Over de benevelde onvrijheid op Westerse campussen

Nu spieken voor de vrede een nieuwe gewoonte lijkt te worden aan onze topuniversiteiten, kan men in Gaza zijn vreugde niet meer op. Nadat de verkoop van hippe Arafat-handdoeken waarin studenten zich wikkelen om ingewikkelde kwesties te simplificeren, al was gaan pieken dreigen doldappere toezichthouders hun oogjes te zullen toeknijpen voor het ouderwetse afkijken op het examen. Ben Weyts (N-VA) dreigde als Vlaams onderwijsminister terecht met ontslagen. Na de lockdowndictatuur, de AI-hulptools die ‘zoveel goeds’ brengen, de ontbinding van het lezende oog, de sclerose van het kritische leervermogen en de verloren demonstratiedagen vergaren onvoldane studenten naar Gazaans model zoveel mogelijk puin om zich heen. Niet enkel door het grossieren in kasbaslogans uiten ze hun solidariteit. Aan de Universiteit van Amsterdam veroorzaakten ze zelfs voor anderhalf miljoen euro schade aan materieel, gebouwen en kunstwerken. Gaza kapot? Kennisverwerving ook.

In het academisch hoogstaande magazine The Critic verscheen een dossier onder de alleszeggende titel ‘How Universities Lost Their Minds’. Daarin betreurt David Butterfield, Classics-docent aan de University of Cambridge, de ‘uitholling van de Humane Wetenschappen’. ‘De kwezelarij van de lage verwachtingen, de tirannie van DEI (Diversity, Equity & Inclusion – Diversiteit, Gelijkheid en Inclusie), de houten eend die het vak ‘Dekolonisatie’ is en de toename van de bureaucratie vormen alzo een perfecte storm’, vat hij scherp de malaise bij de Anglo-Saksische universiteiten samen. Zelfverklaarde activisten hebben immers weinig behoefte aan intellectuele diepgang om pompeus door het leven te kunnen baggeren als morele veelweters. De DEI-ideologie versmacht pijlsnel de academische vrijheden. ‘Ervaringen’ eerder dan verworvenheden moeten gedeeld, begrepen en bewonderd worden. Studie en onderzoek zijn tot gevolg brutaal beland in het verdomhokje der bevoorrechten.

James Orr, Professor Philosophy of Religion aan Cambridge, vraagt zich af waar universiteiten voor dienen, waar ze voor staan en vooral waar ze nog voor zijn. Het ‘managementmoeras’ en de ‘lage standaard’ acht hij ronduit desastreus. Toelating tot een universiteit duidt in wezen op een cognitieve bekwaamheid en het behalen van een graad mondt daarbij hopelijk uit in een gewetensbewustzijn. Vandaag levert men echter aan de lopende band diplomavelletjes af voor een zich kosmopoliet wanende elite die de unief als uitzendbureau beschouwen. Een pseudo-elite die bovendien vijandig staat tegenover het verleden van het eigene en onverschillig tegenover de toekomt ervan.

Waar een universiteit voor zou moeten staan – een bewaren, nastreven en verspreiding van het leren als een vrij spel voor het creatieve intellect – is geërodeerd geraakt door blind mismanagement, plat carrièrisme en de beknellende greep van ideologie, aldus nog James Orr.

The Critics-redacteur Sebastian Milbank stelt dat voor de Britse universiteiten de ‘gouden gans geen eieren meer legt’. Daarmee bedoelt hij dat naar kennis hunkerende overzeese studenten van hoog niveau, die er maar al te graag hoge inschrijvingsbedragen voor over hadden om te worden gevormd aan een prestigieuze instelling, vervangen zijn door minder kwalitatieve Derde Wereld-studenten die via allerlei overheidssubsidiekanalen een pak minder fondsen opleveren.

