Ik dacht dat het er nooit van ging komen, maar toch is het gebeurd! Ik heb me schier een ganse voormiddag met een “erkende gids” laten meevoeren door de oude binnenstad van Antwerpen. Kon niet anders: was voor ‘t werk! Dan zeg je niet te gauw nee: “teambuilding, and all that”, u weet wel. Tijdens de rondgang werden de gebruikelijke hoogtepunten aangedaan: stadhuis en Grote Markt, Steen, Vleeshuis, Oude Beurs, Vlaeykensgang, het vermaarde Plantin&Moretus…
Na deze tour in eigen stad wist ik weer precies waarom ik zo’n gidsbeurt altijd grondig gehaat heb: al die lengtes, breedtes en hoogtes die “spervuur-gewijs” opgedreund en afgerateld worden maar die haast iedereen spoorslags weer vergeet omdat ze niets bijdragen tot de kern van de zaak. Niet te harden! Of neem de onvermijdelijke legende die nog maar eens doorprikt moet worden alsof de gids het allemaal zelf en hoogstpersoonlijk heeft uitgevogeld. Nu waren de pagaddertorens aan de beurt. Meer algemeen stoor ik me nog het meest aan die fröbelachtige infantiliteit waaraan de rondgeleide zich willens nillens over te leveren heeft en de gebrekkige voorstelling van een ongenuanceerd verleden dat steeds weer vanuit de huidige valhoek wordt uitgelegd: “kijk toch eens hoe goed we het vandaag hebben (al dan niet dankzij onze op handen gedragen politici. Geeuw!) en zie toch eens hoe abominabel het vroeger allemaal was”. Verschrikkelijk!
Gebroken Stadsziel
Dat wil evenwel niet zeggen dat zo’n gruwelijke wandeling door de stadskern niet leerrijk kan zijn. Het opent je veeleer zoor de ogen! Want hoezeer toch hebben wij, Antwerpenaren, ons eigen stadscentrum verlaten? Hoezeer toch hebben we dit historische deel van de stad uitgeleverd aan massa-toeristische kinderlijkheid en mercantiele oppervlakkigheid? Nergens klopt het Antwerpse hart trager dan hier! Nergens is de Antwerpse ziel – indien überhaupt nog aanwezig – zo leeg en hol als in de nucleus van de stad. Van een politieke, administratieve of economische puls is allang geen sprake meer, en nu wordt zowaar het historische maagzuur brandend terug de keel in gestuwd door zoveel anekdotische nietszeggendheid. Zelfs de oudste stenen slagen er niet eens meer in om stedelijk gemoed te boodschappen. Dit pretpark vaporiseert als hoogste worp nog slechts de stedelijke dood!
Ja, het centrum van Antwerpen is dood. Steendood! Dat laatste mag trouwens letterlijk genomen worden. De menselijke biotoop, warm gehouden door een levende samenleving die een stuk verder gaat dan de “Leisure Society”, versteent er tot kille gebouwen en even kil plaveisel, die door geen stadsmens nog toegeëigend worden. De ene “tourist-trap” volgt op de andere, bovendien met navenant personeel. Deze lethale kanker zaaide zich trouwens uit naar heel het Antwerpse reservaat: het gebied binnen de Spaanse wallen van weleer. De imploderende “verwoonerving” en haar fletse afkooksels – t.w. de onstedelijke speel-, tuin-, fiets- en schoolstraten – intensifieerden dit Walibi-gevoel nog meer en het feitelijke “sluitingsuur” (na elf uur ’s avonds is het zoeken naar een bruine kroeg die nog open is) geeft de stad z’n “coup de grâce”. De stadskern werd speeltuin voor de naar animatie dorstende toerist die, ondanks of net dankzij de bakken vrije tijd, geen betere invulling aan het leven meer weet te geven dan geleid te kuieren, te shoppen of gewoon te niksen.
