Lees het eerste deel van “Italië ademt!” HIER
**
Sacraliteit in het Dagelijkse Leven
Een ander gevolg van die grondende sacraliteit is dat stads- en dorpscentra grotendeels gevrijwaard zijn gebleven van de modernistische kwelling om alles in beton te gieten. Geen centrum – zelfs niet in Milaan, de economische hoofdstad van het land, en zelfs niet na de doortocht van het futuristische spruitsel van het fascisme – werd onherstelbaar verminkt door de moderne kil- en kaalheid.
In tal van middeleeuwse borghi waant men zich in een gemoedelijke tijdscapsule. Enkel het transparante “hot pink” stringetje aan de wasdraad verstoort die nostalgische droom, maar men krijgt er wel een andere voor in de plaats. Ook vele stadscentra lijken in hun harmonie onaantastbaar. Wat weer niet wil zeggen dat Italië de vooruitgangrol zou gemist hebben. Tandartspraktijken mogen aan de buitenkant dan wat uitgeleefd lijken, aan de binnenkant zijn het moderne, hyper-hygiënische kabinetten waar men onbekommerd en bacterievrij de tanden kan laten flossen. En ook in de supermercato (supermarkt) sta je er jaarlijks van versteld dat de Pesto Calabrese nog steeds op dezelfde plek staat, zonder dat een of ander marketinggenie zich, omwille van de verkoopcijfers, de moeite heeft getroost om het gewilde potje aan de andere kant van de keet neer te kwakken zodat je met een karrevracht aan ongewilde potjes huiswaarts keert.
En ook de zuiderse geslachtelijkheid profiteert nog ruimschoots van die sacrale onveranderlijkheid. Psychopathologische verbouwingen worden er in ieder geval niet van jongs af opgedrongen aan aseksuele peuters en kleuters of jongelui op de rand van de volwassenwording, die op zich reeds gekenmerkt wordt door een mate van voorbijgaande onzekerheid en twijfelende zelfexploratie. Vrouwelijkheid wordt in Italië daarom in de overgrote meerderheid van de gevallen nog gevierd door wezens die van nature menstrueren en mannelijkheid wordt haast uitsluitend nagestreefd door wezens wier seksuele bewustwording wordt aangehitst door de eerste spontane en even natuurlijke zaadlozing.
Artificiële en knettergekke tussenvormen worden er een stuk minder serieus genomen en de niet te onderdrukken schaterlach daaromtrent verre van geculpabiliseerd. De homoliefde wordt er min of meer gedoogd, maar zeker niet aangemoedigd of tot norm verheven, zoals in onze contreien. Het mag al een verworvenheid heten dat het stompzinnige “regenboogvlaggetje” in Italië nog “vredesvlag” heet, onder welke banier het “cessate il fuoco” (staak-het-vuren) wordt gevorderd in alle brandhaarden ter wereld. Dat de katholieke Kerk daar voor iets tussen zit, moge duidelijk zijn, al is ook dat een tweesnijdend zwaard: de Kerk overleeft in Zuid-Europa toch ook maar omdat vele zuiderlingen zich er, hoewel niet steeds praktiserend, nog sterk in kunnen en willen herkennen en het 19de eeuwse antiklerikalisme er amper vaste voet aan de grond kreeg.
Salis vs. Vannacci: Linkse Gedoogde Gewelddadigheid en Rechtse Verboden Gedachten
Wie Italië en de Italianen echt wil begrijpen, houdt best rekening met wat vooraf werd omschreven, wat van de weeromstuit toch ook weer niet wil zeggen dat het land en zijn bewoners volledig gevrijwaard bleven van de even modernistische als onwerkbare perikelen der maakbaarheid. De beschreven grondwet van de Italianità kent immers zijn eigen marxistische bovenbouw. De wortels van die Italianità mogen dan de Italiaanse eik aanhoudend van verfrissend en levend water voorzien, dit wil geenszins zeggen dat het cultuurmarxisme ook hier de blote stam vaak verhullend inwikkelt met een invasie van links-parasitaire processierupsen, zeker in een land dat vanaf zijn stichting (1861-‘70) de droom koestert om mee te spelen in het grote Europese concert der naties. Zij het dan niet te allen prijze!
