Lees deel 1 HIER
Lees deel 2 HIER
**
Van Rijk naar Nationalistische Staat
Louis-Napoléon die, als doodgraver van rijks-Europa, stellig meer alinea’s verdient dan er hier aan hem gewijd kunnen worden, was een vat boordevol tegenstrijdigheden. Hij achtte zich, in navolging van zijn oom Napoléon I, mandataris van de Frans revolutionaire beginselen die alle Europese volkeren voorgoed uit het feodale moeras wilde sleuren, tegelijk echter was hij evenzeer een bonapartistische autocraat, zelfs met theocratische trekjes, die in 1852 graag door de paus tot keizer had willen gekroond worden. Dit laatste zag Pius IX om evidente redenen niet zitten. Niet alleen stond de kerkvorst de kroning van de eerste Napoléon nog voor de geest, bovendien was het derde specimen een gewezen “carbonaro” en in die hoedanigheid intrinsiek gekant tegen het voortbestaan van de Kerkelijke Staat, hoewel hij node toch tot 1870 Franse troepen in Rome stationeerde om die staat te verdedigen tegen de Piëmontese drang naar “Italiaanse” eenheid. Pius nodigde hem uit naar Rome, maar Napoléon III weigerde, wat zijn keizerskroning voorkwam. Evenmin zal zijn devies “J’espère en Dieu et je crois en moi” geholpen hebben. Verder was Louis-Napoléon, buiten autocraat, toch ook liberaal én syndicalist, haatte hij de later kort zetelende conservatieve president Adolphe Thiers en had een verdachte bewondering voor anarchist Joseph Proudhon, die hij allebei, voorafgaand aan zijn staatsgreep, gevangen nam. Of Louis-Napoléon, later Napoléon III, zich bewust was van al die tegenstrijdigheden is nog maar de vraag, want bovenal en op de eerste plaats was hij nationalist!
De “Sainte Alliance” was conservatief, reactionair, bovenal christelijk van aard.
Het nationalistisch Europa onderscheidt zich van het reeds genoemde rijks-Europa door de vorming van natiestaten die de eeuwenoude Europese “ballance of power” schier onmogelijk maakten. De Oostenrijker Metternich had, tijdens het Congres van Wenen (1815) dat komaf moest maken met de aspiraties van een gloednieuwe Napoléon, nog zo zijn stinkende best gedaan om de Europese machtsbalans in ere te herstellen. De Quadruple Alliantie tussen Rusland, Oostenrijk, Engeland en Pruisen (Quintuple, met Frankrijk erbij), verbond er zich toe gezamenlijke actie te ondernemen in Europese kwesties en de familie Bonaparte van de heerschappij over Frankrijk uit te sluiten. Een ander verbond op initiatief van Rusland, de Heilige Alliantie, strekte er dan weer toe Europa te beschermen tegen de verderfelijke principes van de Franse revolutie. Deze “Sainte Alliance” was conservatief, reactionair, bovenal christelijk van aard. Uiteindelijk sloten alle Europese staten zich aan, behalve Engeland, dat graag buiten de continentale besognes bleef; de Kerkelijke Staat, omdat het toch niet betaamde akkoorden te sluiten met protestanten en “zieke man van Europa” Turkije, dat een akkoord met “christenhonden” hoe dan ook verwierp. Toen Louis-Napoléon aan de macht kwam was het meteen duidelijk dat hij de bepalingen van Wenen verafschuwde. Erg lang moest hij niet wachten om zijn revanche te nemen: in maart 1854 verklaarden Frankrijk en Engeland, zij aan zij met de Turken, een onnodige oorlog aan Rusland. Dat laatste land had met de terugtrekking van zijn troepen aan de grens met Moldavië en Walachije (toen Turks gebied) de angel reeds uit de zere Europese voet getrokken.
De oorlog om Sebastopol die losbarstte – enkel om Rusland een lesje te leren – staat bekend als de Krimoorlog, de belangrijkste, tevens meest vergeten oorlog van de 19de eeuw. De gevolgen waren dan ook desastreus. Volgens de Vrede van Parijs zouden de Zwarte Zee neutraal en de Bosporus oorlogsbodemvrij blijven en de Donau werd onder internationale controle geplaatst. Bovendien deed Rusland afstand van zijn in 1774 verleend protectoraat over de Oosters-Orthodoxe Kerk in Constantinopel, stad waartoe elke Russische toegang willens nillens afgesloten diende te worden. Enkel de vernedering van Rusland (en daarmee ook de opheffing van de Weense afspraken) stond de nationalist Louis-Napoléon voor ogen, waarmee het zieltogende Turkse rijk noodzakelijkerwijze maar hoogst ongepast in de Europese statenfamilie werd opgenomen. “Der jahrhundertelange Erzfeind des christlichen Abendlandes ist jetzt Mitglied des europäischen Staatenfamilie”, schreef Georg Franz in “Der Krimkrieg, ein Wendepunkt des europäischen Schicksals.” En een keerpunt werd het! Sindsdien werden culturele, morele en religieuze principes volledig ondergeschikt gemaakt aan de nationalistische “Realpolitik” van abondante machtsverhoudingen (geen “ballances of power” meer) en kortzichtige, grotendeels economische belangensferen.
