De befaamde Britse filosoof-wiskundige Bertrand Russell (1872-1970) zei het zo: ‘De moeilijkheid met de wereld is dat de dommen zelfverzekerd zijn en de verstandigen met twijfel vervuld’. Lang voor hem wist Confucius (551-479 v. C.) al: ‘Twijfel is de waakhond van het inzicht’.
Twijfel en vrijheid
Wat smult men in de niet-twijfelende kringen nog na van de veroordeling van Dries Van Langenhove. ‘Een vijand van de staat’, noemde Walter Pauli hem in Knack, het magazine met de slogan ‘durf te twijfelen’. En hoe vaak wordt er gul misbruik gemaakt van de omschrijving ‘ondermijning van de democratie’. In die niet-twijfelende kringen oogt het democratiemodel gans anders dan in de rest van de maatschappij. ‘Ach, dat volk heeft gewoon te veel praat gekregen. We moeten steeds zorgen dat een meerderheid het niet voor het zeggen krijgt. Om de ‘bedreigde’ minderheden voldoende te beschermen mag er geen dictatuur van de meerderheid ontstaan’. Dat is de overtuiging die leeft in de niet-twijfelende kringen.
Natuurlijk zijn ‘checks and balances’ van levensbelang in een democratie. Die zijn bijvoorbeeld in de Amerikaanse Grondwet grondig gebalanceerd. ‘Freedom for the thought that we hate. A biography of the First Amendment’ van Anthony Lewis is een uitdagend boek over de garandering van vrije meningsuiting. Een werk dat activistische rechters hier te lande best eens ter hand zouden nemen. Je eigen uitingsvrijheid wordt op langere termijn onmogelijk indien men bepaalde jou onwelgevallige opinies zou verbieden. Het doet denken aan de dame die zei: ‘Ik ben nog nooit zo beledigd’, waarop haar gespreksgenoot ludiek antwoordde: ‘Dan moet je gewoon vaker buiten komen!’. Een verweekte democratie raakt overgevoelig voor wat haar onwelgevallig is. Derhalve valt ze terug op Europese instanties vol niet-verkozen betweters, ‘in a galaxy far, far away’.
Communisme en vrijheid
Aanzetten tot haat en racisme is geëvolueerd tot een staalharde stok om onwelkome gedachten mee weg te meppen. De oorspronkelijke goede bedoeling om een racismevrije omgeving te scheppen is afgegleden naar een repressiemiddel dat gretig wordt misbruikt door een progressistische elite. Hoe zeer je ook assertieve visies of grappen via woord en beeld afkeurt, je overschrijdt een gevaarlijke grens door ze te beteugelen. Net als in ethische dossiers welt de vraag op waar het allemaal eindigt.
Er is daadwerkelijk een betuttelende verschuiving merkbaar. In naam van de nodige (?) bescherming van groepen. O wee wie zondigt. Hem wacht het beruchte ‘stalinistische showproces’ dat binnen en tot ver buiten de Sovjet-Unie indertijd van de willekeurig betichte ‘misdadiger’ een ‘inzicht’ in zijn staatsgevaarlijk verraad aan de heersende ideologie eiste. Schuldbekentenis was daarbij essentieel. Zelfcensuur op de eigen overtuiging en het intiemste gevoel werd een ‘natuurlijke’ reflex. Herkenbaar in deze tijd? Boetes, spijt betuigen, je mening inslikken, geen foute grappen meer maken, artikelen verwijderen, een bezoek aan een kazerne, therapie om je moreel te fatsoeneren, gevangenisstraffen..
Liberalisme en vrijheid
Het Westen is behoorlijk de weg kwijt. De Nederlandse hoogleraar rechtsfilosofie Andreas Kinneging publiceerde in 2023 ‘Hercules op de tweesprong’. Tussen de weg van de deugd en die van de ondeugd werd in de Oudheid anders gekozen dan vandaag. We pulken hier gaarne uit de inleiding en het eerste hoofdstuk van dit actuele boek. Het oorspronkelijke liberalisme wilde vooral vrijheid van vereniging. Op die manier konden gelovigen, andersgelovigen en niet-gelovigen hun overtuiging met elkaar delen zonder de rest van de samenleving te domineren of met elkaar in conflict te komen. Om dit verenigingsrecht te garanderen moest er tevens het recht op vrij spreken en vrij schrijven bestaan.
