De redactie van ‘tScheldt vraagt aan de redactie van HUMO onverwijld, en zonder enige vorm van compromis het onderstaande Recht van Antwoord te publiceren aangaande één van haar partners en tal van haar medewerkers.
**
RECHT VAN ANTWOORD
Advocatenkantoor PIET VAN EECKHAUT
Frank SCHEERLINCK – Nina VAN EECKHAUT*
Ellen BAELE
Pieterjan VAN MUYSEN
Soraya LOUAHRANI
Annelien COBBAUT
Romanie JANNIS
Pieter STUBBE
*Certificaat bijzondere opleiding jeugdrecht
Martelaarslaan 134
9000 GENT
Tel.: 09/225.45.01 09/225.63.16
Fax: 09/223.09.37
http://www.vaneeckhaut.be
[email protected]
BE 46 6451 2773 9436 (JVBA BE 22)
BE88 6301 9514 2841 (BBRU BE BB) (derden)
BTW BE 0887.791.213
HUMO NV
t.a.v. de heer Jan Antonissen, de heer Jan Stevens en de heer Bart Vanegeren
Mediaplein 1, 2018 Antwerpen
Mail: [email protected]
Per aangetekend schrijven
Gent, 28 september 2023
Geachte heer Antonissen,
Geachte heer Stevens,
Geachte heer Vanegeren,
Geachte medewerker van Humo,
O. Ref.: BUF23113 – Gert Van Mol/HUMO
Dit schrijven richt ik u in mijn hoedanigheid van de raadsman van de heer Gert Van Mol.
Over mijn cliënt verscheen op 26 september 2023 een artikel getiteld ‘Achter de schermen van de website ’t Scheldt (1): het geheime wapen van radicaal-rechts’ in zowel de papieren uitgave van uw blad, als via verschillende online kanalen.
Bovendien werd eveneens op de voorpagina van de editie van uw magazine dd. 26 september 2023 als volgt gekopt: ‘OPERATIE BESCHADIGING – de website ’t Scheldt: het vuile wapen van radicaal-rechts’.
Daarnaast werden verschillende vervolgartikels gewijd aan het onderwerp gepubliceerd, alsook mocht cliënt vernemen dat er de komende weken een ganse reeks aan artikelen zal worden gepubliceerd omtrent zijn persoon en de website ’t Scheldt.
Dit artikel heeft cliënt werkelijk geschokt, gelet op de inhoud ervan en de manier waarop de informatie die wordt uitgesponnen in het stuk werd verkregen.
Cliënt wenst dan ook gebruik te maken van zijn recht van antwoord en op de rechtzetting.
Dit antwoord vanwege cliënt dient te worden gepubliceerd in de papieren uitgave van uw magazine, alsook online op dezelfde plaats met eenzelfde zichtbaarheid en bereikbaarheid als het oorspronkelijk gepubliceerde artikel en in dezelfde grootte. Bovendien dient ernaar te worden verwezen op de voorpagina van uw geschreven magazine, gelet op het gegeven dat het oorspronkelijke artikel werd aangekondigd op de voorpagina van desbetreffende editie. Een korte vermelding op een van de achterste pagina’s van het blad en in een artikel op de website dat amper zichtbaar is, volstaan dan ook niet.
Voor alle duidelijkheid breng ik u de Wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord in herinnering, en meer specifiek Hoofdstuk 1, artikelen 1-6 van deze wet.
Cliënt wenst bovendien reeds te benadrukken dat geen onderhandelingen zullen worden gevoerd omtrent zijn antwoord.
Het hiernavolgende (italics) wenst cliënt te antwoorden en dient bijgevolg integraal te worden gepubliceerd.
“Reactie op: ‘Achter de schermen van de website ’t Scheldt (1): het geheime wapen van radicaal-rechts’
Eerst en vooral wenst cliënt te benadrukken dat er niet op de inhoud van de communicatie zal worden ingegaan. Dit gelet op het gegeven dat deze informatie eveneens minstens deels onderdeel uitmaakt van een strafrechtelijke procedure waarin cliënt zich dient te verdedigen. Bovendien is sommige informatie volledig uit zijn context getrokken om tot zekere interpretaties en conclusies te komen.