De Amerikaanse journalist Michael Lind klaagt dan weer aan dat de kunstrichtingen en de afdelingen Humane Wetenschappen zich veel stringenter dan voorheen moeten houden aan ‘peer reviews’ (elkaar bevestigende beoordelingen door collega’s uit het vakgebied). Als je dan ziet dat aan de faculteiten van Harvard amper 2,5 procent van het personeel zich als conservatief denkend omschrijft en 20 procent als gematigd, 45 procent als progressief en bijna 32 procent als zeer progressief, dan hou je buiten de ultralinkse invloedssfeer bitter weinig vrije intellectuele manoeuvreerruimte over.

Filosoof Edward Skidelsky roept een halt toe aan de ‘verrotting’. ‘Tribunalen’ vellen harde oordelen over uitgelekte ‘private gesprekken en uitwisselingen’ die ‘niet thuishoren’ in academische middens.

Hij walgt van ongeïnteresseerde leidinggevenden die de zoektocht naar waarheid niets kan schelen en leraren wier politieke agenda’s belangrijker zijn dan diepgewortelde principes. Skidelsky vertelt hoe hij bij een sollicitatie een formulier moest invullen met daarin een beginselverklaring om ‘een horizon te scheppen die zich verder weg bewoog van het witte Eurocentrische curriculum’. Tja, de nazi’s noemden zoiets een ‘Gleichschaltung’, spot hij. Wat neutraliteit betrof: dat was een ‘maskering van een conservatief vooroordeel’, kreeg Skidelsky te horen toen hij hierbij bedenkingen maakte.

Vage ideologieën worden bevorderd tot een ‘theorie’ waardoor plots wetenschap wordt bedreven. Wat afwijkt, kwetsbaar is, anders geaard of gekleurd is; ineens allemaal universitair studiemateriaal. Het biedt de goochelende goochemerd die dit alles bijeen klutst een dik belegde carrièreboterham. Net zoals gerenommeerde COVID-critici een kwakzalverster kregen opgespeld, zo vernam ethicus Nigel Biggar dat zijn breed gewaardeerde project ‘Ethics of Empire’ tot ‘verkeerde morele conclusies kon leiden over het Britse imperialisme omdat dat immers totaal fout was, toch?’

De recent aan Cambridge afgestudeerde auteur Charlie Bentley-Astor tenslotte, bericht in dit The Critic-dossier over geheime bijeenkomsten van studenten die niet-modieuze visies bespreken. In het geniep om de razernij van de cancelmeute te ontlopen. Hun misdrijf? Ze evalueren samen het werk van C.S. Lewis, de christelijk geïnspireerde letterkundige, goede vriend van J.R.R. Tolkien en naast zijn filosofische werken wereldberoemd door ‘The Chronicles of Narnia’. Zo ver is het gekomen. Ook als psycholoog-cultuurcriticus Jordan Peterson of de gender-kritische feministe Kathleen Stock een lezing willen houden op de campus, staan de woke-waakhonden klaar ter irrationele verscheuring. Het was Jordan Peterson die ooit zei: ‘Vertel de waarheid en zie wat er gebeurt’. De auteur van dit artikel in The Critic probeerde het eens in zijn klas door te weigeren hemzelf als ‘hen’ te omschrijven. Prompt kreeg hij/zij/het naar het hoofd geslingerd de anderen een onveilig gevoel te bezorgen.

Edward Skidelsky verwijst naar de Franse dichter René Char die tijdens geheime bijeenkomsten in WOII met andere verzetslieden telkens een stoel vacant hield voor het geval dat de verlangde Vrijheid eindelijk zou langs komen. We hebben lang gedacht dat de Vrijheid vanzelfsprekend was geworden. De afbrokkelende academische vrijheid komt dit keer niet van buitenaf. De rotting zit vanbinnen.

**

STEUN ‘tScheldt

Of via rechtstreekse storting:
BE11 4310 7607 5248
Referentie: ‘STEUN’ en eventueel uw emailadres zodat wij u kunnen bedanken

**

Of via een steunactie:

STEUN ‘TSCHELDT

**