Zoals daarnet al vermeld werden deze vrijheden voor de burger weergaloos goed verankerd in de Amerikaanse Grondwet. De Founding Fathers wisten bijzonder goed hoe noodzakelijk dit was.
Naarmate het latere liberalisme het accent ging leggen op individuele vrijheid (oorspronkelijk bedoeld om ‘sociale tirannie te voorkomen, zoals John Stuart Mill dat in ‘On Liberty’ uit 1859 beschreef) boog die vrijheid neerwaarts naar het hyperliberalisme van vandaag. Vaak ontaardde dit in een gratuit recht op egoïsme. Als het verwende individu zijn gram niet haalde werden de staat en de rechters erbij gesleept. De fictief egalitaire staat gaat tegenwoordig aardig in overdrive om net in naam van die gelijkheid een ‘gediscrimineerde’ minderheidsgroep (die van de weeromstuit extra bevoordeeld dient te worden) ‘gelijker’ maakt dan de per definitie verdrukkende meerderheid. Meng dit met de schaamte over het eigen verleden, het verbod op foute woorden en een zogenaamde kwetsbaarheid als wapen. Zo ontstaat de macht van de uitgeslotene om zelf te beginnen uitsluiten.
In feite komt hiermee het recht op vrije vereniging op de helling te staan, want de overheid bemoeit zich ongebreideld met het interne huishoudelijk reglement van organisaties waartegen individuen naar hartenlust kunnen protesteren. Een hyperindividuele belevingsaandrang als motivatie om vertrouwde instanties te ondergraven. Met enerzijds een losgeslagen liberalisme dat zijn origine verloochent en anderzijds een communistisch getinte staatsmethodiek naar de burger toe is een strakke ideologische inkleuring in de plaats gekomen van een vloeiende evoluerende levensvisie. Dit leidt tot maximale vrijheid voor het ene ik én verengde solidariteit voor de doelgroep vol zulke ikken.
Geloof en vrijheid
Het zou te ver voeren om dieper in te gaan op Kinnegings boek. Deze turf is een vlammend betoog met verwijzingen naar democratie, aristocratie, rechtsstaat, natuurstaat, traditie en moderniteit, goed en kwaad, waarden en normen, polarisatie en tolerantie, eer en geweten, de markt en haar grenzen, Thomas Hobbes en de Verlichting en Jean-Jacques Rousseau en de Romantiek. Het vergt aandacht maar laat de lezer intellectueel verrijkt achter. Nog even dit uit het boek over geloof:
‘Het geloof is niet meer de voorzichtige conclusie van een lange denkweg, maar het onaantastbaar uitgangspunt van het denken. Daarmee is het christendom tot een ideologie verworden. Een ideologie is een inaccurate want te eenvoudige en eenzijdige mens- en wereldbeschouwing, die meent vanuit haar principes alles te kunnen verklaren en door haar aanhangers als onweerlegbaar wordt beschouwd. (..) De ideologische geest die sedert de Reformatie het christendom overheerst (..) is een zichzelf overschattende, onverdraagzame ‘catechistieke’ geest die meent gerechtvaardigd te zijn om iedereen die twijfels heeft of er anders over denkt in de ban te doen of de mond te snoeren wegens ‘ketterij’. In de huidige tijd weet men dergelijke ondeugd prima te vermommen als deugd.’
Aanzetten tot haat mag niet meer. Verplicht liefhebben is de norm geworden. Wie kan echter liefhebben zonder in staat te zijn ook te kunnen haten? Dat natuurrecht is beknot binnen de niet-twijfelende kringen. In de woorden van de Britse dichter Philip James Bailey (1816-1902) die in zijn tijd een artistieke sensatie was: ‘Waar twijfel is, is waarheid; het is haar schaduw’.