In 1898 bekloeg Brits premier Robert Gascoyne-Cecil, beter bekend als Salisbury (waarvan hij de derde markies was) zich over de afwijzing van een “supreme opportunity,” door tsaar Nicolaas I geboden met het voorstel dat hij deed net voor de Krimoorlog. Dit voorstel hield in om het Ottomaanse Rijk op te delen. Dit kon gebeurd zijn, ware de afspraken van 1815 onverkort geldig gebleven. “I believe”, zo schreef Salisbury, “we made a grave blunder in deserting the alliances of 1815. We sacrified the alliance of a Power that was growing, for a Power that was evidently decaying.” De groeiende macht, dat was uiteraard Rusland; de macht in verval, dat waren de Turken waarmee Napoléon III gemene zaak had gemaakt. Niet zozeer omdat de Turken op enige sympathie van zijn kant konden rekenen – “armzalige lieden” vond hij ze – maar omdat hij zich wilde ontdoen van de afspraken uit 1815. En daarvoor benodigde hij het nationalisme, dat geprangd zit tussen meticuleus afgebakende grenzen (er binnen, hoe verdorven het ook is, is “van ons”; er buiten, hoezeer er ook naar verlangd kan worden, is vreemd), maar dat evenzeer als de duivel is voor welk concurrerend nationalisme ook. Vooral is het nationalisme, in de grond, niet gebaseerd op de meer dan vanzelfsprekende beginselen van taal, geloof, ras en cultuur. Zonder het nationalisme van Napoléon III, het moge reeds vanzelf spreken, was Constantinopel thans christelijk.
Van het nationalisme, dat de afspraken van 1815 naast zich neerlegde, dat bovendien als de duivel bleef voor alle, noodgedwongen concurrerende “nationalismen” toch nog deze, naar ik stellig hoop, verduidelijkende opmerkingen. Toen in 1849 de Hongaren in opstand kwamen tegen het Oostenrijkse keizerrijk, smoorden de Russen de opstand in bloed. De tsaar dacht daarmee zich in de Krimoorlog van Oostenrijkse steun te hebben verzekerd, wat niet het geval was. Wel integendeel! Rusland bleef daarop stilzitten toen het Pruisen van Bismarck Oostenrijk aanviel, waarmee de Russen het ontstaan van het Duitse keizerrijk ten zeerste hebben bevorderd. Maar de geallieerden al evenzeer konden in de Krimoorlog niet op Oostenrijkse steun rekenen, waardoor het geïsoleerde Oostenrijk geen enkele steun ontving toen Napoléon III hun bezittingen in Noord-Italië aanviel, en het aldus ook bijdroeg tot de nationalistische eenmaking van Italië.
Ook langs de kant van Frankrijk kan dezelfde oefening gemaakt worden. Het Weens congres leek gebroken, de derde Napoléon was nu opnieuw mandataris van de eerste en van de vermaledijde principes van de Franse revolutie, wat enkel dit kan beduiden dat het benaarstigde principe van de gelijkheid toch moest stranden op de taalgrens, tot waar die gelijkheidszucht slechts standhoudt. Want dàt is nationalisme! Ook Huizinga wist dat. Gevreesd werd dat Frankrijk de revolutionaire principes opnieuw gewapenderhand in Europa zou verspreiden, wat ook geschiedde. In Noord-Italië, zoals vermeld. Het won er alle veldslagen, maar maakte de oorlog niet af: bang voor het Italiaans nationalisme dat zich ook tégen Frankrijk zou kunnen keren. Napoléon III verloor er Italië’s gunst, waardoor ook hij bijdroeg tot de Italiaanse eenmaking. Dat deed hij eveneens met de Duitse eenmaking. Toen protestants Pruisen het katholieke Beieren aanviel, bleef Napoléon III stilzitten en bevorderde alzo de voor Frankrijk fatale Duitse eenwording. Hoe fataal die Duitse eenwording voor Frankrijk was, werd duidelijk in Sedan.
Dit alles was het gevolg van de opzegging van de vanzelfsprekende allianties en machtevenwichten tijdens de Krimoorlog. Eens het Weense machtsevenwicht op de schroothoop terechtkwam en het nationalistische Frankrijk het daglicht zag, ontstonden eveneens het nationalistisch Italië, het nationalistische Duitsland – niet toevallig de latere as-mogendheden – en werd datzelfde nationalistische Frankrijk niet weinig vernederd toen, in 1871, in Versailles nog wel, Wilhelm I tot Duitse keizer werd uitgeroepen terwijl op de achtergrond de revolutie van de radeloze Franse nationalisten woedde en hun bloed andermaal spilziek vloeide. Met dit laatste zij verwezen naar de Commune van Parijs, waarvan de marxistische interpretatie, hopelijk toch, door niemand nog ernstig wordt genomen. Maar de allerbelangrijkste vernedering, de vernedering die tot op de dag van vandaag doorwerkt, gold het verslagen Rusland, dat elke christelijke aspiratie in Constantinopel geblokkeerd wist en, als klap op de vuurpijl, moest aanzien dat de mohammedaanse, de aan het oude christelijke Europa compleet vreemde, ja de aartsvijandige Turk in het zgn. concert der naties werd opgenomen. Als gelijkwaardige partner nog wel! Rusland keerde zich daarop, net als in de Troebele Jaren (1604-1613), van Europa af en werd Aziatisch, anti-Europees, finaal zelfs atheïstisch. Het nationalistische Europa van staten, allen opgesloten in hun nauwgezet getekende grenslijnen, ontdaan van elke talige, culturele of religieuze connotatie en enkel bezig met het hoogst bekrompen, nationalistische eigenbelang slaapwandelde (Clark) vervolgens enthousiast verder naar de Grote Europese Zelfmoord, die op meer dan overtuigende wijze voltrokken werd tussen 1914 en 1945.
**
Lees morgen deel 4 in deze reeks
**
Illustratie: Oorlog om Sebastopol (Krimoorlog) – 1885
**
Lees ook
Proeve van een Geopolitieke Visie… (deel 1)
Proeve van een Geopolitieke Visie… (deel 2)
Proeve van een Geopolitieke Visie… (deel 3)
**