Waarom er geen enkele Vlaming in de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd stond…

Staat er dit jaar weer geen internationale sportwedstrijd op stapel? U moet het mij vergeven, beste lezer, maar sport volg ik niet. Daar zijn anderen veel beter in. Meer zelfs, die “arbeidsverzekering van cardiologen en kinesitherapeuten” kan me eigenlijk compleet gestolen worden! Mijn welgemeende excuses daarvoor overigens. Wellicht is het voorspelbaar resultaat verantwoordelijk voor mijn desinteresse: na het toernooi wordt vastgesteld dat Vlaanderen weer geen enkele medaille heeft weggekaapt; de minister van Sport is, op geforceerde wijze, verbouwereerd en kijkt naar de sportbonden, die reageren met het afgezaagd lamento: veel te weinig subsidies, veel te weinig opleidingsmogelijkheden, veel te weinig privileges voor sporters. De minister koopt dan middels zakken vol geld een legislatuurlange rust af en legt het probleem opgeruimd en keurig in het mandje van zijn opvolger. Zo gaat het al jaren!

Vreemd toch dat geen enkel alarm schreeuwerig begint te loeien als, niet enkel in de finale maar zelfs van bij de start van het concours, geen Belg of Vlaming goed genoeg bevonden werd om deel te nemen aan de Koningin Elisabethwedstrijd. Geen muzikale stem die zich verheft! Geen gebedel om een artistiek aalmoes! Geen lauw kritische opmerking over de opleiding van jonge muzikanten! Slechts wat ongepaste en oikofobe diversiteitszever over Aziatische interpretaties van Europese muziek die de autochtone vertolkingen naar de kroon steken. Eigen cultuur stinkt! Wie er binnensmonds een lastige vraag over durft te stellen, wordt gereduceerd tot de eeuwige “Vlaamse vaandelzwaaier”, terwijl de met duct tape aan de muur bevestigde “banaan van de antikunst” dan weer mag rekenen op zelfoverschattend en oeverloos gelul van overbetaalde, maar compleet irrelevante, kunstpausen.

Elf “volwassen” mannen die negentig minuten achter een bal aan hossen en, wanneer ze ‘m dan eindelijk tussen de benen hebben, opnieuw wegtrappen, weten het klaar te spelen krantenkaternen te vullen met vooruit- en achteruitblikken, met spelanalyses van “kenners” die het zelf allemaal niet weten en met interviews van spelers, die in een krakkemikkig “voetbal-esperanto” en met een hoog opgestoken BLM-vuist als gloednieuwe Hitlergroet, de baarlijkste nonsens brabbelen, terwijl hun getunede Ferrari al staat warm te draaien om als een speer naar de eerste de beste underground-discotheek te razen, waar Corona een verre relnicht lijkt.

Hoe contradictoir toch de oorverdovende en pijnlijke stilte in diezelfde kranten als het over kunst gaat! In dit geval over de Koningin Elisabethwedstrijd, over muziek dus, die qua techniek, uitstraling en expressie, kortom qua belang voor de algemene cultuur, niet moet onderdoen voor gelijk welke andere artistieke cultuuruiting.

Toegegeven, lieve lezer, als het bijwijlen dan toch over kunst moet gaan, ben je als niet onderlegde journalist of politicus beter af met de “piemelzwaaiers” van Fabre, de ondertussen stinkende mosselpotten van Broodthaers of de in twee gehakte en op sterk water gezette koeien en kalveren van Damian Hirst, met als “splijtende” titel “Mother and Child (divided)”: geen voorkennis is vereist en je kan er een eind weg over zwammen zonder dat iemand ooit op het idee durft te komen dat je er geen moer van begrepen hebt! Hoe verder weg van de aristoteliaanse artistieke “technè” (ambacht), des te vrijblijvender over kunst kan gezemeld worden.

Het wordt duidelijk andere koek wanneer met kennis van zaken iets zinnigs moet uitgebraakt worden over “echte kunst” of, stel u voor, over erfgoed en het behoud ervan. Om nog maar te zwijgen over het onderwijs in de kunsten, dat een artistieke traditie moet doorgeven en mensen er ontvankelijk voor moet maken.