Vanuit de bunkers van een zuiver economisch middenveld – zonder een andere pedigree dan “i soldi”, m.n. het geld dat het eraan kan verdienen – worden elke dag weer aanvallen gelanceerd op de familie, de beleefde tradities en dus de samenhorigheid. Dat gekunstelde middenveld wordt voor het volle pond gesteund door een obsoleet en libertair links – dat trouwens ooit groot werd met een waardendiscours dat verder reikte dan enkel het egoïstisch graaien in de geldpot – en volgens de internationaal beleden marcusiaanse methode, die erin bestaat het onwelvoeglijk en onnadenkend lompenproletariaat van onverbeterlijke criminelen en vreemde nozems – die oneerbiedwaardig weigeren zich minimaal te richten naar de hand die hen voedt – achter zich te scharen en de normaliteit de wacht aan te zeggen.
Twee Italiaanse anekdotes, ter illustratie, tonen vlekkeloos aan wat bedoeld wordt.
Anekdote 1 is het geval Ilaria Salis, een stuk geboefte van gemeenrecht uit Monza dat, vermomd als antifa-activiste, in Budapest (Hongarije) werd gearresteerd omdat ze in februari 2023 op een bijeenkomst van neonazisten drie militanten had mishandeld. In Hongarije word je daarvoor nog terecht achter de tralies gesmeten. Het duurde tot december van datzelfde jaar vooraleer het niemendalletje door links Italië werd opgepikt. Toen verscheen ze, aan handen en voeten geboeid, in de rechtbank en zagen de progressieven er brood in. Wat een schande! Mensen omwille van hun ideeën, die de jouwe niet zijn, in mekaar timmeren tot daar aan toe, maar aan handen én voeten geboeid voor de rechter verschijnen? Dat was “niet meer van deze tijd.” De Hongaarse justitie, die naam nog waardig, plooide geen millimeter en la Meloni, de premier van Italië (Fratelli d’Italia, FdI), werd het door progressieve geweldenaars kwalijk genomen dat ze koos voor stille diplomatie in plaats van voor gratuite tafelspringerij. En toen kwamen de Europese verkiezingen. Salis, nog steeds in de gevangenis, werd prompt op de lijst “Alleanza Verdi e Sinistra” gezet; een zoveelste extreemlinkse Italiaanse splinter die in 2022 werd opgericht en met moeite 6% van de stemmen haalde. Zo’n kleine 170.000 stemmen kreeg la Salis, wier lege ogen naadloos sporen met de achterliggende holheid van haar hersenpan, achter haar naam, wat haar op slag een Europese onschendbaarheid schafte die noodgedwongen leidde tot haar vrijlating.
Toen ze echter, als satansgebroed, werd voorgedragen om de commissie Justitie voor te zitten, ging dat, zelfs voor Europese links, een streepje te ver en werd ze pardoes weggestemd. “We kunnen een zucht van opluchting (un sospiro di sollievo) slaken”, schreef Francesco Giubilei in de centrumrechtse krant Il Giornale.