Parkeerfobie
Het reservaat staat nu nog een andere, wellicht ultieme, doodsteek te wachten: de gehangene is reeds dood, maar vanaf 1 augustus wordt hij nog eens gevierendeeld, waarna de bloedige hompen restlijf op de brandstapel worden gezwierd. Vanaf dan gaat immers het parkeerverbod in. Niet dat iemand ernaar gevraagd heeft, hoor! Nee, ’t Stad doet dat alleen maar omdat ze zoveel van haar onderdanen houdt. Vanaf 1 augustus zal de reservaatbewoner geen dinertje onder vrienden meer kunnen organiseren zonder dat daar een niet geringe prijs tegenover staat. De digitaal aan te vragen en beperkte uitzondering op de regeling wordt immers slechts voor 3 uur verleend. Begin om 20.00 uur en niet alleen Bob ziet de pousse-café door z’n neus geboord! Parkeren moet geld opbrengen. Bakken geld! Want, zoals u weet: er moeten dringend couscous- en andere alahoe-akbar-VZW’s gesubsidieerd worden. En dat kost toch gauw een paar centen!
Bermuda’s en Visserspetten
De wandeling door de stadskern bleef maar duren. Ik had mezelf al een poos ontslagen van de taak een luisterend oor te veinzen. Het stand-up gehalte van de man begon me fameus te irriteren. En zijn rood Viking-tasje, waarin hij steeds naar verdere info zocht, al evenzeer! De lat lag op een gegeven moment zódanig laag dat alleen Tanguy Ottomer – beroepsgay van de stad – er nog onderdoor geraakte. Het deed me onwillekeurig denken aan dat magistraal stukje van de onnavolgbare Godfried Bomans waarin gidsen enkele woorden moeten plegen over een museummummie: “We hadden onder de gidsen afgesproken dat het Ramses II was. Da’s makkelijk zat en geen hond die het controleert!” Er zijn onjuistere vaststellingen in marmer uitgehouwen.
Tijdens de rondleiding gaf ik mijn ogen dan maar de kost en peilde de buurt. Ik zag alleen nog meer groepen, begeleid door weer andere gidsen die hun dolgedraaid nummertje voor de zoveelste keer afstaken. Allemaal met datzelfde rode tovertasje! Geen Antwerpse ziel te bekennen, waar ik ook keek! Geen lieden die net voor het werk nog ergens een ontbijtje staken, geen lui die nog gauw even wat inkopen deden, geen administratieve mannetjes met das, geen vennootschapsvrouwtjes in mantelpakje, geen plaatselijke gezinnen met kinderen, geen bomma’s en geen bompa’s… kortom geen “menselijk stadsmeubilair”, geen samenleving die krioelt, die haar gang gaat, die het leven ten volle degusteert… alleen toeristen in bermuda, visserspet op het hoofd, en neringdoeners die eraan verdienden.
Otto von Bismarck
Het viel me bovendien op dat het reservaat niet op natuurlijke wijze is afgebakend: aan de zuidzijde is de grens gekarteld: ze loopt langs de Scheldestraat, Kronenburgstraat en de Kasteelpleinstraat. Het Oud-Zuid wordt derhalve helemaal gespaard. Daar moeten dus nog “dikke madammen en meneren” wonen die vanuit hun dwangburcht de armen moeiteloos weten te strekken tot op ’t Schoon Verdiep! Of is er toch meer aan de hand? Is deze volstrekt ongelijke behandeling van verschillende stadsdelen louter en alleen terug te brengen op de corrupte ons-kent-ons-mentaliteit van “konkelfoezende” politici? Uiteraard enkel, zoals we al zeiden, omdat ze hun onderdanen zo graag zien en, spijtig genoeg, omdat zij nu eenmaal denken het allemaal zoveel beter te weten dan wij, Antwerpenaren, die niet op de (witte stads-)vlucht sloegen voor zoveel gruwelijke stadshaat. Wie er het beste van wil maken, is altijd gezien!
Om die vraag te beantwoorden moeten we even terug in de tijd, naar Otto von Bismarck (1815-1898). Zeker weten we het natuurlijk niet, maar de kans dat Bart De Wever – minstens toch Johan Vermant – deze Duitse kanselier kent, is reëel! In 1863 werd Otto geconfronteerd met de nieuwbakken arbeidersbeweging. Dat de socialisten met de arbeidersklasse aan de haal zouden gaan, was voor Bismarck echter een brug of twee te ver en dus bond hij ze aan de staat via verregaande sociale wetgeving en stemrecht. In 1878, na de aanslag op keizer Wilhelm I, werden de rechten van de socialisten zelfs gekortwiekt door het “Ausnahmegesetz”. De bedoeling moge duidelijk zijn: door de socialisten de wind uit de zeilen te nemen en een deel van hun programma zonder morren uit te voeren, trachtte Otto de socialistische pletwals te stoppen. Het heeft allemaal niet mogen baten: een jaar voor hij door Wilhelm II werd ontslagen, was de socialistische partij de grootste van Duitsland.
