Weer Juweel Verwoest in Antwerpen

Voor een stad zijn pleinen kardinaal! Zeker voor steden die een geschiedenis mee te torsen hebben die verder rijkt dan een paar eeuwen. Rome is zo’n stad. ‘La Città Eterna’, of Eeuwige, mag dan ook uitpakken met het oerplein bij uitstek: de Piazza della Rotonda aan het Pantheon. In het dynamische spel tussen de beslotenheid van de omliggende straten, koel gehouden door de hoge zijgevels van renaissance- en barokpalazzi, en de ademende openheid van het plein, voltrekt zich niet minder dan de essentie van een respirerend leven, net zoals in dicht begroeide wouden (in een stad zijn dat de straten), alle tra’s of open plekken (dat zijn dan de pleinen) getuigen van ademende openheid en betreedbaarheid. Te lang in de jungle verwijlen, is niet te harden als niet ook bijwijlen naar lucht kan gehapt worden, zoals ook elke diepzeeduiker somtijds vanuit de duistere diepten van de zee aan de oppervlakte naar zuurstof komt snakken.

Net zoals de tra in het bos toch uitgesproken ‘bos’ blijft en het wateroppervlak toch ook nog steeds ‘zee’ is, zo moeten pleinen ook ‘stad’ blijven.

Maar pleinen luisteren ook nauw. Te besloten imploderen ze weer tot straat; te open sluiten ze niet meer aan op het stedelijk weefsel, weerkaatsen ze teveel licht dat verblindt in plaats van beschut. Dan wordt ook de stedelijke harmonie doorbroken. Net zoals de tra in het bos toch uitgesproken ‘bos’ blijft en het wateroppervlak toch ook nog steeds ‘zee’ is, zo moeten pleinen ook ‘stad’ blijven. Stedelijke pleinen koppelen harmonisch openheid aan een zekere vorm van densheid. Met pleinen heeft men secuur om te gaan, zo niet worden ze al snel afstotelijke steenzeeën waar iedereen zich zo snel mogelijk van weg rept. Vergelijk het met de broosheid van de tandwieltjes in een Zwitserse horloge: fragiel en uiterst fijngevoelig, onontbeerlijk echter om het uurwerk te laten lopen. Zo’n on-plein is bijvoorbeeld het Operaplein in Antwerpen: te groot om te bergen, te kaal om er te blijven. Op de Piazza della Rotonda wordt die geborgenheid verzekerd door de acht zuilen van het Pantheon: ‘bomen van zuilen’ zijn het, die stapsteen worden naar de koepel, waarin de oculus, het dakoog, blijft spelen met een ‘binnen’ dat behoedt, en de ‘buiten’ van het stedelijk spinsel dat verbindt. Bovendien is er het water van de Fontana del Pantheon, gevoed door de Aqua Virgo en getooid met de Macuteo-obelisk. Klaterend water als metafoor voor het leven, in dit geval het stadsleven!

Oerplein

Wat geldt voor Rome, geldt voor elke stad (misschien op Parijs na, waar Haussmann in de 19de eeuw fameus tekeer ging en straten deed zwellen tot boulevards die de gebouwen rechtstreeks aanvallen), dus ook voor Antwerpen: die unieke barokstad gebouwd op gotisch fundament. Ooit althans! Na de bevrijding van 1585 braken weliswaar economisch zure tijden aan, desalniettemin bleef het de stad cultureel voor de wind gaan. Dat is haar oude pleinen aan te zien. De nucleus van de stad wordt gevormd door een opeenvolging van drie pleinen, met elk een eigen atmosfeer: de Groenplaats (volledig verwoest door bOb van Reeth, al heeft het stadsbestuur dat zijn plannen niet volledig uitvoerde ook boter op het hoofd), de Handschoenmarkt en de Grote Markt. Iets verder weg van de ultieme stadskern en verdoken voor zij die het weefsel wat minder kennen, bereikt men dan het Antwerpse oerplein bij uitstek: het Conscienceplein, een stukje Rome in de koekenstad, ook zo goed als zonder bomen, maar de jezuïetensodaliteit en de wegende barokke gevel van Carolus Borromeus – eigenlijk de Antwerpse Ignatiuskerk – herstellen het manco ruimschoots. Op het plein opent de barokke ruimte zich ‘lateraal’, d.i. nooit recht toe, recht aan; nooit ‘à la Haussmann.’ Het mooist van al opent het plein zich langs de boog, langs waar de kerkgevel zich mondjesmaat, stukje bij beetje, manifesteert.