Anekdote 2. Het compleet onbezonnen voorstel van links hypothekeerde wel de doorstart van rechts en van dat andere Italiaanse geval, Roberto Vannacci, die het slechts tot vice-voorzitter van de patriotten schopte. Vannacci, geboren in La Spezzia maar opgegroeid in Ravenna, was tot voor kort generaal bij de Italiaanse paracommando’s (Folgore) en commandant van het 9de regiment parachutisten “Col Moschi” (verwijzend naar een berg in de Venetiaanse “prealpi”, 1297m: weer die gesacraliseerde geografie!), maar kreeg vooral bekendheid toen hij onder ideologisch vuur kwam te liggen na de publicatie van zijn boek “Il Mondo a Contrario” (de wereld op zijn kop), waarin hij – met de pen, niet met de wapenstok (It. “manganello”: geliefd wapen van de fascisten eertijds) zoals Salis – zijn gedachten de vrije loop liet over de opdringerige lettersoepgemeenschap, de ongebreidelde migratie, het door de strot geramde, bovendien contradictorische feminisme en het contraproductief pseudo-ecologisme. Zijn boek stond meteen als eerste in de lijst van meest verkochte boeken, maar zijn carrière in het leger was voorbij: woorden “kwetsen” tegenwoordig klaarblijkelijk meer dan gewelddaden. Matteo Salvini (Lega) recupereerde op zijn beurt Vannacci voor diezelfde Europese verkiezingen. De generaal werd, meteen na La Meloni, de populairste politicus van de laars, maar links, zelf verblindt door de “Salis-balk” in het oog, sprak wars van enige verlegenheid of introspectie schande over de rechtse Vannaccci-splinter.
De Lange Weg van Rechts
In dat immer gespleten Italië blijkt thans niemand minder dan premier Giorgia Meloni een verbindende factor van belang te zijn geworden. Het bezige bijtje, niet groot van gestalte, maar goed ter tale, heeft de Italiaan niet alleen terug het idee gegeven dat normaal ook daadwerkelijk normaal mag heten, maar ze ondersteunt dat idee ook met navenant beleid. Zij – en zij alleen – heeft rechts niet enkel uit het louter economisch en ethisch libertair keurslijf van Berlusconi bevrijdt, ze is evenzeer het zuiver nationalistische discours van Lega-voorman Salvini ontstegen, én ze is er ook nog eens in geslaagd niet onopgemerkt te blijven in het bureaucratisch gescleroseerd Europa en zelfs op wereldniveau haar ding te doen.
Zij heeft Italiaans rechts het benodigde zelfvertrouwen en de even noodzakelijke vitaliteit gegeven om aan de Europese vermolmde boom te schudden en haar ei ook internationaal te leggen. Waarin Matteo Salvini (Lega), met een uitgesproken anti-Europees programma, niet is geslaagd, heeft zij, van binnenuit, wel voor mekaar gekregen; minstens is ze erin geslaagd de zielloze ogen van het Europese “ambtenarenscharminkel” in haar richting te doen kijken, en dat was voor een rechtse partij geen sinecure!
Rechts, niet alleen in Italië overigens, komt evenwel van ver. Het had decennialang af te rekenen met de fascistische erfenis, die het zo goed en zo kwaad als het kon, moest verwerpen om vervolgens een eigen, actueel verhaal te presenteren. De progressieven van hun kant veinsden al die jaren aan de goede kant van de naoorlogse geschiedenis te staan, waarmee ze zichzelf gelijk een morele superioriteit toedichtten. Met almaar toenemende klefheid werd het hen bij wijze van levensverzekering oogluikend toegestaan alles was niet links was, te brandmerken als “fascistisch.”
Met het opgestoken vingertje werden alle andersdenkenden immoreel gestigmatiseerd, wat hen uiteraard geen haar beter maakte dan de lieden die ze aanvankelijk verachtten. Rechts kreeg van links de “jodenster” opgespeld, wat vaker dan nodig heeft geleid tot een gefrustreerde omarming van wat het in feite wilde transcenderen.
