Elias of het Gevecht met de Bestuurlijke Snoeshanen

Elias is een doodgewone man. Zijn echtgenote Elisa een doodgewone vrouw. Een koppel zoals er zich twaalf in een dozijn en 144 in een gros verschuilen. Hij wordt straks 65, zij telt net 63 lentes. Samen kijken ze al een poos reikhalzend uit naar hun verdiende pensioen. Het is hen wel geweest. Teveel is er veranderd om de arbeid nog leuk te vinden. Te weinig oog heeft men nog veil voor het afgeleverde werk. Teveel automaat. Te weinig mensenmaat. Teveel abstracte top-down draaiboeken. Te weinig respect voor concreet veldwerk. Om nog maar te zwijgen van dat pak protserige pubers dat – net uit de pampers en virtueel supergeconnecteerd, maar zonder één streep wereldwijsheid – permanent het warm water meent te moeten uitvinden, hoewel die nattigheid alsmaar kouder aanvoelt.

Elias en Elise hebben hun hele leven in de stad gewoond, in hetzelfde huis nog wel. Dat kwam zo…

Elias’ vader had zich als Kempenzoon kort na z’n huwelijk in Antwerpen gevestigd. Een nog gunstig arbeidsklimaat deed hem eertijds neerstrijken op de groendienst van de stad Antwerpen. Hij werd ambtenaar! Zijn taak was het de stad frisgroen en gezellig te houden. Zo tekende hij voor de bloemrijke aanleg van het Astridplein. Het heeft hem sindsdien met apetrots vervuld. Geen verre vriend of kennis die uit de verre Kempen op bezoek kwam, ontsnapte eraan kwansuis langs het plein geloodst te worden waar vaderlief zijn verwezenlijking fier toonde vanop het terras van de toenmalige Paon Royal! Ja, Antwerpen was toen nog een bruisende stad! Niet besmet met multiculturele pretenties en aanspraken. Gelukkig knevelt de gezondheid van de tachtiger hem nu tussen sofa en bed. De ellendige verloedering heeft hij slechts van horen zeggen. De trots van weleer zou thans alleen maar onbetamelijk heten!

Elias’ moeder was huisvrouw, zoals dat in die tijd ging. Feministisch ressentiment was niet de rede en zelf instaan voor de opvoeding van de kinderen was een erezaak. Men zag het toen de kinderen nog aan!

De ouders van Elias kochten eertijds al vrij vlug een stuk braakliggende grond, toen toch ook al geboekstaafd als stadskanker. Het was die geweldige tijd waarin de overheid zich nog een stuk minder inliet met het optrekken van wanstaltige kartonnen dozen waarin mensen gestapeld konden worden. Toen werd er trouwens enkel gestapeld onder de hangars op de kaaien. En alleen goederen! Geen mensen. En ook de ideologische berenklauwen werden ver weg gehouden van de door een nog homogene bevolking toegeëigende publieke ruimte. Kortom: Antwerpen en de Antwerpenaren die haar bevolkten, mochten nog zichzelf zijn.

Op de woeste braak bouwden Elias’ ouders een huis met twee ruime appartementen. Dat was toen nog betaalbaar! Banken waren immers vertrouwensinstellingen die zich niet eens, na opeenvolgend falingen en op de kap van de spaarder, aldoor moesten heruitvinden. De ouders betrokken het ene appartement. Het andere appartement viel Elias toe: de geneugten van een enig kind. Tenminste als zijn toekomstige vrouw dat zou willen. En dat deed ze! Ouders werden nog niet ambtshalve voor oubollig versleten. En kinderen werden een stuk eerder volwassen.

Sindsdien wonen Elias en Elisa in een knus huisje in de stad. Iets verderop begonnen ze een zelfstandige zaak. Voor de woonst moesten ze geen huur betalen. Wel voor de zaak! Elias en Elisa hadden dus niet te klagen. En dat deden ze ook niet. Politieke faveurs interesseerden hen weinig, meer nog, ze dachten er niet eens aan. Eertijds werd er zelfs vanuit gegaan dat de politiek het volk nog diende, niet omgekeerd. Jawel, ooit was Elias wel eens naar een stuk of wat politieke bijeenkomsten getogen, van verschillende strekkingen bovendien! Maar overal proefde hij algauw dezelfde teleurstelling. Een bekakte tong en een kletsnatte kont konden hem echt niet bekoren. De meerderen likken en door de minderen gelikt worden: voor die anachronistische “politieke gaypride” bedankte hij feestelijk! Nee, van dit soort parlementaire polonaises geen snipper!

