De schotschriften uit de 16de eeuw smaakten veel gekruider dan de zichzelf zuiverende schrijfsels van vandaag. De bespotting van hooggeplaatsten vormde deel van een geestelijke emancipatie. De specialisten in het ‘doen alsof’ verdienden elke denkbare beschimping en nog het liefst via scabreus taalgebruik. De satirici uit vervlogen tijden spoelden hun mond niet met zeep, maar met vitriool. Ook toen al keek een droogstoppelelite neer op rauwe maar rake schimpscheuten.
Desiderius Erasmus was humanist, filosoof en priester. Hij stond in contact met de groten van zijn tijd. Tegelijk spaarde hij niemand met enige macht of aanzien. Polariseren was onderdeel van een discussie zonder valhelm. In de krant Trouw vertelde Ronald van Raak, hoogleraar wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit, dat onverschilligheid gevaarlijker is dan polarisatie. Het is net goed dat opinies botsen, want enkel op die manier kunnen we elkaar met open vizier tegemoet treden. Erasmus-kenner van Raak ziet tijdens lezingen hoe het publiek nog steeds die analyses uit de 16de eeuw herkent.
Erasmus schreef in zijn satirische ‘Lof der Zotheid’ uit 1509 over politici en vorsten: ‘Ze geloven dat ze hun zaak al naar behoren vervuld hebben als ze ten eigen voordele baantjes en postjes verkopen. Ze vinden daarvoor zulke geschikte voorwendselen dat die toch een schijn van rechtmatigheid hebben. Daar voegen ze dan nog wat vleierij aan toe om de volksziel aan zich te binden. Stelt u zich zo’n vorst eens voor (en zo zijn ze vaak): een man die de wetten niet kent, die bijna vijandig staat tegenover het algemeen belang, die steeds bedacht is op eigenbelang, die een slaaf is van zijn lusten, niets moet hebben van geleerdheid, noch van de vrijheid en de waarheid; die nergens minder aan denkt dan aan het welzijn van de staat, maar alles afmeet aan zijn eigen begeerte en vooroordeel.’
In werkelijkheid heeft niemand het recht om niet beledigd te worden.
Je verplaatsen in andermans blik om je eigen kleine kanten beter te leren kennen, bevat een kern van de ware humor. En gelukkig bestaat er geen universele standaard voor wat goede humor zou moeten zijn. In zijn boek ‘Het was maar een grapje’ stelt Ivo Nieuwenhuis dat de egalitaire open samenleving waarin komieken de maximale ruimte kregen om zowat alles en iedereen te hekelen, vandaag flink wankelt. ‘Minderheidsgroepen’ als vrouwen, homo’s en mensen van kleur willen tegenwoordig een soort voorkeursbehandeling in het niet beledigd willen worden. In werkelijkheid heeft niemand het recht om niet beledigd te worden. Volgens de Amerikaanse historicus Arthur M. Schlesinger Jr is er een samenleving ontstaan die meer en meer op minderheden is gebouwd. Minderheden, wier identiteit gaandeweg door een mentaal besmettelijke humorloosheid gekenmerkt is geraakt, mogen niet vergeten dat er nog zoiets bestaat als het recht op beledigende, schokkende en verontrustende ideeën (‘offending, shocking and disturbing ideas). Belaagde humor kan echter tegen een stootje.
De o zo als beangstigend omschreven communicatie op sociale media zou Erasmus wellicht afdoen met de vraag ‘Is dit alles?’, aldus van Raak. En wat de kwetsbare minderheden betreft: onthoud wat Erasmus schreef: ‘Als er iemand opstaat en zegt dat hij beledigd is, dan heeft hij een slecht geweten’.
**
Illustratie: ‘Monstrosities of 1821’ van Sawney Bean pseudoniem van George Cruikshank
**
STEUN de SATIRISCHE ONDERZOEKSJOURNALISTIEK van ‘tScheldt
**
Rechtstreekse storting:
BE11 4310 7607 5248
Referentie: ‘STEUN’ en eventueel uw emailadres zodat wij u kunnen bedanken
**
STEUN ‘TSCHELDT
**