Het hele verhaal van de MSI (Movimento Sociale Italiano, de neofascistische, later neoconservatieve partij van Italië) van Giorgio Almirante tot Gianfranco Fini, en haar opvolger, Alleanza Nazionale, van diezelfde Fini (die sinds 2010 een eigen partij heeft onder de naam Futuro e Libertà per l’Italia) bleef warm en koud blazen over het eigen interbellum en had Silvio Berlusconi van doen om regeringsverantwoordelijk toegespeeld te krijgen. Het waren de moeilijke jaren van rechts die handzaam werden gecomprimeerd in het adagium: “non rinnegare, non restaurare” (niet verloochenen, noch herstellen), dat de “orfani del littorio” (weeskinderen van de lictorenbundel of fascio) parten bleef spelen.
Na de “loden jaren” ’70, met het links terrorisme van de Brigate Rosse (Rode Brigades) en vooral de zinloos krankzinnige moord op Aldo Moro (9 mei 1978) en het Tangentopoli-schandaal (omkoopstad) van begin jaren ‘90, gevolgd door het gerechtelijk onderzoek van Antonio Di Pietro, bekend onder de naam “Mani Pulite” (schone handen), waarbij zelfs Bettino Craxi (PD, socialisten), de premier – en de gehele eerste DC-(christendemocratische)-republiek – ten val kwam (later, in 1994, werd Craxi veroordeeld tot 8,5 jaar gevangenis, maar de vogel was al gaan vliegen naar zijn luxevilla in Tunesië), kalfde de geloofwaardigheid van “moreel superieur links en half links” zienderogen af. Bovendien had de verwevenheid van de steeds driester wordende maffia (cf. de dubbelmoord op de rechters Giovanni Falcone (23 mei 1992) en Paolo Borsellino (19 juli 1992) door capo dei capi Salvatore “Totò” Riina: een zoveelste nationale trauma) met de staatsstructuren (toonbeeld hiervan was Giulio Andreotti, DC) de hunker naar een alternatief ook al sterk aangemoedigd.
Forza Italia en Lega (Nord)
Dat alternatief kwam er in tweevoud. Enerzijds nam, na veel vijven en zessen, de ondernemer Silvio Berlusconi, met zijn Forza Italia, bestuursverantwoordelijkheid op, maar bleef steken in een libertair-economisch discours (een “waardenvrij”, eerder populistisch, “pseudo-rechts” waaraan ook de N-VA van Bart De Wever, ondertussen liberaler dan de liberalen, zich schijnt te bezondigen).
Economische statistiekjes en grafiekjes, hoewel van enig belang, hebben echter een zeer beperkte houdbaarheidsdatum omdat ze slechts gelden binnen een rigoureus model dat niet eens de voeten van de waarheid weet te kussen. Toch was Berlusconi verre van onpopulair in Italië. Ten bewijze daarvan: de poging van Salvini (wiens partij mee mocht surfen op de Berlusciaanse hype) om de luchthaven van Milaan, Malpensa, om te dopen tot “Aeroporto Silvio Berlusconi” (al moet er bureaucratisch nog veel water naar de zee lopen).
Forza Italia bestaat nog, meer nog, maakt zelfs deel uit van de regering Meloni, maar de interne strijd lijkt losgebarsten. De erven Berlusconi – dochter Marina en zoon Pier Silvio – legden op de partijtop van juli jl. de Forza-minister van Buitenlandse zaken in het kabinet Meloni, Antonio Tajani, het vuur aan de schenen. Pier Silvo wil een “ruk naar het midden” want, zo stelt hij, ”I moderati (…) sono la maggioranza” (de gematigden zijn in de meerderheid) en Marina ging nog verder: “Se parliamo di aborto, fine vita o diritti Lgbtq, mi sento più in sintonia con la sinistra” (als we spreken over abortus, euthanasie of rechten voor Lgbtq, voel ik me meer in overeenstemming met links). Tajani ontkent vooralsnog problemen binnen de partij, maar libertaire beerputten gaan doorgaans al snel stinken naar linkse aroma’s.
