Op dinsdag 17 mei 2022 werd op 92 jarige leeftijd prof. em. Jacques Claes, na een immens boeiend leven, definitief van ons weggerukt.
**
Op vrijdag 27 mei werd hij in een goed gevulde Carolus Borromeuskerk begraven. Claes was een van de vier stuttende zuilen van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen (UFSIA), nu – als slachtoffer van de schaalvergroting – jammer genoeg opgegaan in de Universiteit Antwerpen (UA). Samen met Libert vander Kerken SJ, Fernand Van Neste SJ en Karel Van Isacker SJ bouwde Claes onvermoeibaar aan het Pantheon van de Antwerpse wijsheid dat zijn stralen over heel Vlaanderen wist uit te strooien. Hij zal nog lang gemist worden.
Claes werd op 22 juli 1929 geboren in Antwerpen, de stad waarvan hij zoveel hield, die hij door en door kende en die hij elke dag weer met volle teugen tot zich nam. De laatste ontmoeting die ik met hem had was trouwens op zijn lievelingsplekje: ik zat, samen met een andere redacteur van ’t Scheldt, de eerste lockdown te ontwijken op een bankje aan het Hendrik Conscienceplein – met zicht op de jezuïetenkerk waar ook de begrafenis plaatsvond en gelegen in dat jezuïtische “klein Rome” van Antwerpen – toen de professor plots voorbij kwam wandelen. Corona had er bij hem flink ingehakt, zoveel was duidelijk. “Wie heeft dit ooit meegemaakt”, probeerde hij de nieuwe situatie te peilen, “Met wat zijn we toch bezig?” De beperkingen tijdens Corona waren nieuw; ze initieerden een leven waaraan hij zichtbaar kwijnde, waarvoor zelfs een gloednieuw vocabularium gesmeed moest worden (met lockdowns, knuffelcontacten, boosterprikken, mRNA-vaccins …); het leven dat tijdens de lockdown geleefd moest worden, was echter noch het zijne, noch het onze.
Wellicht heeft het virus, eerder nog op een talige en restrictieve dan op infectieuze wijze, een stuk meer gevergd dat goed voor hem was.
Verwondering
Jacques Claes in een paar rake lemma’s vatten, is schier onbegonnen werk, zoals dat gaat met grote geesten. Daarin is Stephan, de zoon, tijdens zijn persoonlijke getuigenis op de plechtigheid nochtans wonderwel geslaagd! Met drie lemmata opende hij de poort naar het wezen en wezenlijke van zijn betreurde vader. Jacques, zo zei hij, was “Verwondering, Geloof en Nabijheid.” Zijn verwondering gold de schepping, waarvan hij zei dat ze pas begonnen was. In de geest van Jacques kreeg het kleinste detail van die schepping betekenis in een groter geheel. Niet het detail louter omwille van het detail, maar het detail als stapsteen naar dieper weten, gekoppeld en geschakeld in een overdonderende werkelijkheid, die steeds haar gang gaat. De dingen trokken hem aan en bleven hem verwonderen, steeds opnieuw. Net zoals zijn leermeester trouwens, de Leidse professor Jan Hendrik van den Berg, grondlegger van de metabletica of de leer der veranderingen. Niet zozeer de Cartesiaanse dingen – stug, inert, kil, onveranderlijk en manipuleerbaar – interesseerden hem, maar de levende en verhalende dingen die, steeds in samenspraak met de mens, zoveel te vertellen hadden over de schier onpeilbare diepten van onze cultuur. Claes was een peilende denker (of een denkende peiler) die, ver beneden de oppervlakte, naar de wortels zocht die de boom van het denken vochtig en frisgroen hielden.
Geloof
Ten tweede was er Jacques’ rotsvaste geloof in de christelijke God, dat niet alleen troost biedt bij onherstelbaar onheil (bv. de veel te vroege dood van zijn zoon Philippe), maar tevens de grondvore trekt voor een voller zijn; geloof als haven waarin het stormen trotserende schip, dat mens heet, tot welgekomen rust komt en steeds opnieuw bevoorraad wordt voor weer een nieuwe uitdagende reis naar Zijn schepping. Spontaan springt een vers van André Gide, uit zijn Nourritures Terrestres, me voor de geest, die dit zoekende bestaan, deze intellectuele reis mooi onder woorden weet te brengen:
Ne souhaite pas trouver
Dieu ailleurs que partout.
Chaque créature indique Dieu
Aucune ne le révèle.
