Het Evenement als Oplap voor de Geruïneerde Stad

Nu wereldkampioen Alaphilippe z’n gouden benen al lang terug in “La Douce” laat masseren en Van Aert zijn teleurstelling met liters taurinehoudende Energydrink heeft weggespoeld; de laatste hamerende kater zich in het hoofd van de zelfverklaarde wielerfan uiteindelijk te rusten heeft gelegd en de grillige witgekalkte kaligrafieën op het asfalt van het parcours aan scherpte hebben ingeboet, wordt het hoogtijd voor een wat breder opengetrokken evaluatie van deze “moeder aller evenementen”. Op die twee verloren schapen uit de kudde politici die zichzelf nog niet als bronstige alfamannetjes op de volgevreten borst hebben geklopt en zichzelf nog niet in dithyrambische volzinnen tot “vader van het succesrijke wielerfestijn” hebben uitgeroepen, kunnen we niet blijven wachten.

De burgemeester van Antwerpen kwekte er op ATV nog zelfverzekerd op los dat de start van het gebeuren niet kon mankeren op het palmares van zijn “sporthoofdstad”! Ondertussen is Antwerpen zo ongeveer hoofdstad van schier alles: niet alleen sport-hoofdstad, maar ook fiets-hoofdstad, shopping-hoofdstad, cruisetoerisme-hoofdstad, regenboog-hoofdstad, boeken-hoofdstad (zonder beurs weliswaar!), volgens sommige minder geïnformeerden zelfs cultuur-hoofdstad (na 11 jaar zonder KSMKA!) … Er komt maar geen eind aan! Alleen met de “hoofdstad van de Antwerpenaar” wil het vooralsnog niet zo lukken. Op dit gebied lijkt het Antwerpen van De Wever trouwens akelig veel op dat van zijn voorganger Janssens: de hoofdstad van “van alles” heeft de laatste jaren, onder de nefaste invloed van de stadsmarketing, immers een fameuze haarspeldbocht gemaakt: van metropool van Vlaanderen naar necropool van de Antwerpse ziel.

Daar is uiteraard de verwoestende rampspoed van de migratie debet aan. Zelfs met de loep van Sherlock Holmes blijft het zoeken naar die sporadische authentieke Antwerpenaar tussen het zooi exoten van over heel de wereld, getooid in nachtkleed en slaapmuts – verschoning: hoofddoek. Voor wie in de stad woont, is dat ondertussen “Elementary, my dear Watson”. Daarbij komt bovendien de als stadsvernieuwing gepresenteerde mobiele verloedering van de polis: de bloedeloze woonerven, absurde rijwegversmallingen, idiote circulatieplannen, file-genererende zones 30, op “rode stroom” afgestelde verkeerlichten en buitensporige straatknippen, om er maar enkele te noemen. Het middenveld dat in Antwerpen van oudsher de kost moet verdienen met (klein)handel kiest dan ras voor de rand waar de winkel nog wel zonder problemen kan beleverd worden en waar de klant de voordeur van de zaak nog wel zonder kopbrekens kan bereiken. Maar ook de inwoners van blanke komaf, die moeite hebben met het thuisgevoel in hun geruïneerde stad, leggen er al geruime tijd het stedelijk bijltje bij neer. Wat dan achterblijft heet marginaliteit, grondsop, droesem!

Een voorbeeld: herinnert U zich nog, niet zó lang geleden, het einde van de schooldag in het Sint-Jan Berchmanscollege? Ooit toch een topschool! Misschien liep U er zelf wel school? Wanneer de schel mekkerende bel eindelijk zweeg en de indrukwekkende schoolpoort zich vervolgens bevrijdend opende, stroomden de fiere leerlingen in kraaknet uniform, twee aan twee naar buiten: gekwadrateerde jeugdige onbezonnenheid, boordevol kattenkwaad, maar gepolijst als de besten, zo inzake leerstof als fatsoen, en gedresseerd genoeg om vertrouwen op te wekken in de toekomst.