’t Stad is bezaaid met zulke pleintjes, het ene al meer gelukt dan het andere. Er is de Stadswaag (op dit moment ook heraangelegd), of de Graanmarkt (aan de ene kant recht gehouden door de Bourla, aan de andere kant gesloopt door de Stadsschouwburg, in het midden ontsierd door een functionele hoogbouw die pijn doet aan de ogen) of de Vrijdagmarkt. Dit laatste plein, eveneens van barokke signatuur, ligt primair gekneld tussen de Hoogstraat, de Steenhouwersvest en de Drukkerijstraat; is ruimer toch ook rustpunt op weg naar het Zuid, met enerzijds, na de Hoogstraat en de Oever, de Kloosterstraat – voor immer gekoppeld aan de verwoeste Sint-Michielsabdij – en anderzijds, via de Drukkerijstraat, uitmondend in de Nationalestraat, de oude Boeksteeg, 19de eeuwse proeve van de lokale ‘Haussmannisering.’

Vrijdagmarkt

Ook de Vrijdagmarkt valt men uitgesproken lateraal aan, vanuit straten die weigeren linea recta op het plein uit te lopen: blijvend geschenk aan de stad overigens van Gilbert Van Schoonbeke die de omliggende straten ontwierp. In tegenstelling tot de vorige twee oerpleinen, de Piazza della Rotonda en het Conscienceplein, mist de vrijdagmarkt een kanjer als het Pantheon of de Caroluskerk. Het Museum Plantin-Moretus blijft mooi, uniek zelfs, maar toch net een vleugje te horizontaal-renaissancistisch om het plein naar zich toe te trekken. Bovendien is de Vrijdagmarkt rechthoekig van opzet. Oppassen evenwel met rechthoekige pleinen! Zij ogen altijd dwingender in hun ‘ontworpenheid’, behoeven daarom net dat streepje ruigheid, die spat ongetemde tempering van de maakbaarheid, die de menselijke geborgenheid van het plein weet te vrijwaren. De bomen, als zuilen van een natuurlijk Pantheon, klaren op de Vrijdagmarkt de klus royaal!

Van Zuhal zijn we gelukkig verlost: teveel centrumstedelijke verzuchtingen voor grootstedelijke geworteldheid.

De vorige alinea blijft staan, boet niks aan geldigheid in, maar zal, zoals zoveel in de metropool, toch weer in de verleden tijd moeten gelezen worden. De bomen op de Vrijdagmarkt werden één voor één gekapt. Tegenwoordige tijd slijt snel in Antwerpen. En dat heeft alles te maken met de doortocht van de Kabouter Woonerf van ‘t Stad, Paul Cordy, opvolger van hysterica Zuhal Demir als burgemeester van het district. De krijsende Zuhal, die zich van die taak kweet tussen 2013 tot 2015, was destijds nog hanteerbaar: toen draaide slechts het zonnestelsel rond haar Koerdische kont; nu loopt schier heel het universum – zwarte gaten en rode dwergen incluis – door haar reet. Van Zuhal zijn we gelukkig verlost: teveel centrumstedelijke verzuchtingen voor grootstedelijke geworteldheid. Vanaf 2016 moeten we het stellen met Cordy, de sloopsmurf van Antwerpen: minder aristocratisch, maar even vilein en moorddadig als zijn bijna-naamgenoot Charlotte Corday. Men zou haast denken dat hij toch wel een verre telg van de familie is, die – het zou zo maar kunnen – na de moord op Marat de naam lichtelijk aanpaste en uitweek naar Oostende, waar ‘Polleke’ van afkomstig is. Cordy heeft het niet zo begrepen op stedelijkheid, nog minder op gezelligheid. Al wat het aroma van stedelijke knusheid of geborgenheid verstuift, wordt schietschijf voor deze alverman.

Paul Cordy

Schijnbaar moet men van de verste oorden in Antwerpen aanspoelen om zeggenschap over de stad te beuren. Zuhal was van Genk, en keerde spontaan naar Genk terug. Cordy is van Oostende, maar keerde vooralsnog en ten spijtigste niet naar de kuststad terug. Van keizer Augustus werd gezegd dat hij een stad van steen vond en een stad van marmer achterliet. Van deze sloopsmurf kan men nu al zeggen dat hij een stad van steen vond, en er een van beton achterliet. Voor ‘Zotte Pol’ moet alles wat naar verticaliteit neigt, bomen inclusief, in horizontaliteit kwijnen; zo eigen aan hersenloze garnaalvissers aan zee die bij vloed klagen dat ze geen vis weten te vangen, maar bij eb ertegen opzien om het prollige lijf naar de waterlijn te sleuren. Het loont trouwens meer dan de moeite om zijn verkiezingsfilmpjes te herbekijken. Daar staat hij dan, uitgezakt voor het Antwerpse stadhuis of arrogant wandelend door de Lange Ridderstraat, zijn bloedeigen onkruidstraat, met de handen diep in de zakken: gestampter kan een boer moeilijk worden! Wat hij onder z’n hersenpan mist, wordt omgekeerd evenredig gecompenseerd door z’n vette pens die hij als de betweterigste Baas Gansendonck steeds naar voren draagt.