Klimaat-eenkennigheid
De Wever wordt nu, meer dan honderd jaar later, geconfronteerd met een klimaatbeweging die, net als de arbeidersbeweging van toen, het leven graag door een eenkennige bril ziet: kromp de socialistische werkelijkheid van weleer tot de marxistische sociaal-economische onderbouw, dan krimpt, bij de huidige boomknuffelaar, alles tot klimaat. En omdat slecht nieuws zich nog steeds sneller verspreidt dan goed nieuws, worden die eschatologische “climatofoben” nog geloofd ook! Dat brengt BDW in een lastig parket. Federaal moet de voorzitter van de N-VA tegen dezelfde kar rijden die hij op Antwerps niveau moet laten rollen. Zelfs voor een vermeend genie als BDW is dit een spagaat die op den duur de liezen splijt! Bovendien drukt zo’n mannelijke spagaat, sneller dan gedacht, ook nog eens ferm op de ballen!
Kwik en Flupke
BDW vroeg zich daarom af hoe hij, net als Bismarck in de 19de eeuw, de wind uit de zeilen van de klimaatbeweging kon blazen. Dat de bismarckiaanse oplossing faliekant afliep, was daarbij echt geen overpeinzing waardig: in de vaderlandse politiek is het “après nous le déluge” al langer aan de orde van de dag. Op elk niveau trouwens! Maar kijk, daar ging bij de burgervader een lampje branden. In Antwerpen nl. liepen er in zijn gevolg twee onverbeterlijke tuinkabouters rond. Allebei hadden ze “aan de keukentafel” gezeten waarrond de partij ooit was opgericht. Daarom beschouwde men dit olijke duo als “incontournable”. Deze kwajongens, zeg maar de “Kwik en Flupke” van Antwerpen, moesten een postje krijgen. De ene heet Koen Kennis, schepen van o.a. toerisme, en de levende negatie van zijn achternaam. De andere gnoom heet Paul Cordy, districtsburgemeester van Antwerpen, die jaren geleden al zelf besliste om te stoppen met groeien, althans in lengte, kunde en benul. In de breedte valt het groeiproces nochtans aardig mee!
Beiden alvermannetjes hebben de steilorige betweterigheid naar het hoogste niveau ooit getild. Kennis pakt graag uit met het Antwerps verkeersinfarct, genaamd “slim naar Antwerpen”, en loopt loeiwarm aan als hij het mag hebben over het doodgeboren kind “Oosterweel”: in een wereldhaven, economische motor van Vlaanderen, gaat hij hoogstpersoonlijk de “modal shift” van 50% bepleiten. M.a.w. straks rijden er statistisch gezien alleen nog maar vrachtwagen over de ring. Waar straten geknipt worden, is Kabouter Koen trouwens ook nooit ver weg. Cordy, van zijn kant, zal het onthardingsprobleem van Vlaanderen eens resoluut aanpakken door in een stad – in herhaal toch even: in een stad – twee straten te voorzien van godsgruwelijk onkruid, terwijl hij elders, in diezelfde stad, alle bomen laat rooien. Het is ook in zijn onbewoond en uitgestorven cerebrum dat de “verwoonerving” en de meest onlogische enkelrichtingen begonnen rond de dolen. Je zult er maar mee zitten!
LEZ-Smurfin
Als ongebreidelde liefde voor de stad hand in hand gaat met een even ongebreidelde haat tegenover de slopers ervan, staan Kwik en Flupke, voor wat betreft het laatste gemoed, met stip op één! Maar nog is het leed niet geleden: beiden worden namelijk geruggesteund door LEZ-smurfin Nabila Ait Daoud. Begonnen als “smoskesprinses” is ze nu schepen van Cultuur. Tenminste daar doet ze verwoede pogingen toe. Zelf heeft ze de grootste moeite met het verschil te zien tussen grootmeester P.P. Rubens en meester-klodderaar Sam Dillemans, maar kabinetschef Bert Corluy behoedt haar gelukkig voor het ergste onheil. Hoewel Bert natuurlijk ook niet alles kan recht zetten wat zij krom trekt. Vindt u het trouwens niet al te zuur dat uitgerekend Tom Meeuws – schepen voor de socialistische restpartij – die na King Connerie naar uw stem bedelt onder de naam “Voorhuid” – de verstrenging van het LEZ in twijfel moet trekken?