Een correcte weergave van wat nu, als verzengend magma, blubberend en pruttelend naar buiten gutst, werd inmiddels strafbaar gesteld conform de wijdlopige interpretatie van het begrip “haatmisdrijf”: jongens in kruippakjes voor adolescenten of in spijkerbroek tot op de knieën zodat de onderbroek goed zichtbaar blijft – van Calvin Klein uiteraard: het enige merk dat de inhoud van die kledij puntgaaf onder woorden weet te brengen; meisjes getooid in wikkeldoeken met nauwsluitende hoofddoek, die zelfs het kleinste Calvin-breintje moeiteloos weet te versmachten! Het taaltje dat gebezigd wordt, is daarenboven van een allooi dat de vergelijking met het knisperend en knetterend magna naadloos kan doorstaan: verschroeiend onomatopeeën-Nederlands, dat zelfs elk verschiet op welke toekomst dan ook mordicus fnuikt!

Nog een voorbeeld. Wie in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw jong was en zich de buurt rond het stadhuis nog voorstelt als de bruisende uitgangsbuurt van ’t Stad, moet dringend opnieuw poolshoogte gaan nemen, liefst zo rond half één ‘s nachts. Van de gegeerde maatschappelijke mix, waarmee halfwassen leiders zo graag verbaal uitpakken, is er geen sprake meer. Geen volwassen blanke ziel te bekennen! De cafés en restaurants op de Oude Korenmarkt en de Suikerrui baden op dat uur trouwens al een poosje in complete duisternis. Alles potdicht, op dat ene kroegje na, waar je zonder gevarenpremie geen voet wil binnenzetten. Om de haverklap bestormen dronken of versufte nozems een aan de ketting gelegd terras als betrof het een tot de tanden toe bewapende vijand. Wie de link met teveel vrije tijd en overmatig elektronisch vertier alsnog wil zien, heeft ondanks wetenschappelijke negatie overschot van gelijk! Elders is het nochtans provinciaal stil. Alleen in de Pieter Potstraat galmt nog lawaai en wordt er op eigentijdse wijze “feest gevierd”. Op een dorpel zit een half verzopen snuiter zijn geheel doorzopen lief te troosten. Benevens de plenaire dronkenschap van de snol is de drijfveer van haar verdriet niet meteen duidelijk. Niet eens nog voor haarzelf!

In de enige nog geopende snackbar – waar de kliekjes van vorige week nu als kakelverse shoarma’s worden geserveerd – zit een aan lager wal geraakte, late erfgenaam van de Almoraviden een broodje kebab te eten; baseballpet op één oor met de klep, ondanks de afwezigheid van het minste straaltje zon, in de nek gelegd. Hij gooit verdoofd z’n blik in de oneindigheid en spert, onder het eten, zijn muil zodanig wijd open dat een niet eens geoefend oog de gisteren genuttigde spijzen in ‘s mans keelholte nog moeiteloos weet te ontwaren. Luttele ogenblikken later sloft er een niet nader bepaald vrouwspersoon de zaak binnen die van de ontkenning van feminiene elegantie en charme haar levenswerk heeft gemaakt. De veel te korte minirok verraadt echter een promostunt: wie wil, krijgt twee dikbillen aan de prijs van een. Al kom je met één zo’n peuzel toch ruimschoots een maand toe! Natuurlijk zijn de dijen, zoals het heden hoort, welig beschilderd.

Om het gapen naar zoveel ijdele lichaamskunst te faciliteren, houdt het jonge wicht haar benen haast 90 graden gespreid, zodat ook haar vleesetende bloem zich gewillig in het gezichtsveld wurmt. Een bonus is het niet. Zelfs de looksaus begint er ranzig van te smaken. Ik moet me nu echt wel uit de voeten maken! In mijn vlucht mijd ik angstvallig de vochtige spatten halfverteerde feestvreugde die het plaveisel overdadig beginnen te sieren en word ik nog aangeklampt door een Limburger die een sigaret wil bietsen. Mijn dapper “nee” schrikt ‘m af, maar wat kan hij doen? De actuele wereld is deze verwarde onverlaat kennelijk volslagen vreemd geworden. Mij trouwens ook!