Anderzijds kwam de Lega Nord van Umberto Bossi, na de val van de Eerste Republiek, electoraal opzetten. Bossi werd gegoten uit een strikt nationalistisch-separatistische gietvorm die de onafhankelijkheid van Padanië (een imaginair gebied in Noord-Italië, genoemd naar de rivier Po) voorstond. Wat hij er dan mee ging doen, is nooit echt duidelijk geworden, maar wapenkreten als “In Rome wordt het geld uitgegeven dat [in het Noorden] verdiend wordt”, waren niet van de lucht. Onder zijn leiding bleef de partij, weliswaar succesrijk, enkel een Noord-Italiaans fenomeen. En dat had zijn uiteindelijke opvolger Matteo Salvini snel door (Bossi is nog steeds “president voor het leven” van de Lega, maar moest in 2012 terugtreden na een corruptieschandaal en speelt sindsdien een marginale rol binnen de partij).
Salvini veranderde de naam (niet de statuten) in Lega “zonder meer”, wat hem meteen ook wat stemmen in het Zuiden opleverde. Hij is geen echte “kwaaie jongen” maar uitblinken in politiek doorzicht doet hij nu ook weer niet. Als splijtzwammetje in elke regering waarin hij zitting had, laveert hij op nationalistische wijze van links naar rechts tot hij het zelf amper nog weet. Hij bewijst, helemaal alleen op z’n eentje, dat het nationalisme een tak van het verlichtingsdenken is dat evenmin als het obsolete socialisme en liberalisme, in staat is tot verdieping. In de laars wordt zijn partij “il carroccio” genoemd, naar de kar op vier wielen die bij de middeleeuwse oorlogsvoering vooral in Noord Italië werd gebruikt en waaraan de standaarden en vlaggen van de “comuni” werden opgehangen. Het geldt als symbool van communale onafhankelijkheid, maar blijft zonder praktisch oorlogsnut. En dat is een beetje het lot dat de huidige “carroccio” ook blijft treffen.
“Meloni, Splinterbom op Links
Forza Italia en Lega bleken daadwerkelijk alternatieven voor het compleet ontspoord Italiaans links en half links, maar het populisme van Berlusconi en het nationalisme van Salvini misten de benodigde filosofische diepgang om de reeds aangehaalde “sacraliteit” van de Italiaan blijvend aan te spreken. Links, dat bleef volharden in een arrogant moreel superioriteitscomplex, smeedde een antwoord op beiden: het populisme van Berlusconi kreeg de M5S (Movimento Cinque Stelle) naast zich (een even populistisch allegaartje van clown Beppe Grillo – Grillo betekent “krekel”) en het nationalisme zonder diepgang kon de wacht aangezegd worden met het al even oppervlakkig (internationaal) socialisme van immer, dat ingeschreven staat in hetzelfde verlichte doopceel. Rechts had een frisgroen en dorstlessend “Meloentje” nodig om werkelijk door te breken. En dat Meloentje werd Giorgia Meloni en haar “Fratelli d’Italia”, gesticht in 2012 en vernoemd naar de aanhef van het Italiaans volkslied, Il Canto degli Italiani, uit 1847, gecomponeerd door Michele Novaro, op tekst van Goffredo Memeli. Met haar iconische toespraak uit 2019 op de Piazza San Giovanni te Rome ter gelegenheid van een manifestatie van centrumrechts (jawel, in Italië heet ze centrumrechts!), blies ze, met slechts één simpel zinnetje, de links-progressieve en dagelijkse gort-artificiële verkrachting van de werkelijkheid in één simpele ruk de coulissen in: “Sono Giorgia, sono donna, sono madre, sono cristiano, sono italiana, e non me lo toglierete!” (Ik ben Giorgia, ik ben een vrouw, ik ben moeder, ik ben christelijk, ik ben een Italiaanse, en dat pakken jullie niet van me af!). Giorgia won en links hapt sindsdien naar elk progressief zuchtje adem, dat door de warme rechtse zon terstond wordt verteerd.
