Václav Van Mol vs. Gert Havel

Linkse broekventjes vergelijken onze tijden nog al eens graag met de jaren ’30 van vorige eeuw, de tijd waarin Benito Mussolini en Adolf Hitler, respectievelijk in Italië en Duitsland, aan de macht kwamen. Telkens zo’n broekventje z’n gaffel opentrekt en een eerder primitief prototype van taal uitstoot, weerklinkt dan dra het: “De jaren ’30 zijn terug!” Ik heb die vergelijking altijd hoogst bizar gevonden. Primo omdat onderscheiden tijdvakken sowieso al moeilijk onderling vergelijkbaar zijn maar secundo toch evenzeer omdat beiden heren de scepter zwaaiden na een ongezien vernietigende wereldoorlog die, zo bleek ter gelegenheid van de tweede in z’n soort, nog niet helemaal uitgevochten was. Er bleven nog wat dingentjes te regelen. Thans verwijlen we echter in een langere periode van vrede, die weldegelijk historische voorgaanden kent maar al bij al uitzonderlijk mag heten. Bovendien, en tertio, vochten diezelfde heren, waar ik voor de goede orde geen fan van ben, aanvankelijk tegen het oprukkend communisme in al zijn vormen, daar waar wij ons momenteel toch eerder alle moeite getroosten om datzelfde communisme, in al zijn vormen, te omarmen.

De beide wereldoorlogen – eigenlijk één oorlog met een Weimarpauze – luidde, naar de woorden van Stefan Zweig, de enthousiaste zelfmoord van Europa in. Zijn we dan nu aan onze tweede zelfmoord bezig? Is Europa een kat met zeven levens? Betwijfelbaar, het naoorlogse Europa stelt niks meer voor. Hoezeer we dat ook nog willen geloven, het tegendeel is waar. De dekolonisatie kwam na de oorlog pas echt goed op gang. Wereldwijd werden de Europeanen één voor één huiswaarts gestuurd, en op dat thuisfront atlantiseerde de cultuur zienderogen. Om twee lukraak gekozen voorbeelden te noemen: grootmoeders verse, lokale, ambachtelijke en op de wisselende seizoenen gebaseerde keuken werd al snel de plastieken, wereldwijde, industriële en seizoens-onafhankelijke keuken naar Amerikaans model, en ook onze arbeidscultuur werd in geen tijd sterk geamerikaniseerd, met alle gevolgen van dien voor de historische en culturele scholing en ontwikkeling van onze kinderen.

Pure functionaliteit, debet aan die Amerikaanse niet erg diepgravende geworteldheid en ontdaan van elk stichtend verleden, overwoekerde stukje bij beetje elke culturele kwintessens. Europa werd het gesuïcideerde lijk van de wereld dat zich geenszins nog weet te verweren tegen de gieren uit alle hoeken van de planeet, die er thans massaal de brokken dood vlees uit wegpikken. Ooit wereldleider werd Europa wereldlijder; het continent werd incontinent. De aftakeling begon, achteraf gesproken, vroeger dan verhoopt: de zaden van de ondergang worden nu eenmaal in schier elke cultuur geplant op momenten van culturele climax! Het begon ten tijde van het absolutisme, waarin de oude feodaliteit, divers en op mensenmaat, plaats moest ruimen voor de staatsaanspraken van bijvoorbeeld een Lodewijk XIV, die reikten tot aan de natuurlijke grenzen en daarmee de periode van de godsdienstoorlogen definitief afsloot (geografie verving godsdienst als toonaangevend criterium.) Daaruit vloeide later dan weer de Napoleontische hegemonie over heel Europa voort: zeggen we de eerste “Verlichtingsoorlog.”

Die mondde op zijn beurt uit in de opgerekt nationalistische, later imperialistische aanspraken van Mussolini en Hitler, die weliswaar op socialistische verzuchtingen gestoeld waren, maar even goed schatplichtig waren aan de conservatieve revolutie die het gehad had met allerlei Verlichte bespiegelingen. Deze paradoxale tweespalt kostte uiteindelijk ook aan Claus Philipp Maria Schenk Graf von Stauffenberg de kogel. De socialistische verzuchtingen bleven, enkel de conservatieve opwellingen werden kop van jut. Dit geeft trouwens een nog diepere waarde aan de uitspraak: “De antifascisten zijn de nieuwe fascisten!” In die optiek zijn de jaren ’30 nooit weggeweest. En wat nooit weg was, kan bezwaarlijk terugkomen. Het werd een beetje Carl von Clausewitz ondersteboven: “Politiek is slechts de voorzetting van de oorlogsvoering met andere middelen.” Het actieterrein werd verlegd van “lebensraum” naar een cultuur (Antonio Gramsci) die op haar beurt op zijn kop werd gezet door het lompenproletariaat van Marx bovenaan de piramide te plaatsen en de beschaafdere segmenten, niet eens als basis, naar de zompig vieze onderkant te verwijzen (Herbert Marcuse).