1. Geheim van het strafonderzoek
De informatie die het voorwerp uitmaakt van een strafprocedure is principieel geheim. Dit wordt ‘het geheim van het onderzoek genoemd’. Dit houdt in dat gedurende het vooronderzoek de stukken uit het strafdossier gedekt zijn door het geheim van het onderzoek en dat niemand kennis mag nemen van deze informatie, buiten de personen belast met het onderzoek. Daarnaast houdt het geheim van het onderzoek eveneens in dat personen die hun medewerking verlenen aan het onderzoek, en op die manier op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het strafdossier, aan geen enkele andere persoon de minste informatie mogen doorgeven.
Het geheim van het onderzoek geldt des te meer ten aanzien van het publiek en de pers. Alle onderzoekshandelingen en procedurestukken zijn niet openbaar tijdens het vooronderzoek en dienen te worden afgeschermd ten aanzien van derden.
De informatie die het strafonderzoek bevat, dient aldus geheim te blijven.
Hier situeert zich het probleem met het onderhavige artikel en met de artikels die zullen worden gepubliceerd.
De informatie die uw magazine in handen kon krijgen, is integraal afkomstig uit het strafonderzoek waarin cliënt zich moet verdedigen. Deze is namelijk verkregen door de politiediensten en het openbaar ministerie via verschillende huiszoekingen en door middel van uitlezingen van het persoonlijk gsm-toestel van cliënt.
Bijgevolg zijn deze communicatie, alsook alle andere stukken die u mocht ontvangen, gedekt door het geheim van het onderzoek.
De wetgever heeft voorzien in verschillende strafbaarstellingen voor personen die het geheim van het onderzoek met de voeten treden.
In dit geval is er eerst en vooral sprake van misbruik van het inzagerecht zoals bedoeld in artikel 460ter van het Strafwetboek. Deze strafbepaling voorziet strafrechtelijke vervolging ten aanzien van personen die inzage hebben genomen van het strafdossier en vervolgens de verkregen inlichtingen gebruiken met tot doel en tot gevolg het verloop van het opsporings- of gerechtelijk onderzoek te hinderen of inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of, morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon.
Voor personen die willens en wetens hieraan meewerken staat mogelijks het mededaderschap aan dit misdrijf open.
In onderhavig geval is er ontegensprekelijk sprake van een inbreuk op deze wetsbepaling. De informatie die door u werd gepubliceerd in uw artikel was immers enkel beschikbaar in het strafdossier dat lastens cliënt loopt. Het is dan ook overduidelijk dat een persoon die inzage heeft kunnen nemen van het strafdossier hiervan een kopie heeft gemaakt en deze kopie heeft verspreid.
Door de vrijgave van de informatie in kwestie wordt het strafonderzoek gehinderd. Cliënt kan op heden zijn verdediging niet langer naar behoren voeren. Hij wordt in het artikel immers afgeschilderd als een persoon die heult met het radicaal-rechts gedachtegoed en steeds tracht om (prominente) politiek figuren in diskrediet te brengen.
2. Trial by media
Aldus is er in dit geval onmiskenbaar sprake van ‘trial by media’. De impact van de mediaberichtgeving op de reputatie van cliënt maakt het voor hem onmogelijk om zijn verdediging nog naar behoren te kunnen voeren. Bovendien zal cliënt, ongeacht het resultaat van het proces, de rest van zijn leven worden bestempeld op een wijze die geenszins strookt met de werkelijkheid.
De gevolgen van trial by media kunnen, zoals reeds meermaals is gebleken in de (recente) geschiedenis, desastreus zijn. Verschillende personen werden immers reeds door de berichtgeving in de media, ondanks hun onschuld, publiekelijk uitgespuwd en dien(d)en de rest van hun leven te slijten onder een constant aanwezig publiekelijk vergrootglas.
Het gegeven van trial by media maakt het voor een persoon die er het voorwerp van uitmaakt onmogelijk om zijn verdediging tijdens een proces naar behoren te voeren. De verdediging moet namelijk in alle vrijheid en zonder enige artificieel gecreëerde druk de mogelijkheid hebben om haar standpunten uiteen te zetten aan de hand van wat zich in het strafdossier bevindt.
Wanneer een enorme hoeveelheid aan informatie uit dit strafdossier, laat staan het gehele strafdossier, vervolgens in de media wordt gepubliceerd, vormt de publieke opinie zich reeds een oordeel over dit strafdossier, waardoor de mogelijkheid bestaat dat de personen die uiteindelijk moeten oordelen over dit dossier reeds beïnvloed worden door wat er in de media is verschenen.