Met zo’n bende slingerapen heeft “koning Weverke I” natuurlijk genoeg aan één oog! De Bismarkiaanse uitweg lag dan ook voor de hand: Kwik en Flupke, met in hun kielzog de LEZ-smurfin, moesten al hun geel-zwarte eretekens aan de vestiaire van het stadhuis inruilen voor een bladgroen clownskostuum! Sindsdien zouden beide heren, als ze konden, zelfs elke mosgroene slet langs achter pakken om toch maar te bewijzen dat ze klimaatbestendig zijn! Er gold echter één beperking: de stadsgouw waarin ze mochten ravotten, zou zich beperken tot het welomschreven reservaat. Daarmee wilde BDW dus de wind uit de zeilen van de “climatofoben” halen. Het enige wat geschiedde, was echter dat nog meer fundi-groenen werd aangetrokken, en die zijn niet tevreden vooraleer elke auto het centrum heeft verlaten en de stadsnucleus écht morsdood is.
Plan Mislukt!
Net zoals het strategisch plannetje van kanselier Otto mislukte, zo zal dus ook het plannetje van koning Weverke mislukken. Elk jaar weer trokken en trekken generatie-Antwerpenaren weg uit de stad die hen zo na aan het hart lag. En daar zal het boek van Johan Vermant “Het Verhaal van Antwerpen” niets aan veranderen. Wat gaat, zien we nooit meer terug. Wat komt, is lichtbruin tot pikzwart of ziet er verfrommeld links uit en verplaatst zich met navenant verroest ijzer. Geen van beiden hebben iets met de stad die ze, op de koop toe nog, van bovenuit willen “maken”, liever dan van onderuit laten groeien. Het reservaat is ondertussen hét schoolvoorbeeld bij uitstek van een stedenbouwkundig fiasco, waaraan elke gerespecteerde stad zich averechts wil spiegelen, alle door de meest grimmige organisaties uitgereikte “prijzen” ten spijt. Ooit heeft een evenzo grimmige organisatie het zelfs bestaan de Zot van Mechelen te verkiezen tot “Beste Burgemeester van de Wereld”! Kan u nagaan.
De reden van de mislukking ligt uiteraard voor de hand. Geen stad ter wereld maakt van haar centrum een reservaat! In de Scheldestad zit de stadsadministratie in “den Bell” en de Burgerlijke Stand in het Harmoniepark, beiden buiten de eertijdse Spaanse wallen. Dat doet zelfs toeristenstad Venetië niet, waar de “Anagrafe” (Burgerlijke Stand) nog steeds in het Ca’ Farsetti zit! Stedenbouwkundig en klimatologisch kortzicht heeft bovendien, in het centrum, schier alle herinneringen en memento’s van de echte Antwerpenaar met de sloopkogel weggevaagd.
Nochtans verbindt dat historische centrum, op de eerste plaats, het verleden met het heden en het heden met de toekomst. Vandaaruit – en alleen vandaaruit! – kiemt de niet-maakbare en immateriële trots, die toegeëigend wordt vanuit de diepte en de gelaagdheid van een stad, niet vanuit de oppervlakkigheid van kale stenen en onhartelijk plaveisel. Het is de staat van de stad aan te zien! Wie kan nog fier zijn op zo’n vuile, betonnen pretpark-stad? Dat de Antwerpse meester-strateeg en cyclopische stadskoning – bovendien “Kostbaar Weefsel”-adept – BDW daar niet aan gedacht heeft vooraleer hij Kwik, Flupke en de LEZ-smurfin de vrijbrief gaf voor zoveel afbraakpolitiek, blijft tot op heden een groot raadsel. Ongetwijfeld voer voor de latere BDW-biografen.
**