Dus, de sloganeske terugkeer van de jaren ’30? Niet echt. Echt niet, zelfs! Het mag duidelijk zijn dat deze vondst faalt naar vergelijkbaarheid. Indien we zo nodig toch willen vergelijken, moeten we niet eens zo ver terug in de tijd. Wel in de ruimte, althans naar een ruimte voorbij het vroegere ijzeren gordijn. Neem bijvoorbeeld 1968, in Praag. In dat jaar valt de lente vroeg in de toenmalige Tsjecho-Slowaakse hoofdstad (het zal trouwens even snel weer winter zijn.) Op 5 januari van dat jaar wordt de Brezjnev-getrouwe Novotný als partijleider vervangen door Alexander Dubcek, die zijn koers matigt en het socialisme een menselijker gelaat wil geven. Een heikele zaak, zo blijkt. Socialisme laat zich immers niet zo snel vangen in menselijke termen. De rest is geschiedenis. Er is het actieprogram van 10 april, het Manifest van 2000 woorden van 27 juni en de Sovjet-Russische reactie. In de nacht van 20 op 21 augustus rijden Russische tanks Praag binnen (operatie Donau). In de volgende dagen en weken zullen alle hervormingen per direct teruggeschroefd worden.

Ondertussen breken er protesten uit die tot het gruwelijk hoogtepunt van 16 januari 1969 leiden. Toen realiseerde de geschiedenisstudent Jan Palach zich dat hij van stof was en besloot er resoluut tot weer te keren. Midden op het drukke Wenceslausplein! (nvdr: Palach stak zichzelf in brand) Daarmee trad hij vrijwillig, evenwel onmiskenbaar als protest, in de voetsporen van de middeleeuwse Boheemse theoloog Johannes (Jan) Hus (ca. 1370-1415). Drie dagen later overleed Palach aan zijn verwondingen. Moge het licht van de vlammen die hem tot stof reduceerden eeuwig op ons netvlies gebrand staan en ons er voor altijd aan herinneren dat het vuur van het communisme geen warmte geeft, maar slechts verteert wat ons dierbaar is. Zijn verzet bleef, ondanks alles, nog een hele tijd zonder gevolg. Op 17 april 1969 wordt Dubcek op zijn beurt officieel vervangen door Gustáv Husák. De zuiveringen kunnen in alle hevigheid van start gaan.

Dan is de vraag: “Wat geschiedde daar precies in Praag dat de vergelijking met onze tijden naadloos kan doorstaan?” Om redenen van bondigheid en scherpte volstaat wellicht een opsomming.

Primo, de Praagse Lente voltrok zich na een periode van relatieve vrijheid, van “detente.” De afgrond waarin het Westen thans zo enthousiast met beide voeten springt, komt evenzeer na een periode van vrijheid.

Secundo, Tsjecho-Slowakije was een vazal van de Sovjet-Unie, het huidige West-Europa, onder bemiddeling van het EU-monster, van woke Amerika. De VS hebben een historisch “nigger-probleem”, wij niet, maar we voeren het wel even graag in. De Turkse sultan beklaagt zich over het “Engelse” Turkey (kalkoen) en wijzigt de landsnaam eigenhandig in “Türkiye”. De Nederlandse taal heeft dit probleem niet. Maar wat lezen we heel toevallig in het tijdschrift “Golf in Style”? Een reportage over een stuk of wat golfterreinen in … Türkiye. Er kan geen “wakkere” drol gelegd worden of we zitten er, als volleerde strontvliegen, smakelijk van te smikkelen.

Tertio, het communisme is een gruwelijk vastgeroeste, beklemmende en benepen ideologie. Woke is dat evenzeer! Het is een systeem waaraan de mens rekenschap af te leggen heeft. De grootste eigenschap van zo’n systeem bestaat erin dat het antwoorden geeft op vragen die nooit gesteld werden. Het drijft de individuele mens samen in een nulpunt van onweldenkendheid: het systeem denkt voor de mens, die verder verdampt in de gestuurde massa, en slacht het individuele genie genadeloos af. Het vervangt, ten langen leste, de rijkgevulde cornucopia van de werkelijkheid door een armtierige reductie ervan, waarin alles een plaats heeft en intense bevraging overbodig wordt. Meer nog, waarin elke bevraging strafbaar wordt gesteld! Dik zeventig jaar Russische geschiedenis, volgepropt met de moorddadigste voorbeelden van menselijke hecatombes op industrieel niveau, vermogen het klaarblijkelijk niet eens de beloken ogen van de systeemideoloog te openen. Een wakkere slaap die zelfs Doornroosje met afgunst zou vervullen.