Wat het doodgewone stel evenwel niet wist, was dat de stad stilaan geïnfecteerd geraakte door een kweek van aanvankelijk traag, allengs sneller woekerende, uiteindelijk dodelijke virussen die de stad en de stedelijkheid van binnenuit helemaal zouden aanvreten.

Eerst was er de “multiKul.” Gewone Antwerpenaren, zoals Elias en Elisa, begonnen daardoor in grote getalen de rand boven de stad te verkiezen. Wat ervoor in de plaats kwam, was vreemd, ongecultiveerd, ja ronduit primitief en bovendien zeldzaam pretentieus! Maar Elias kloeg niet en Elisa evenmin. Per slot van rekening moesten ze niet eens nog de drempel van hun zedig stadshuisje over of ze stonden in de wijde wereld. Geen godverlaten gat ter wereld of er was wel een inheems exemplaar uit die streek van in de stad te vinden. En naar de bioscoop hoefde ze ook al niet meer: “The Karate Kid” en “Crockett and Tubbs” uit Miami Vice kwamen schier dagelijks persoonlijk voor hun eigen deur optreden!

Vervolgens maakten de liberalen hun “bocht van de eeuw”: ze werden socialistisch! Twintig volle jaren ging het prima met de zaak van Elias en Elisa. Rijk werden ze er niet echt van maar in hun onderhoud konden ze best aardig voorzien. Het paar leefde om te werken maar vergat bij tijd en wijlen toch ook niet te werken om te leven. Elias zei toen nog gekscherend: “In onze nering word ik geheid een eeuwling!” Het heeft niet mogen baten. Na twintig jaar flinke arbeid stond het water hen haast boven de mond en werd een faillissement onafwendbaar. De vreemde bezetters hadden ondertussen immers hun eigen handelszaken en de socialistische liberalen gingen op, later door de knieën voor verlokkelijke multinationals en al wat naar zakkenvullende vreemdheid meurde. De liberaal-economische keuze van de jaren ’60 voor goedkoop uitheems werkvolk werd electorale keuze voor de non-cultuur die het onderhand werkloos werkvolk pedant mee importeerde. De eigen kleinhandelaren daarentegen lieten de blauwen stikken. Maar Elias en Elisa kloegen niet! Werk zat, riepen ze uit!

Ondertussen lieten de andere partijen, onder valse voorwendselen, het derde dodelijke virus op de stad los. Het virus heet “mobiliteit” maar fixeert elke beweging beter dan de sterkste contactlijm. Op de huid van de stad verschenen akelige lymfeklierzwellingen, slagaders vernauwden zich tot haarvaten en hele buurten veretterden acuut tot stadszweer of amputeerden zichzelf tot getto, chirurgisch nauwkeurig afgesneden van het resterende stadslichaam. De letale builenpest werd aanvankelijk overgedragen door groene en rode ratten, aangevuurd door een populatie vlooien die zich in elke lichaamsopening verborg. Maar ook de blauwe ratten hadden vlug de smaak te pakken. Opgefokte snaveldokters beschouwden de ziekte zelf als genezing. Elias en Elise begrepen er niks van. Geen klant kwam bij hen nog over de vloer! Allen sleepten ze zich periferiewaarts, alwaar de kofferbak van de auto nog wél gemakkelijk kon geplempt worden. Maar klagen? Dat deden Elias en Elisa niet meer. Daar was ook helemaal geen tijd meer voor. Gewerkt moest er worden! Om alle hospitaalrekeningen te betalen voor elke kwaal die de stadsvirussen hadden verspreid. En dan moest het ergste nog komen!

De politiek had onderwijl alle macht stevig naar zich toegetrokken en zoog vlijtig alle straatslijpers, slampampers en dagdieven aan. Maar waar met die soepzooi gebleven? Het antwoord volgde snel. Strijdvermoeide slimmeriken wilden namelijk de naoorlogse vrede bewaren. Daartoe hadden ze een garnituur aan supranationale instellingen opgericht. Mettertijd werd een zitje in die gremia zeer gegeerd. Zeker door de kurkdroog gewrongen stemmenkanonnen van weleer. En wel omdat er niet naar visie of inzicht werd betaald, maar a rato van de dagelijks geproduceerde zotteklap. Hoe doller de dwaasheid, hoe dieper de buidel werd gedempt! Deels belastingvrij bovendien! Van lieverlee sijpelde het besef door dat er iets moest gebeuren aan die absurde carrousel. Het mes in eigen vlees begon voelbaar en tot bloedens toe te snijden. Daarom hadden Elias en Elise twaalf jaar geleden nog voor “verandering” gestemd. Het bleek andermaal een misrekening! De verandering was niets meer dan een weliswaar pudieke maar krenkend pijnlijke vermomming van een gekwadrateerde bestendiging.

