Karel Luyckx: bezige bij die is uitgezoemd

Ooit kwam ik op de even stoutmoedige als roekeloze gedachte in de destijds wijd en zijd vermaarde Antwerpse Cultuurtempel Oranjehuis aan de Hoogstraat, tegenover de voetgangerstunnel, elke week vanop een ton in Bert de Bruynes ‘Klaphoek’ de zaterdagse bezoekers van de door hem bedachte vrijetijdsbeurs toe te spreken over een brede waaier van onderwerpen, waarbij politiek nooit ver weg was.

Op een zaterdag ontwaarde ik zowaar ook een schrijvelaar van het satirisch weekblad ’t Pallieterke tussen de ‘gewone’ mensen: mijn confrater Karel Luyckx. Wat hij van mijn meestal vrij ludiek bedoelde uiteenzettingen dacht, heeft hij nooit aan mijn neus gehangen en nu is het daarvoor definitief te laat, want Karel is vertrokken naar een bestemming waar je niet van terugkeert.

In het laatste gesprek dat hij met mij heeft gevoerd, vroeg hij mij of ik wilde meewerken aan een bloemlezing van verschillende schrijvers waar hij toen aan werkte. Al stond hij bij ’t Pallieterke bekend als sportredacteur, met dat nieuwe initiatief gaf hij duidelijk te kennen dat zijn blikveld veel ruimer strekte dan alleen maar sport, waarvan postuum graag akte.

Zelf durf ik mij zeker geen expert te noemen als we ’t over sport hebben, maar in de loop van de jaren heb ik toch wat proberen bij te benen, al gebeurde dat met muizenstapjes of, zoals mijn Afrikaner vrienden het plegen te zeggen, met hanetreetjies. Aan Karel waren die hanentredjes niet besteed, evenmin als de muizenstapjes, want voor hem moest het vooruitgaan en liefst zonder de omwegen waartoe de Vlaamse Beweging wel eens (en vaker) haar toeVLUCHT neemt.

Jij stond altijd in dit ondermaans bestaan met beide voeten op de grond, Kameraad Karel, en dat vond ik vanaf onze eerste ontmoeting al een opvallende karaktertrek van jou! Tot het moment kwam dat je op die Vlaamse grond plotsklaps geen steun meer vond en jij, met de realistische kijk op de alledaagse dingen, die jou bij leven steeds heeft gekenmerkt, dan maar bij jezelf hebt gezegd: ‘Goed, dan neem ik maar afscheid, al heb ik het leven hier beneden altijd genomen zoals ’t kwam, met zijn zonneschijn en met zijn schaduwkant (waar ik meer dan mijn part van heb gehad’).

Een blad nam Karel zelden of nooit voor de mond, want wat hij dacht, dat zei hij vrank en onverbloemd. Wat dat betreft, deed hij mij wel eens denken aan die vrijmoedige uitspraak in dat openhartige gedicht van Guido Gezelle‘Hetgeen ik niet uitgeve en hebbe’k niet in. Wie zal mij dat wijten te schande? Mijn hart en mijn tale, mijn ziel en mijn zin, ’t ligt alles daar bloot op mijn handen!’

Ook bij ontmoetingen met Karel, hoefde je niet beducht te zijn voor dubbele bodems of zo, want ook hij sprak niet uit wat hij niet meende. En wie hem nader mocht leren kennen, wist en waardeerde dat. Nu, helaas, is deze steeds zo bezige bij, uitgezoemd. In eeuwige vrede ruste hij. R.I.P.

H V O

Laatste boek van Karel Luyckx dat enkele weken geleden uitkwam.