Nabijheid
Tot slot is er de nabijheid van Jacques voor diegenen waarvoor geleefd werd: zijn vrouw, Lieve Geerts, zijn zoon Stephan, zijn schoondochter Veronique en zijn drie kleinkinderen, Jacob, Anna en Cecilia – die we onze welgemeende en christelijke deelneming aanbieden. Maar ook zijn studenten, waarvoor hij zo graag en op spitante wijze een tipje van de werkelijkheidssluier oplichtte en waarvan hij menige voor het leven vormde. Claes behoorde immers onmiskenbaar tot het erudiete voetvolk dat weg bleef van de universitaire organisatie, en dit slechts ter meerdere eer en glorie van het echte weten. “Onderwijzen, het wonder wijzen”, naar zijn gelijknamige boek, was voor Claes summum van zijn professioneel bestaan. Toen hij, jaren na zijn emeritaat, nog eens een gastcollege mocht geven, vertrouwde hij me achteraf trots toe: “Het heeft even geduurd, maar plots had ik ze terug allemaal mee.” Hij bleef een verhalenverteller pur sang, een “onderwijzende professor” in hart en nieren, een erudiet die zijn inzichten wilde doorgeven aan de komende generaties.
De uitvaart genoot grote belangstelling, de Carolus Borromeuskerk was goed gevuld met de nog levende collega’s professoren uit die gloriejaren van de UFSIA, met politici allerlei, maar vooral met oud-studenten wier leven de fenomenoloog/metableticus Claes voorgoed heeft veranderd en verrijkt. Ook burgemeester Bart De Wever sloot aan, in zijn gekende onwennige stijl die, wellicht onbewust, tegenzin signaleert. Hij was ook de man die in de krant zijn lessen eerder omschreef als een “onemancomedyshow dan als een academische les”, wat doet vermoeden dat De Wever zijn lessen óf niet bewust meemaakte, óf er niets van begrepen heeft. Ook de huidige rector Herman Van Goethem gaf present. Terecht liet hij in datzelfde artikel optekenen: “Jacques Claes was een professor zoals die er vandaag niet meer zijn”, wat de rector, die toch als geen ander de universiteit organiseert, tot nadenken zou mogen stemmen.
Met het overlijden van Claes verliest Antwerpen opnieuw een stuk van zijn glorie. Na de afbraak van reeds zoveel onherstelbaar erfgoed en na de brutale sloop van de infrastructurele stedelijkheid, verdwijnt met hem een brok unieke en, naar de woorden van de rector, vooralsnog onvervangbare eruditie uit het ooit zo rijke Antwerpen. De stad verwelkt nog een beetje meer. De laatste twee jaar verbleef Claes in een woonzorgcentrum in Heverlee, maar zijn aanwezigheid kon op een of andere manier nog gevoeld worden. Op de Groenplaats, waar hij woonde, bleef de professor een baken en een dijk tegen alles verslindende evenementenzucht en oppervlakkig toerisme; telkens ik voorbij wandelde, keek ik spontaan even omhoog en dacht: “Hoe zou het met de prof. zijn?” Net zoals ik tot een tijd terug dacht: “Hoe zou het met Jan Hendrik van den Berg zijn?”, zijn leermeester die een tijdje in hetzelfde gebouw woonde. Maar nu kalft alles waarvoor hij stond verder af: zijn zoekende verwondering voor de dingen kristalliseerde al uit tot een versmachtend eenheidsdenken en een politieke betweterigheid in een zee van oppervlakkigheid; zijn ijzersterk geloof heeft het thans te stellen met een Kerk die bang is van haar eigen schaduw en zijn warme nabijheid vervluchtigde in een kil en koud, vooral op identiek consumentisme gerichte globalisering. Maar geen Jacques Claes meer die, op heel eigen wijze, weerwerk kan bieden.
Nicolas Standaert, de bekende sinoloog en ook al SJ, hield tijdens de dienst een voortreffelijke homilie waarin niet de anekdotiek rond Jacques centraal stond, maar waarin zijn leven diepere zin kreeg in en gekoppeld werd aan een wonderlijke en veranderlijke werkelijkheid, waarover Claes niet uitgedacht geraakte en die hem van ’s morgens vroeg tot ’s avonds versteld liet staan. Met woorden was Standaert de gelijke niet van Claes, maar dat mag niet verbazen. Claes wàs het woord! Zoveel meer dan slechts “woordkunstenaar”, die het te vaak moet hebben van de toevallige vondst. Ieder woord viel bij hem daarentegen op de juiste plaats, was wel overwogen en overdacht. Dàt woord is nu thuisgekomen bij het Woord (mét hoofdletter)! Tot gemis van ons allen: een monument werd ons ontnomen; thans blijft alleen de onuitsprekelijke dankbaarheid hem gekend te hebben.
**