de kabinetten; en allemaal uiteraard “voor onze veiligheid en ons gemak!”

Eén veiligheid (en dus ook één vorm van bescherming) ligt nochtans behoorlijk wat moeilijker. De “beleidsveiligheid!” Die werd, frivole Jinnih, compleet en genadeloos over het hoofd gezien. De Beleidsveiligheid zou je kunnen omschrijven als de bescherming van de burger tegen al te bezopen en krankzinnige reglementen en regeltjes die opgelegd worden door de diva’s van de politiek! Een groot probleem, dartele Jinnih, want in de hitte van de kolderieke geldingsdrang en het electoraal provincialisme versmelten zich alle beleidsniveaus tot een onverbrekelijke legering van ijzersterke dwaasheid; de alliage van de politieke waanzin. Met als exponenten: Tinne Van der Straeten op federaal vlak, Wouter Beke op Vlaams niveau en … enfin, ge begrijpt me wel.

Want nu niet voor ’t een of ’t ander, charmante Jinnih, maar op welke blauwe maandag ben jij, toch een madam van de wereld, op het gedacht gekomen om van ‘t stad een drugsdealer te maken? Ontploffen er nog niet genoeg granaten, misschien? Of nog erger, hoe lang heb jij niet lopen zoeken naar een “professor Cocaïnologie” die na een tripperig weekend nog stoned genoeg was om het, samen met jou, een goed idee te vinden? Ik heb zelfs gehoord dat ge helemaal tot in Gent zijt moeten stappen om zo’n specimen te vinden. Maar schatteke toch! Da’s goed voor de lijn, maar wel lastig als ge verhangen zijt aan “het lijntje”, hé! Weet gij trouwens wel wat zo’n lijntje doet? Niet alleen met de mens; maar evenzeer met heel de samenleving? Nee? Wel, dan heb ik een tip voor jou. Vorig jaar is er een boek verschenen van de Italiaanse schrijver-journalist Nicola Lagioia, met als titel “La Città dei Vivi”, die dat heel beklijvend beschrijft.

Vreest niet, vlotte Jinnih, het boek is vertaald in het Nederlands onder de titel: “Stad der Levenden”, uitgegeven bij de Bezige Bij (2022, Amsterdam, 478 blz.) Angstaanjagend boek, dat verhaalt over de moord, in Rome, op ene Luca Varani, een prille twintiger. De compleet gedrogeerde beulen heetten Marco Prato en Manuel Foffo, twee late twintigers in de “fleur van hun leven.” Verplichte lectuur, jeuïge Jinnih! Ook al lopen de ijskoude rillingen je, van begin tot eind, over de rug. Het boek leest als een trein, hoewel je het toch aldoor terzijde wil leggen, je wilt het niet weten, je wil er niks mee te maken hebben; maar de vragen die het oproept, zijn zo indringend, zo menselijk, ja zelfs zo alledaags – ook al is het milieu zo verschillend van het mijne en – wie weet zelfs? – ook het jouwe – dat je verder blijft lezen. Wil je waarlijk weten in welke wereld we leven, zegenrijke en fortuinlijke Jinnih, lees het dan in één ruk uit! Het kabinet kan gewis wel een dag of drie zonder jou verder.

Payboy

Luca was een doodgewone jongen uit het arbeidersmilieu van de Romeinse wijk La Storta; altijd op zoek naar makkelijk geld hoewel hij nochtans, tot ieders voldoening, in een garage werkte. Hij had een vriendinnetje, Marta Gaia Sebastiani maar kluste, zonder dat iemand van zijn directe familie het wist, wat bij als “ actieve payboy” (niet penetrerende, noch te penetreren homohoer die “zijn geval” alleen ter beschikking stelt voor orale afwerking door derden). Toegeven, dat is niet echt “doodgewoon” maar voor jouw partij, gewillige Jinnih, al lang geen punt meer! Luca was op zijn manier gelukkig en goedlachs … tot hij op 4 maart 2016 door Marco Prato, een gay-eventmanager, opgebeld en uitgenodigd werd op het appartement van Manuel Foffo in Collatino (Oost Rome), waar hij met drugs en drank (deels buiten zijn wil) verdoofd werd, nadien walgelijk verkracht, om vervolgens urenlang met een hamer en een mes gemarteld en uiteindelijk monsterlijk vermoord te worden. De wetsdokter kon de ultieme messteek of hamerslag niet bepalen. Stijf van de cocaïne bleef z’n hart maar kloppen: hij bloede, finaal en uit alle openingen van zijn lijf, dood.

De zaak hield Rome voor maanden in de ban, niet zozeer omwille van de gruwelijkheid der feiten (dat ook!), maar voornamelijk omdat de moordenaars net zo alledaags en doorsnee waren als een cornetto bij de cappuccino. Foffo studeerde met lange tanden rechten en woonde in een appartement, boven dat van zijn ouders in hetzelfde palazzo. Hij kwam eerder wat lui – om niet te zeggen saai – over maar was verder volkomen goedaardig. Prato organiseerde events in de homoscene, was sympathiek, goed van de tongriem gesneden, rechtschapen, fideel en innemend en bijna zo onschadelijk als een gekooide veldhamster in een loopwiel. Wat van hen bloeddorstige monsters van eerste garnituur maakte, heilloze hellevorsten van de rottigheid, lieftallige Jinnih, was de cocaïne, hetzelfde spul dat jij zo graag aan favorabel tarief, op grote schaal en zonder drempels door de stad zelf wil laten verspreiden onder het godsvolk.