Quatro, het communistisch systeem behoefde in 1968 blinde apparatsjiks, woke niet minder. We hebben het over al te suffe politici die hun walnootbrein gewillig hebben afgegeven aan de vestiaire van het ministerie van Zelfverrijking, bekrompen ambtenaren met een bovenmatig “dura-lex-sed-lex-complex” die de oeroude billijkheid als een kwaadaardige aandoening beschouwen, zichzelf volslagen irrelevant censurerende universiteiten die de veelzijdige wereld klemmen in door henzelf vervalste statistiekjes, een in oncontroleerbare subsidiestromen zwelgend middenveld dat baadt in de smerige poel van gerobotiseerde, derhalve binaire ontmenselijking, zowel wereld- als volksvreemde multinationals die zichzelf, vanuit onbereikbaar verre buitenlanden, inclusief hip en trendy rekenen maar die “inclusie” slechts omhelzen als platvloers verdienmodel. Eén voor één en allemaal tegelijk zijn het de grijze muizen en geknipte duiven van de Nieuwe Orde, de woke wereldorde.

Quinto, net zoals de communisten schieten de woke apparatsjiks met scherp op het volk. Aan tanks echter hebben deze op een gebricoleerde ad hoc-moraliteit gebaseerde en gedemilitariseerde klerken geen boodschap meer. Hun veel laffere munitie bestaat uit broodroof, journalistieke kruisiging, astronomische bagatel-beboeting, finaal strekkend tot de herinvoering van de burgerlijke dood. Hun stoottroepen heten justitie en media die zich, ontdaan van het minste democratisch besef, comfortabel warm houden in de gewatteerde zakken van de macht. Ze zijn net als Ottomaanse Janitsaren die, van in hun prille jeugd reeds, geïnitieerd werden in de gefingeerde weldaden van de Nieuwe Orde en, om te overleven, gedwongen worden aan hun werkelijke afkomst te verzaken. Toen de Russen de Tsjecho-Slowaakse hoofdstad binnen denderden, werd Radio Praag voor alles het eerste doelwit, want voor eenkennige waarheidsfreaks zijn afwijkende stemmen een ondraaglijke kwelling. De Radio ging ondergronds.

De door schijnheilige hogepriesters opgehitste media brullen: “Barabbas!” en onder de Pilatussen van justitie staan hoe dan ook al een paar onbenullen klaar om de nagels te leveren. De voorbeelden druppelen als malse dauw ook van minder giftige mediabomen. Op de Eén-webstek zijn thans twee series te zien die niets aan de verbeelding overlaten en wel blauwdrukken van elkaar lijken: het Noors-Duitse “Furia” en het Britse “Baptiste”. Beiden gaan over extreemrechtse terroristen die aanslagen plegen in naam van “heilig boontjes van moslims” om het volk tegen deze laatsten op te zetten. Er komen verkiezingen aan zeker? Vaker immers wordt de echte waarheid toch achterstevoren gelezen. Maar wat is nog waarheid in de geest van stekeblinde ideologen? Is iets nog kunst als het net dat spatje méér is dan een vertrappelde doos van piepschuim in het MuHKA? Wat is literatuur? Wat is godbetert satire als uitgerekend regimerechters beslissen wanneer en waarmee u nog mag lachen?

Uw lijfblad meent in de verte al enkele vage tekenen van herkenning te mogen ontwaren. In het communistische Praag van ná 1968 was de situatie niet anders. Literair exponent van de communistische repressie heette Václav Havel (1936-2011), schrijver én dissident. Hij kreeg een publicatieverbod en werd tot driekeer toe de gevangenis ingesmeten. Laat dit dan de “sexto” van de vergelijkingen zijn: de woke waanzin creëert zijn eigen dissidenten! Met name ene Gert Van Mol, die veroordeling na veroordeling incasseert, niet eens voor eigen werk. Van Mol staat symbool voor een dertigtal “ondergrondse” dissidenten (omdat er nu eenmaal brood op tafel moet komen.) Praag 1968/Antwerpen 2024, één strijd: Václav heet Van Mol; Gert heet Havel! En net als hun gewelddadige Praagse evenknieën hebben de woke dwazen van nu nog altijd niet begrepen dat systeemgekken en hun apparatsjiks, zelfs al controleren ze de janitsarenkorpsen van justitie en media, finaal toch de duimen moet leggen… voor een overtuiging.

Wij zullen onze “Brieven aan Olga” blijven schrijven want – zo leert ons de geschiedenis die de wakkere dwazen steeds weer willen herschrijven – de tijd staat aan onze kant. De Nobelprijs heeft Havel niet gekregen, maar hij werd wél president, eerst van Tsjecho-Slowakije en, na de splitsing, van Tsjechië. Meer hoeft dat echt niet te zijn.

**

Illustratie: Praagse Lente, 1968, opstand

**

STEUN ‘tScheldt

**

Of via rechtstreekse storting:
BE11 4310 7607 5248
Referentie: ‘STEUN’ en eventueel uw emailadres zodat wij u kunnen bedanken

    **

    Of via een abonnement:

    Klik HIER