Heel stil blijft het eveneens over de meer dan 200.000 (!) leerlingen in het Deeltijds Kunst Onderwijs (DKO) en het veelvoud aan Vlamingen dat nadien een leven lang plezier beleeft aan het zingen en musiceren in de ontelbare koren, gelegenheids- en amateurorkesten, in fanfares en harmonieën of in bandjes allerlei; dat zichzelf in de talrijke gezelschappen voor amateurtoneel dramatisch vervolmaakt én zich daarbij zelfs amuseert, dat in het tuinhuis tot rust komt door te schilderen of te beeldhouwen of dat de werkstress weg huppelt in een scala aan dansvormen, anders dan de LGU-aanstellerij.

Het “kunstig Competent”, nochtans een eindterm in het DKO, en een visie op de weg ernaartoe is blijkbaar niet weggelegd voor de trias politica die ons bestuurt, de politiek benoemde ambtenarij die de regeltjes punctueel moet uitvoeren of de overgesubsidieerde en in slechts enkele handen “geconcentreerde” pers, die erover “objectief” te berichten heeft. Corona – jawel, het virus dat zich geen sikkepit aantrekt van de dagelijkse virologische onzin van Ranzige Van Ranst, Kluchtige Van Gucht of Verdrietige Vlieghe en nog veel minder van de navenante “Vivalteske” maatregelen – heeft dit nog maar eens duidelijk gemaakt. Versoepelingen alom. In het regulier onderwijs nog het snelst! Maar voor de amateurkunsten en in het kunstonderwijs blijft het business as usual. Alleen “één op één”-onderwijs kan nog; groepslessen voor niet geïnfecteerde kinderen en volwassen blijven echter staatsgevaarlijk; een bonusje dienaangaande (er mag één ouder op het examen aanwezig zijn, sic!), zoals nu eindelijk wordt toegestaan, wordt altijd tot het laatste uitgesteld.

Nu moet gezegd worden: een dikke pluim voor Ben Wuyts! Hij is ongeveer de enige die als een robuuste Noorman op de voorsteven van z’n snek de grondzee van de bangschijterij en de tunnelvisie met open vizier en dapper tegemoet voer! Niet zo slim als Wiki de Viking maar even klein van was, klonk zijn klepperend stemmetje luid en klaar boven het ruisen van de drammende golven die alles wat educatief en vormend heet in hun stroom vernietigden. Spijtig dat hij niet in de buurt was toen de eindtermen opgesteld werden! Even betreurenswaardig dat hij eveneens, vanop zijn kraaiennest, over het DKO heen keek en, voor wat het gewone onderwijs betreft, wegkeek toen een vak als esthetica werd opgeofferd aan het vak “burgerzin”, dat de “wokeness” definitief te institutionaliseren heeft! Permanentie is niet iets wat men van Vikingen mag verwachten. Dat was eertijds ook al niet anders.

Het DKO kan het nochtans gebruiken! Niet alleen zijn dáár goeddeels alle latere Vlaamse finalisten van de Koningin Elisabethwedstrijd begonnen en wordt iedere leerling, van bleu tot gerijpt, er wekelijks bekwaamd in de artistieke expressie en vorming. Althans zo was het weleer! Want ook hier sloeg het onheil toe. Dat onheil nestelde zich blijvend in 2006-2007, toen ene Anne Bamford gevraagd werd een doorlichting te maken van het DKO-Vlaanderen. Let op: het DKO-Vlaanderen! Daar waren we toen dus al zelf verantwoordelijk voor! Anne Bamford is nochtans professor in … Australië (Universiteit Sydney, eveneens Wimbledon School of Art). Verder kon men het echt niet gaan zoeken. Haar besluit: het DKO was te weinig divers. Van toen al dateert dus die diversiteitswaanzin! De “conclusie”, die in voorspelbaarheid niet moet onderdoen voor de evolutie van de coronabesmettingen, heeft zeker een paar centen gekost. Allemaal over de balk gegooid geld! Want gelijk welke lullige, linkse lijs had dezelfde onzin ook op papier kunnen krabbelen, gratis en voor niks! Hier ging men echter heel “posh” te rade bij een didgeridoo-blaas!