De cocaïnetrip van beide beenhouwers duurde dik drie dolle dagen; een tijd waarin ze de grip op de realiteit gaandeweg omruilden voor morbide fantasieën over gore seks en verkrachting, uiteindelijk over moord en doodslag. En diezelfde fantasieën metamorfoseerden zich op hun beurt en even stelselmatig weer tot de gedrogeerde realiteit, solitair gekerkerd in de door coke bevangen geesten, die Luca Varani voorgoed fataal werd. Hij kan het niet meer navertellen. In een opeenvolging van terugkerende sadistische bevliegingen staken ze het kleine lemmet van hun mes in de zij, in de buik, in de armen en de benen van het slachtoffer; sneden ze hem de keel over om hem tot zwijgen te brengen; sloegen met een hamer Luca’s tanden stuk; geselde zijn aangezicht en kwakten ‘m uiteindelijk de schedel in. Het duurde trouwens nog even vooraleer de versuffing van de coke was uitgewerkt en de slagers zich bewust werden van de volle omvang van hun bloederige afslachting.

Nu hoor ik jou, gladde Jinnih, al denken over een betweterig weerwoord, want je blijft natuurlijk een politica, en die moeten altijd gelijk hebben, hoe lichtzinnig en roekeloos ook de gedachte! Je zal misschien willen zeggen: “Maar dan hebben we de circulatie van cocaïne toch stevig onder controle.” Controle is – zeker na de doortocht van die autistische geldpyromaan – het socialistische walhalla geworden. Alsof de “sneeuwhunker” zich laat klemmen in de nine to five-dienstregeling van jouw stadhuisspelonkje vol spul! Of alsof de “gezellige granaatgooiers” zich de bedwelmende kaas van hun dope-boterhammetje gaan laten eten! Jinnih toch! Dat lijkt me eerder een toepassing van het adagium: “Het socialisme zal naïef zijn, of niet zijn!”

Of misschien doe jij wel vrolijk mee met de relativerende goedgelovigheid van die kinderlijke voorzitter van jou en zeg je: “Maar niet elke cocaïnejunk pleegt moorden!” Dat weet Connertje wellicht van z’n lockdownfeestjes op de boot in Zuid-Frankrijk! Maar alweer klinkt de fout-beep, “puuuiiit”; spijtig, geen volgende ronde voor jou, maar je was een sympathiek kandidaat. Want dit argument haalt namelijk heel jullie “preventief” veiligheidsbeleid onderuit! Niet elke automobilist die 80 km/h in de bebouwde kom rijdt, maait immers fietsers omver; niet elke ongehelmde bouwvakker valt van zijn eigen stelling te pletter; niet elke ongecontroleerde biefstuk veroorzaakt salmonella; niet elke coronazieke besmet gezonde mensen; zelfs niet elke zaadcel verwekt kindjes! Met deze uitvlucht ga je het dus ook al niet redden. Jammer, maar helaas.

Blij dat ik dat toch even mocht zeggen! Ik ben daarmee, dynamische Jinnih, bijna aan het eind van mijn briefje gekomen; ik wil je echter niet met lege handen terug naar jouw cocaïnegrot onder het stadhuis sturen. Want alles is nog niet verloren. Maar dan moet je nu wel in actie schieten! Op het einde van het boek van Lagioia valt immers de onvermijdelijke vraag: “Waarom gaan op het eerste gezicht doodnormale jonge mensen zich plots te buiten aan teugelloos en excessief geweld?” Het antwoord op die vraag is vreemd genoeg van een onthutsende eenvoud: “Omdat ze zich, ondanks alles, uitzonderlijk eenzaam en alleen op de wereld voelen”. Voeg daar nog bij: “Omdat ze zich existentieel vervelen (teveel vrije tijd)”, en ook: “Omdat er geen sociale controle meer is”. Teveel socialistische haarkloverij heeft de hele samenleving, zo te zien, in een iuxta uit elkaar gespeeld.

Leg dus, energieke Jinnih, dat voorzitterskind van jullie maar te bed, gooi die partijpyromaan stante pede terug buiten (vraag maar aan “de neus”, Caroline Gennez, hoe je dat doet!) en keer terug naar jouw “roots!” Nee, niet naar Indië, maar naar de socialistische roots! Loop derhalve niet elke achterlijke en zwakzinnige minderheid om electorale redenen achterna en bejubel wat minder alle particuliere afwijkingen (met die afwijkingen sta je toch meestal alleen); zet de werkman eens terug op een pied de stalle en herstel de arbeidsfierheid en -vreugde in plaats van de leisure; herwaardeer opnieuw de ambachtelijke vruchten van de arbeid in plaats van te koketteren met de gecomputeriseerde en gerobotiseerde vervreemding; bouw opnieuw aan een samenleving op grond van grootste gemene delers en gebruikelijke doorsneden en, tot slot, versuf en bedwelm noch jezelf, noch de samenleving met moordend spul: dat genereert alleen maar zwaar verminkte lijken. En daar zitten de socialistische kasten nog vol van!

Afgesproken, beste Jinnih?

Silvius Brabo

**

Illustratie: Jinnih-waar-zit-dat-haartje-op-mijn-kin-Beels 

**