LEES eerst deel 1 en deel 2 van deze trilogie.
Deel 1: Klik HIER
Deel 2: Klik HIER
**
Meloni, Voedstervrouw der Italianità
Dat daarmee niet alles in Italië tot een “appeltje, eitje” kan gereduceerd worden, staat vast, maar la Giorgia weet zich in de onbeschoftste der progressieve stormen meer dan te handhaven en bijt ook gepast van zich af.
Toen in mei van dit jaar te Caivano (Napels, regio Campania) – een Napolitaanse achterbuurt tussen het centrum van de stad en Caserta, bekend om zijn betonruïnes en de bijhorende beestachtig brute drugshandel – een gloednieuw sportcentrum (opgetrokken met staatssubsidies) werd geopend, was eerste minister Meloni natuurlijk van de partij. Ook van de partij was Vincenzo De Luca, oude socialistische dinosaurus en president van de regio Campania. Op 16 februari had hij, progressief fijngevoelig als hij is, de eerste minister tegenover de verzamelde persmuskietjes nog “quella stronza” (dat kutwijf) genoemd. Toen Giorgia in mei de hand moest drukken van deze verwaten krokodil, zei ze: “Presidente De Luca, quella stronza della Meloni, come sta?” (President De Luca, hier is dat kutwijf van een Meloni, hoe gaat het met U?”) De onbenul kon zich slechts verweren met een “Benvenuta, bene di salute” (Welkom, fijn u te begroeten). Op de webstek van “Atreju” (een jaarlijkse manifestatie van jong rechts-Italië in Rome) verschenen prompt de beelden van de ontmoeting tussen De Luca en Meloni, met als onderschrift: “Giorgia, insegnaci la vita” (Giorgia onderwijst ons het leven).
De anekdote – meer is het echt niet – schildert met groffe borstel de gefrustreerde staat van links op doek, maar het minuscule, evenwel veelbetekenende, bijschrift op de webstek van Atreju tilt, op zijn beurt, de sluier op over het geheim van Meloni: niet enkel toont het bijschrift aan dat de wellevendheid van rechts geen maat blijkt te zijn waaraan het gebrek aan fatsoen van links zich kan toetsen, maar tevens laat het ontegensprekelijk zien dat Meloni en haar “fratelli” de snaar van de “italianità” (de omgangsvormen en de traditie) vol heeft weten te raken; een snaar die veel dieper en hoger resoneert dan het economisch en libertair populisme van Berlusconi en het oubollig nationalisme van Salvini ooit hebben kunnen doen. Rechts heeft met Meloni de rijke Italiaanse, en bij uitbreiding Europese, cultuur verdisconteerd in zijn onderliggende ideeën, en die laten zich net niet zo geriefelijk uitdrukken in de grafiekjes en statistiekjes van een wervende en wervelende Powerpoint. Italiaans rechts heeft eindelijk het pad van de modelgetrouwe maar reducerende economie – samen met de sociale klassenleer, onderbouw van een opgedrongen marxisme – verlaten en is de weg van de filosofische grondstellingen ingeslagen.
De Italiaanse identiteit (italianità) die én de mens én zijn natuurlijke en culturele biotoop in een sacraliserende, heiligende beweging hogerop trekt, is het eten en drinken van het spontane leven van alledag en behoedster van een vertrouwde onveranderlijkheid die vitaliseert en veerkracht geeft.
Het oppervlakkige leven van het “ieder het zijne” en de “emancipatie van het leeghartige individu”, dat een God in het diepst der eigen gedachten bleek te zijn, moest plaats ruimen voor een dieper gewortelde “samen-leving”, die niet alles nog te pikken heeft van het domste, in eigendunk verdrinkende “ik”. Meloni en haar “broeders” hebben het rechtse filosofische gedachtengoed politiek versterkt en uitgediept (of zijn daar toch mee bezig) en hebben aldus de eerste voorwaarde geschapen die opnieuw moet toelaten de oude sacraliteit en heiligheid van het oord te aaien en het onbetaalbare, niet eens in cijfers uit te drukken “Goede, Schone en Ware” – toch ook het door een meerderheid beleden “normale” – in ere te herstellen waardoor een volk – in dit geval het Italiaanse – zich terug verbonden kan weten met de immateriële identiteit, die een geschiedenis lang heeft kunnen rijpen en in z’n natuurlijke gelaagdheid de globalistische compressie van de ooit weelderige mens in een calculeerbare maar lege “homo economicus” ver achter zich laat. In een Turijns verloren straatje hing nog een vergeten affiche van Meloni’s Europese campagne met de slogan: “Giorgia cambia l’Europa” (Giorgia verandert Europa). We helpen het, samen met haar, hopen!
Rechts in het Dagelijks Leven
Hoe ziet dan, zo is tot slot de vraag, dat rechtse gedachtengoed er in zijn dagelijkse doening uit? Legio zijn de voorbeelden van hartverwarmende rechtse hartelijkheid ten opzichte van de eigen bevolking. Jawel, diezelfde bevolking die in heel Europa dagelijks op schaamteloze wijze wordt kaalgeplukt om de als asielzoeker gecamoufleerde uitzuiger of het zelfs in zijn eigen thuisland niet welgekomen afval van verkrachters en vrijbuiters vanuit dat ijle en zelfverklaarde morele hooggebergte van links, spoorslags op zijn wenken te bedienen.