Italiaans links wordt geleid door Elly Schlein, het enigszins onverzorgd, lesbisch (al zegt ze zelf van beide walletjes te eten en dus onvermijdelijk promiscue te zijn), belegen feministisch en tripatride muurbloemetje dat, buiten de Italiaanse, ook de Zwitserse (alwaar ze werd geboren en getogen) en de Amerikaanse (langs vaders kant is ze Asjkenazisch joods) nationaliteit bezit. Schleintje mag dan voor progressief Italië de “deus of dea ex machina” zijn, overtuigen doet ze vooralsnog niet, wat ook afgetekend blijkt uit de verkiezingsresultaten: de linkse partijen in de laars plukken tot dusver enkel elkaar leeg. Op de barricades staat ze, in een bij voorbaat mislukte poging het afwijkende te normaliseren, gezwollen te fulmineren over homo- en andere Lgbtq-rechten, maar dat ze zelf reeds een viertal jaren een lesbo-relatie onderhoud met de Sardijnse, thans in Bologna wonende, Paola Belloni, mocht niet geweten zijn. Toen de geheime relatie – met paparazzi-foto’s en heel de santeboetiek – toch aan de oppervlakte kwam, werd door beide “passiepruimen” wild gesticulerend misbaar gemaakt over privacy en “coming-out” als persoonlijkheidsrecht. Of hoe de abnormale normaliteit dan toch niet zo normaal bleek te zijn. En ook politiek gaat het haar niet voor de wind. Toen uit alle pronostieken bleek dat la Meloni ook de Europese verkiezingen ging winnen, smeedde ze een flutkartelletje met de M5S van Giuseppe Conte, de wat slordig bespraakte ex-premier en opvolger van “krekel” Grillo. Maar nog voor de verkiezingen spatte dit “campo largo” (groot veld op links) tussen de twee onverbeterlijke caractériels al uit mekaar. Het lijkt er dus sterk op dat het gewilde beleid van de rechtse regering Meloni, als een splinterbom, de linkse flank blijft frapperen.
Want het daadwerkelijke regeringsbeleid prevaleert in Italië voor één keertje op de steeds maar weer gebroken partijbeloftes, en dat is een pluim die Meloni op haar hoed mag steken. Gemakkelijk is het echter niet om de zichzelf heruitvindende Forza Italia en de naar elke strohalm reikende Lega met de neuzen in dezelfde richting houden, maar Giorgia lukt er vooralsnog voortreffelijk in. Zij en haar regering slagen erin om – rijdend en omziend – de grote dossiers door de Palazzi Montecitorio (kamer) en Madama (senaat) te loodsen. Buldog Carlo Nordio (Fratelli d’Italia), Italiaans minister van Justitie en eminent jurist, beukte er de “separazione delle carriere” (de scheiding der loopbanen) door. Magistraten moeten vanaf nu kiezen voor een loopbaan bij de staande magistratuur (parket) of bij de zittende magistratuur (rechters). Geen geschuifel meer tussen beide magistraturen en dus ook een stuk minder corrumperende belangenvermenging. Misschien toch ook een ideetje voor het achterlijke gerechtelijk België? Maar ook de heikele “autonomia differenziata” (regionalisering) – een grondwettelijke materie (art. 116, 3de komma) – is zo goed als in kannen en kruiken. Een meer dan behoorlijke bevoegdheidsoverdracht naar de regio’s stond ten andere op het lijf van het nog steeds verdeelde Italië geschreven, maar iemand moest het wel doen. Die “autonomia differenziata” vraagt natuurlijk ook een financiële injectie in de regio’s, wat geschiedde! Tussen talloze regio’s en de staat werden verdragen afgesloten die deze financiële tegemoetkomingen moeten regelen (vaak uit de PNNR – Piano Nazionale di Ripresa e Resilienza ofte Nationaal Plan voor Heropleving en Herstel – de gelden die Italië toebedeeld krijgt uit het programma “Next Generation EU”).
*