Wat er met de stad geschiedde, laat zich vloeiend vangen in een wiskundige formule. Migratie + (im)Mobiliteit = Marginaliteit: lijkt wel het niet PFOS-gerelateerde “3M” van de moderne Vlaamse stad. Daarvan hierboven slechts twee willekeurige voorbeelden. Wie de laatste bloedcel “poorter” in zijn aderen kan bedwingen, ruilt de stad om voor de rand en legt nog slechts af en toe een bezoek af. De open plek die hij of zij nalaat, wordt onmiddellijk terug gevuld door een rariteitenkabinet van uitheemse buitenissigheid of door onrijpe “do-gooders” die nog aan den lijve moeten ondervinden wat een cultuurshock is of ideologisch reeds dermate verknipt en verblind zijn dat de werkelijkheid niet eens doorsijpelt. De witte stadsvlucht, zoals het verschijnsel heet, neemt overigens nog toe! Enkel de migratie van stadsvreemde specimen houdt de naakte cijfers, waarmee de gekwantificeerde politicus graag schermt, op peil; over de kwaliteit van deze cijfers zwijgt men doorgaans devoot. De middenklasse rept zich de stad uit; het bezinksel stroomt de stad in. Welnu, in die kloof tussen kwalitatieve blanke emigratie en kwantitatieve gekleurde immigratie ontstaat de politieke hunker naar het evenement, waarvan het wielerfestijn slechts een voorbeeld is.

De stad, vanouds nucleus van cultuur en economische bedrijvigheid, verwordt tot een pretpark voor de rand: een Plopsa aan de Schelde, sluitingsuur inclusief! Want wie na een voordracht om elf uur ’s avonds nog wat wil nakaarten in een gezellige bruine kroeg komt vaker van een kale reis thuis dan verhoopt. En aan de “nieuwe Antwerpenaar” heb je ook al niks: die heeft immers zijn eigen allahu-akbar-bakker en -slager; alcoholgebruik loopt dan weer stuk op een middeleeuws “njet” van de profeet.

Dus moet het verdwijnend middenveld, dat elke stad rechthoudt, in het weekend teruggelokt worden met alweer een prikkelend evenement! Voor de randbewoner is het een gelegenheid zijn “oude” stad nog eens in te trekken en te zien dat het toch niet meer hetzelfde is. Voor de moegetergde kleinhandelaar een kans om z’n weekomzet aanvaardbaar te houden. Iedereen tevreden, zou U denken. Fout! Fout! Driewerf fout! Want achterin de zaal staat ook nog de achtergebleven blanke inwoner met ietwat portee en inhoud die minder gebaat is met een door de overheid gereguleerde invulling van zijn schaarse vrije tijd. Fiscaal is hij reeds de uitgewrongen dweil van een stadbestuur dat graag feesten organiseert; toeristisch is hij het “aapje in de zoo” voor de voyeuristische passant op zoek naar een door datzelfde stadsbestuur verschafte authentieke “Antwerpen-beleving”; en daarbovenop kan hij zijn eigen straat niet eens meer in tijdens al die verlammende regime-happenings! Wat eertijds nog een op eendracht en traditie geschraagd volksfeest heette, wordt bij ontstentenis van een volk een door de overheid opgelegde en afgedwongen gebruiksderving van de stadsbiotoop, gemeenzaam “evenement” geheten. Mooi “kostbaar weefsel” als U het ons vraagt!

“Kom, kom”, hoor ik de achteloze lezer fluisteren, “het wielerfestijn is toch maar een “Once in a Lifetime-Event” (want in het Engels bekt zoiets toch meteen een stuk hipper!) Wel, ook hier moeten we de achteloze lezer teleurstellen. Twee weken voordien werd de stad al hermetisch afgesloten voor de “Marathon by Night”, ter gelegenheid waarvan half Vlaanderen zijn knieën koppig kwam kaduuk crossen, maar geen enkele inwoner nog thuis geraakte van zijn eigen particuliere bezigheid; de week daarna ging de binnenstad alweer in mobiele lockdown voor de Autoloze Zondag; de ideologische hoogdag van groen die geen volk meer trekt maar desalniettemin fanatiek moet blijven gevierd worden. En, na het wielergala en een weekend verdiende regelmatigheid, komen de Ten Miles er alweer aan waarop de net herstelde knieën opnieuw geradbraakt kunnen worden, thans evenwel in de nog maar eens voor alle verkeer afgesloten Kennedytunnel, want de originele, toch vooral zonderlinge beleving moet en zal vooropstaan!