Laat ik met twee voorbeelden volstaan.
Neem Mandello del Lario, een klein maar charmant toeristisch dorpje aan het Comomeer met dik 9.000 inwoners, waar verder geen zier te beleven valt. Dat rustig dorpje aan het meer werd een paar maanden geleden opgeschrikt door Marokkaans tuig uit de faubourg van de grootstad Milaan: vrouwen werden lastiggevallen, neringdoeners beroofd, straatmeubilair beschadigd. De plaatselijke pers sprak er schande van, en niet eens in metaforen! Hier geen verdoezelend taalgebruik à la “jongeren”, maar recht voor de raap-berichtgeving: het ging om Noord-Afrikaans gespuis, punt! Gevolg was dat de verschillende politiediensten en carabinieri hun aanwezigheid opdreven en dag en nacht patrouilleerden. Een paar herrieschoppers werden opgepakt, de rest hield het voor bekeken en Mandello kon terug adem halen.
Over die politiediensten (polizia locale, carabinieri, guardia di finanza …) een tweede voorbeeld. We zitten onze vochtigheidsgraad bij te werken op een terras in Bobbio, een nóg kleiner dorp – als het regent zetten ze het binnen! (Hermans) – in Emilia-Romagna, vooral bekend omwille van het klooster, gesticht door Columbanus, ooit zwaartepunt van het verzet tegen het arianisme en middeleeuws intellectueel centrum van Europa. Even verder stopt een patrouillewagen van de lokale politie. Twee agenten stappen uit en reppen zich richting bar om een heerlijke Italiaanse café (het alcoholmisbruik in Italië komt niet eens tot aan de knieën van haar Germaanse variant) te nuttigen. Onze verdraaide Noordelijke geest, gevuld met contraproductieve regeltjes en onwerkbare proceduurtjes, vraagt zich meteen af of die “sbirri” (flikken) niks beters te doen hebben. Terwijl de kastelein in een schijnbaar fel gesprek met de agenten lijkt verwikkeld, komt ook de buurvrouw aangelopen, die ook al het een en ander te vertellen heeft. Dan wordt het ons duidelijk wat hier gebeurt. Op deze hoogst menselijke manier houden de agenten de vinger aan de pols en hebben de burgers het gevoel dat naar hen geluisterd wordt. De agenten zijn op een aangename manier aan het werk, en de burger voelt zich beter beschermd. Weg proceduurtjes, weg regeltjes, weg “ik kom voor geen goud m’n combi uit”, maar interactie tussen overheid en burger op zijn Italiaans: dit is een toonbeeld van alledaagse “italianità”, die meer bereikt dan onze krenterige regeldrift.
Italië Ademt
De oppervlakkige progressief met ideologische modder in de ogen ziet twee verhalen over agenten, slaat ostentatief de hielen tegen elkaar, plaatst de twee langste vingers van de linkerhand net onder de neus en maakt met de rechterarm een Romeinse groet, waarmee hij zijn ongenoegen wil uiten over een vermeende politiestaat. Maar dit gaat zoveel verder. Het gaat over de luisterbereidheid van een overheid die de macht heeft burgers te beschermen, en dat ook doet. Het gaat over een (lokale) pers die nog spreekbuis wil zijn van z’n lezers. Het gaat over de spontane, niet door regeltjes ontraadde, aanpreekbaarheid van de politionele overheid (ondanks de loodzware administratieve bureaucratie waaronder het land verder gebukt gaat)… Kortom, het gaat over een samenleving, die naam nog waardig, die vanuit de eigen identiteit de wereld beschouwt, en niet omgekeerd. Nee, Italië is zeker geen hemel op aarde waar niks verkeerd loopt, integendeel! Maar dat er niet elke dag, zoals in de rest van Europa, messen worden getrokken en kinderen afgeslacht door compleet gestoorde (géén verwarde) geesten van elders, is wel een feit.
De Italiaanse identiteit (italianità) die én de mens én zijn natuurlijke en culturele biotoop in een sacraliserende, heiligende beweging hogerop trekt, is het eten en drinken van het spontane leven van alledag en behoedster van een vertrouwde onveranderlijkheid die vitaliseert en veerkracht geeft. Routine, in onze contreien dagelijks noest bevochten met een spervuur aan desoriënterende en destabiliserende veranderingszucht, wordt helend, minstens zalvend, medicijn tegen de hoogst onzinnige kwalen en ongemakken van de Verlichte maar hopeloos voorbijgestreefde maakbaarheid. Net dát maakt Italië zo attractief en geeft het gevoel van thuiskomen in den vreemde een vleug meer brandstof.
En wil het lot toch eens tegenzitten, rest de mild melancholische Italiaan, als pleister op de open wonde, nog steeds de ongebreidelde humor (l’umorismo), waarover Luigi Pirandello (1867-1936) schreef: “L’umorismo non ha affatto bisogno d’un fondo etico, può averlo o non averlo: questo dipende dalla personalità, dall’indole dello scrittore.” (Humor heeft helemaal geen nood aan een ethische grond, het kan maar het hoeft niet: het hangt af van de persoonlijkheid of gezindheid van de schrijver.) Een wijze vaststelling van een wijze Italiaan: wie zijn wij dan om dit zuurstofrijk oordeel in twijfel te trekken? Italië ademt weer, en die adem, gefaciliteerd door een fris en monter “meloentje”, behoort niet afgesneden te worden.