Als slippendrager van de Grote Leider en poesjenel van zijn eigen partij laat hij zich leiden als geen ander. Grotere verbanden, zeker als ze stedelijk zijn, ziet hij niet. Moet hij komaf maken met Groen, zijn bevoorrechte partner, dan doet hij dat zonder morren. Tot daar de voordelen. In zijn particulier speeltuintje echter is de extreemlinkse administratie baas. Visie mankeert hij compleet en als hij het woord ‘kennis’ hoort vallen, denkt hij niet aan het geheel van wat door studie geleerd kan worden, maar aan de naam van die arrogante ‘toeristenneuker’ van ’t Schoon Verdiep die het bestaat, terwijl heel Europa maatregelen neemt tegen het massatoerisme, diezelfde soort van lege kostgangers ten nadele van de eigen bewoners met open armen te ontvangen. Men vraagt zich af wie toch die 5.911 politieke blinden zijn geweest die op deze intellectuele gnoom gestemd hebben? Let op, Zuhal deed veel beter: 6.981 stemmen in een vlek die drie keer zo klein is als het district Antwerpen; Kennis, met 4.903 voor Groot-Antwerpen, veel slechter. Dat electoraat van Cordy kan toch geen hart voor de stad bezitten? Dat zou meteen stoppen met kloppen. Hetzelfde geldt evenzeer voor de stadsziel, die hij voor 33 zilverlingen aan de ecologische duivel verkocht.

Toekomstbomen

Na de arboricide van de Charlottalei (klik HIER), waar ook al geen boom de knaldrang van Kabouter Woonerf overleefde, is het nu dus de beurt aan de Vrijdagmarkt die, met de heraanleg van gevel tot gevel, bovendien beroofd zal worden van elke vorm van proportionaliteit. Dat mocht hij, even houterig als de levenskrachtige stammen die hij liet kappen, op ATV komen uitleggen. De bloeddorstige stalinisten, perfide socialisten en ideologisch verknipte ecologisten in zijn biotoopvernietigende administratie hadden voor de gelegenheid het werk even onderbroken en zich begeven naar de TV-kamer. Onder mekaar sloten ze weddenschappen af, waarvan de opbrengst gebruikt zou worden voor hun jaarlijks poesjenellenbal ter ere van stadssloper Cordy. Zou hij het zeggen? Zou hij het aandurven? Bedoeld werd het neologisme dat ze hem zachtjes in het oor hadden gefluisterd, maar kant noch wal raakte. En jawel hoor, daar kletterde het tegen z’n aartsdom kaboutergehemelte: ‘toekomstbomen!’ De sloopsmurf, niet eens beseffend wat verleden is, ging eens iets prevelen over de ‘toekomst.’ De gezonde en vitale bomen met rijkelijke kruin dienden gerooid voor ridicule ‘toekomstbomen’, ander woord voor twijgjes die binnen honderd jaar misschien, misschien niet, tot boom zouden kunnen wassen. De champagnekurken knalden gewillig in de TV-kamer! Het schuim spoot overvloedig, want de poesjenel was weer in de val getrapt. En Antwerpen, die uitgedaagde stad met leiders die ze niet verdient, is alweer een verbindend juweel armer.

**

Foto boven dit artikel: Vrijdagmarkt – Antwerpen waar deze week alle bomen werden gekapt

**

Piazza della Rotonda, Rome – 1835
Conscienceplein Antwerpen – vroeger het Jezuïetenplein
Paul Cordy alias Kabouter Woonerf van ‘tStad
Charlottalei – inwoners om de tuin geleid

Lees ons artikel over de Charlottalei HIER

16e eeuw – Gilbert van Schoonbeke plannen voor Antwerpen

**

STEUN ‘tScheldt

Of via rechtstreekse storting:
BE11 4310 7607 5248
Referentie: ‘STEUN’ en eventueel uw emailadres zodat wij u kunnen bedanken

Of via een steunactie:

STEUN ‘TSCHELDT