Wanneer het woord “diversiteit” valt in dit apenland, weten we meestal hoe laat het is. Niks dat zo eenduidig wordt begrepen en zo weinig smaken kent als het begrip diversiteit. Niet de allochtonen, die toch van elders naar herwaarts togen, doen een stap naar ons – nu zou je willen! – nee, wij, de hierzo altijd aanwezigen, doen een stap naar hen! Meestal gebeurt dat in twee stappen. Eerste stap: wij nemen de vreemde cultuur ernstig. Welluidende westerse instrumenten – zoals de viool, de piano, de trompet – staan ondertussen gedwongen op gelijke voet met het schelle, schetterende of krassende gekerm van de ut, de zurna, de infantiele stoktrommel met balletjes of de tam tam (door “hertenjong” Bambi Ceuppens gefeminiseerd tot “spleettrommel”.) Niet dat er al veel volk op afgekomen is, maar ’t is de geste die telt, nietwaar? Gelukkig hebben we het hoogtepunt van dat oersaai geneuzel in die termietenbuis (de didgeridoo) – als middel tegen slapeloosheid weliswaar stukken beter dan in eigen grond geteelde Valeriaan – alweer een poos achter ons liggen.

Dan volgt de tweede stap: de relativering, al niet gehele ontmanteling en deconstructie van onze eigen cultuur. De gelijkschakeling van kattengejank en slangenbezweerderij komt natuurlijk met een prijs: de leraar die een westers instrument enkel nog durft aan te leren met studies van “onze” groten zoals Bach, Beethoven en Brahms maar Britney Spears, Billie Eilish of Bo Diddley voor de privé voorbehoudt, krijgt de directie op bezoek! Wie in academies een lichte voorkeur suggereert voor Rafaël, Caravaggio of Rubens boven de afdrukken van in verf gedipte apenpoten of slagen van een met Chinese inkt bewerkte olifantenslurf op doek, wacht hetzelfde lot. Schrikt U er nog van dat wij, Vlamingen, bij uitbreiding wij Belgen, geen zangnoot, viool- of pianotrek meer te betekenen hebben in het wereldberoemd concours dat we zelf organiseren?

Geen volk dat zichzelf zo wegcijfert als het onze. Geen cultuur die zo gedeconstrueerd wordt als de eigen vertrouwde, waarin we allemaal, zonder uitzondering, gepoot staan en tot wasdom kwamen. Vreemd en ver haalt het met brio van thuis en nabij, geknoei van allooi, nieuwerwetserij van traditie, luiheid van inspanning … En allemaal omdat linkse zonnekinderen en liberale utilitaristen niet meer in staat blijken te zijn om schoonheid een plaats in hun leven te geven, omdat schoonheid “moeite kost”, omdat schoonheid bewerkelijk is en je die niet in de schoot geworpen krijgt. Daar is studie voor nodig, waarop veel te graag bespaard wordt, bijvoorbeeld met de smoes van de gruwelijke diversiteit. Nog liever spendeert men miljoenen aan “kwetsbare allochtoontjes” die van kindsbeen af aan alles vierkant hun gat vegen en er nu mee leren draaien, dan de eigen jeugd op te leiden in en ontvankelijk te maken voor hun eigen artistieke tradities. Houden die politieke harlekijnen nog wel van hun eigen kinderen, vraag ik soms af. En zo ja, waarom berooft men hen dan van een belangrijk deel van de ontwikkeling naar een diepere menswording?

Hopelijk scoren die BLM-sjotterkes af en toe toch nog een paar doelpunten, of we hebben helemaal niks meer!

**

Illustratie: Eerste Prijs Koningin Elisabethwedstrijd 2021: Jonathan Fournel

***