In 1984 verscheen de Nederlandse vertaling van ‘De geknechte geest’ uit 1953 van Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz. De briljante Poolse dichter, essayist en romanschrijver moest net als vele van zijn artistieke collega’s uitwijken naar het Westen, op de vlucht zijnde voor een verstikkend, onleefbaar totalitair systeem. Het Sovjet-communisme deed aan een grondige russificatie van haar veroverde satellietstaten. Dat was pas een staaltje van omvolking, maar ook toen al vergoelijkten Westerse nepintellectuelen alles wat zich met een links etiket vermomde. Als links staat voor ontplooiing, solidariteit en eerlijke verdeling van middelen, dan was de Sovjet-Unie de ultieme keerzijde ervan.
Op den duur gingen denkers hun denken dimmen en belandden ze in een veilige vorm van zelfcensuur.
Nogal wat auteurs uit de bezette gebieden leerden zich aan te passen door een graduele aanvaarding van de hopeloosheid over mogelijk verzet. Er was niet enkel de brutale en niets ontziende repressie, maar bovenal de vergiftiging van de geest. De Centrale ideologie had de mensen een semi-religieus eindbestemmingsideaal ingelepeld. De Revolutie van het proletariaat zou de hele wereld veroveren. De massa’s zouden worden bevrijd uit hun bourgeoisbestaan. Wie daaraan niet wou meehelpen was een verrader. Op den duur gingen denkers hun denken dimmen en belandden ze in een veilige vorm van zelfcensuur. De geknechte geest was dan een realiteit geworden; al de rest was maar een droom.
Milosz was na de Tweede wereldoorlog zo gedesillusioneerd dat hij voor een poos de glans van het communisme een kans gunde. Een kale reis joeg hem prompt terug naar de authentieke stal van het Poolse klassieke gedachtengoed. Milosz vermeldt in zijn boek de Poolse nationale dichter Adam Mickiewicz. Die vergeleek in een gedicht uit 1824 (!) de ziel van het Russische volk met de pop van een vlinder en hij vroeg zich daarbij ongerust af wat voor insect er uit dat omhulsel zou komen als eenmaal de zon der vrijheid zou opgaan: ‘Zal zich een lichtende vlinder verheffen boven de aarde, of komt een uil tevoorschijn, vuil nachtelijk gebroed?’. Als politiek gevangene van de tsaar die naar het oosten werd gevoerd had hij het antwoord aan den lijve ondervonden. Toen in 1919 de Russen in Oekraïne arriveerden riep de lokale bevolking dankbaar uit: ‘De Engelsen zijn er!’. Viel dat even tegen. De Russen zijn blijven komen. Met slag en stoot. Ook Milosz was er ongevraagd getuige van.
De monsterlijke barbarij van het communisme past blijkbaar zowel bij Russen als Chinezen. Niet dat velen onder hen geen vrijheid zouden verlangen, maar een druilerig collectivisme zit hen in de genen, zo lijkt het wel. Nu het perfide maoïsme helemaal terug is in de figuur van de kleurloze boer Xi en in Rusland de KGB-dwerg Poetin een zinloze oorlog ontketent zijn het Gele Gevaar en de Russische Beer terug van nooit weg geweest. Uiteraard heeft Poetin een punt dat hij genaaid is door de Amerikanen met hun valse belofte niet aan NAVO-opschuiving te zullen doen. Ook zijn hoon over de Westerse morele slapheid valt nog te pruimen. En of de Russen ooit zonder een autoritaire leider kunnen is evenzeer de vraag. Toch blijven dergelijke volkeren vatbaarder voor wrede onderdrukkingssystemen.
In ‘De geknechte geest’ vertelt Milosz over de kunstenaarscongressen die hij bezocht. Artiesten werden erheen gejaagd om daar verveeld de litanieën van de regimesprekers te aanhoren. Telkens opnieuw werd erop gehamerd dat kunst en literatuur enkel het ‘nodige’ moesten weergeven. Met andere woorden: het geestdodend gezwam van het socialistisch realisme dat de arbeidende mens moest verheffen. Het dialectisch materialisme met zijn these, antithese en synthese dat de stroom van de geschiedenis actief volgt wil zelf de motor van verandering spelen. Het communistisch geloof gaat daarbij letterlijk over lijken. Er wordt een angst voor eigen rekening te denken geïnstalleerd. Elke privé-filosofie zonder de goedgekeurde citaten der autoriteiten wordt als nonsens geklasseerd, schrijft Milosz. Alles behoort tot de historische ontwikkelingsfase die het marxisme pretendeert te zijn. Afwijkingen worden geliquideerd. De stalinistische showprocessen tegen medestanders van het eerste uur die plots een vernederende zelfbeschuldiging moeten uitvoeren zijn een ultiem voorbeeld van hoe de geest wordt geknecht door een inhumaan stelsel. Toen we dit belangrijke en soms minder toegankelijke boek ter hand namen wisten we niet hoe tijdloos het is. Milosz’ erudiete uiteenzetting over despotisme tegenover de zoekende mens staat ‘vol van schrikwekkende inzichten die we niet mogen ontlopen of wegdrukken’, schreef Heinrich Böll (Nobelprijswinnaar in 1972). Zijn portretten van collega’s en de worsteling bij het zich zelf mentaal bevrijden is een verhaal van alle tijden.
**
Foto: Slachtoffers van de invasie door Rusland in Oekraïne in… 1919
**
**