Bovendien zorgt de invloed van de media ervoor dat de verdachte in het dossier, zelfs in het geval hij onschuldig wordt bevonden, voor de rest van zijn leven bestempeld zal worden conform hetgeen over hem in de media is verschenen.
Al deze elementen zorgen ervoor dat het voor de media absoluut noodzakelijk is dat zij voorzichtig omspringen met de informatie die zij verkrijgen uit een lopend strafonderzoek. Dit is in onderhavig geval manifest niet gebeurd.
Cliënt wil bovendien benadrukken dat het uiteindelijk aan de rechtbank en aan niemand anders dan de rechtbank om een oordeel te vellen over het strafdossier. Er dient dus uitermate voorzichtig te worden omgesprongen met de manier waarop wordt gepubliceerd omtrent een lopend strafdossier.
3. Inbreuk op de privacy
Verder valt men eveneens onder het misbruik van het inzagerecht wanneer men tot doel heeft gehad om een inbreuk te creëren op het recht op privéleven van een persoon die wordt genoemd in het strafonderzoek.
Dit is manifest het geval.
De naam van cliënt, maar ook een hele resem namen van andere personen, wordt volledig genoemd in het artikel dat in uw magazine verscheen. Dit was compleet onnodig daar het in de overgrote meerderheid van de gevallen niet om publieke figuren gaat die regelmatig in het publiek verschijnen.
Bovendien dient ook hier wederom te worden benadrukt dat de namen van deze personen werden verkregen door middel van een strafonderzoek. Dit betekent dat hun informatie onder het geheim van het onderzoek valt en aldus niet zomaar kan worden vrijgegeven in de pers.
Zoals iedereen heeft ook cliënt het recht op het genot van zijn privéleven. Dat hij het voorwerp uitmaakt van een strafonderzoek doet hieraan geen afbreuk. Bijgevolg diende voorzichtiger te worden omgesprongen met zijn persoonsgegevens, alsook met deze van de andere personen die in het artikel worden genoemd.
Gelet op al het bovenstaande, werd klacht neergelegd bij het openbaar ministerie wegens misbruik van het inzagerecht.
Daarnaast zal eveneens klacht met burgerlijke partijstelling worden neergelegd in handen van de onderzoeksrechter wegens het misbruik van het inzagerecht.
4. Onjuiste informatie en verkeerde conclusies
Verder wenst cliënt te benadrukken, zonder in detail te treden, gelet op het gegeven dat de inhoud van het artikel informatie bevat uit een lopend strafdossier en hij bijgevolg zijn verdediging in de rechtbank wenst te voeren, dat het artikel geenszins een correcte weergave geeft van de feiten.
Er werd immers geparafraseerd en duidelijk niet alle communicatie werd in overweging genomen, maar enkel de voor cliënt belastende informatie werd verwerkt in het artikel.
Andere elementen zijn bovendien compleet onwaar, hetgeen cliënt tot zijn spijt heeft moeten vaststellen.
Bovendien werd de informatie zodanig geïnterpreteerd dat verkeerde conclusies worden getrokken over verschillende elementen omtrent ’t Scheldt. Deze conclusies doen afbreuk aan de waarheid en schetsen een beeld over cliënt, ’t Scheldt en verschillende andere personen die worden genoemd in het artikel dat compleet incorrect is.
5. Besluitend
Cliënt besluit aldus dat door de publicatie van het artikel in kwestie verschillende rechten werden geschonden, los van het feit dat zijn naam en eer worden besmeurd op een wijze die niet te aanvaarden is.
Bovendien baart het cliënt des te meer zorgen dat informatie uit een strafdossier blijkbaar zomaar wordt gepubliceerd, terwijl dit onderzoek nog lopende is. De informatie heeft daarenboven niet enkel betrekking op hemzelf, maar ook op andere personen, waaronder zijn naaste familieleden.
Cliënt maant Humo dan ook aan om met de grootste voorzichtigheid om te gaan met deze informatie en deze niet zomaar te publiceren. Dit omwille van het recht op privéleven, het geheim van het onderzoek en het recht om zijn verdediging naar behoren te mogen voeren.”
Hier stopt voor alle duidelijkheid het antwoord van cliënt.
Dit schrijven gebeurt evident onder voorbehoud van alle rechten en zonder enige nadelige erkenning.
Met hoogachting,
Voor cliënt,
Zijn raadsman,
F. SCHEERLINCK
**
Illustratie: The writer and his destiny – Schilderij van Kiril Katsarov
**
**