Het mag dan op het eerste zicht verbazen, maar er zijn nog stedelingen die in het weekend moeten werken. Die enkelingen kregen van het kabinet Mobiliteit een alternatieve route opgedist waarin zich echter een insluitende verkeerslus bevond waaruit de zich naar de arbeid reppende automobilist met geen mogelijkheid kon ontsnappen: een vergeten frivoliteitje van datzelfde stadsbestuur! We mogen nog van geluk spreken dat we het “WK Tikkertje” hebben binnengehaald: wat zou een stad zonder toch zijn?

De performante schepen van (im)mobiliteit, duurzaam gekneld tussen een waarachtig groen gelaat en een electoraal alter ego van “auto-genegenheid” (in beide gevallen echter een volkomen gebrek aan stadsvisie etalerend), riep tijdens het obligaat ATV-interview ter gelegenheid van Autoloze Zondag nog op te stoppen met “de auto te nemen voor korte afstanden”. Anuna-vreemder, beste lezer, wordt het niet! In dit verband mag “Anuna-vreemdheid” opgevat worden als de overtreffende trap van wereldvreemdheid, gekoppeld aan een misplaatste betweterigheid die ontstaat uit een schokkende onwetendheid. Wat heet immers kort? Is twee kilometer kort voor wie een ballast van 25 kg. of 3 m2 te torsen heeft? Naar de spreekwoordelijke bakker gaat al lang geen stedeling nog gemotoriseerd, in welk geval hij een dagtaak heeft aan het vinden van die ene overgebleven parkeerplaats. Maar het kan nog erger!

Schepen eenoog werd onlangs namelijk links voorbijgestoken door de stekeblinde ministeriële kwezel van de Open VLD die, vanuit het bronsgroen eikenhout, uitgerekend de Turnhoutsebaan, een drukke Antwerpse in-en uitvalsweg, tot “fietsstraat” meende te moeten omdopen. Lydia Peeters, de liberale begijn die een concentratie van drie aaneengesloten rijhuizen zonder voortuin reeds verwart met een stad, liet het echter naar aloude gewoonte na, niet eens de olifant, maar de monsterlijk mammoet in de kamer te benoemen. Want wie maakt het de ideologisch kreupele fietser moeilijk? Wie toch houdt in het midden van de straat halt om een praatje te maken met de bestuurder die de andere richting uit rijdt? Wie parkeert de wagen onverstoord dubbel om ras in de bovenmatig gesubsidieerde VZW een muntthee te nuttigen, de eega af te rossen of een granaatje te werpen? Jawel, dat taaie, hoogst sociopathische woestijnvolkje, dat eerst alle blanken de eigen buurt uit pestte, vervolgens het saldo authentieke Antwerpenaren een “warm thuisgevoel” ontnam en gevolglijk de plaatsvervangende hunker naar een vermeend “verbindend” evenement installeerde bij de verder van elke visie vrijgestelde politicus op zoek naar stemmen zonder relevante strekking. En opnieuw wordt het, met een stad op het ritme van de fiets, enkel Erik, Johan en Fernand flink lastig gemaakt; Rachid, Mehmet en Amir kunnen hun blauwe dopkaart immers al lang digitaal opladen.

Als er in dit “Wat-We-Zelf-Doen-Doen-We-Beter”-Vlaanderen al een evenement niet zou mogen mankeren op het zelfverklaard palmares, dan wel het WK “kippen met gouden eieren slachten”! Dat voor nagenoeg elke stad in het economische hart van ons ooit zo bevallig plekje onder de zon – de Vlaamse ruit – bovenstaande bedenkingen geriefelijk kunnen gedupliceerd worden, is niet eens een magere troost.

**

TE KOOP: iconische ‘tScheldt-redacteur met bijpassend t-shirt

***