Europa ging dus op hetzelfde elan verder. De tafelschuimers namen zichzelf zo mogelijk nog ernstiger dan voorheen. Het spel diende immers gespeeld! ’s Nachts, in de talrijke Brusselse en Straatsburgse hotels, heet dat “fluitje, sta recht!” of “Poesje, mag ik binnenvaren?”, afgewisseld met “Caligula, erger je niet!” Overdag, voor de galerij, is dat een variant van “Monopolie”: zonder Kans-kaarten. Die werden vervangen door Algemeen Fonds-fiches. Gespeeld wordt er met de toekomst van de EU-burger. Het startkapitaal krijgen ze van de lidstaten. De winnaar is hij of zij die het volk het meest weet te knechten. Om dat doel te bereiken beschikt elke EU-commissaris over een joker, genaamd: Klimaat en Milieu. Nu vindt de doorsnee burger het milieu evenzeer belangrijk! Verknechting daarentegen kent minder supporters, en al zeker als die aangepraat wordt door dezelfde partij die de “emancipatie” ooit hoog in haar vaandel droeg.

Nee, Elias en Elisa willen echt niet klagen. Heeft ook geen zin meer. Elk protest stuit toch op een bende bestuurlijke betweters, zelf druipend van ignorantie, die echter het nederig maar authentiek gedachtenschuitje van Elias, Elisa en de rest van het doodgewone volk, grootsprakerig tegen een synthetische ijsberg van morele verontwaardiging te pletter laten varen. Zonder weerwoord!

In het belastingvrij Monopoliebordeel heeft een “klimaatnicht” nu de kaart: “repareer uw huizen” getrokken: elke nieuwe eigenaar zal klimaatneutraal moeten renoveren. De van nature afgunstige socialisten – en de gekweekte enten ervan – kregen het gelijk bloedheet rond het middel. In het concurrerend bordeel, iets verder in de stad, kwam de blos ook al op de wangen. Politieke hoeren communiceren nu eenmaal in de vreemde taal van de “bodyheat”. Allang niet meer in die van het volk. Dat volk voelt bij elke beleidsdaad eerder de koude rillingen over de reeds ontvleesde rug lopen. Elias’ en Elisa’s gelaat vertrok. Want Elias’ vader werd er niet beter op. Straks sluit hij voorgoed de ogen en dan erft de enige zoon het huis waarin hij vanaf zijn geboorte woont, waar ook Elisa na haar huwelijk een gezellig en zeker onderkomen had gevonden en waaraan een leven vol herinneringen kleeft. Dan is Elias de “nieuwe eigenaar” die z’n huis moet repareren! Dan behoren deze doodgewone lui, volgens de Marxgetrouwen, plots tot de superrijken en het grootkapitaal.

Ieder huis heeft wel zijn kruis. En de eigenaar wordt er, door de klimaatnichten, hardvochtig in betast. Want Elias en Elisa hebben, gezien hun beider gemengde loopbaan, slechts zicht op een aalmoezenpensioen. Dat dekt geen klimaatrenovatie, bovenop de perfide successierechten. Die rechten wilden ooit adellijk grootgrondbezit bemoeilijken, nu echter worden ze uitroeiingswapens tegen spaarzame burgers. De klimaatrenovatie is de nieuwste vorm van volksuitbuiting, die dezelfde gewone burger nog dieper in de afgrond duwt. De kans is reëel, al niet vaststaand, dat Elias – die schraap- of graaizucht nooit tot zijn levensmotto verhief – straks met aanhang en ijskoud bureaucratisch uit zijn eigen huis wordt gezet. De volksvijandige en inhalige staat zal dit dan “eerlijk” noemen. “Wet is wet. Die geldt immers voor iedereen”… en dit soort ondingen.

Diezelfde volksvijandige en inhalige snoeshanen zullen vervolgens met het van hun eigen volk gestolen geld – en nadat ze eerst de eigen beurs tot de nok hebben gevuld – nog maar eens de hotelkosten voor de zoveelste gelukzoeker, de emancipatiekosten van die ene transgender of de zoveelste waterput in Madagaskar sponsoren. En het knus huisje in de stad van Elias en Elisa wordt dan hoogstwaarschijnlijk verkocht aan de zoveelste moslim die kan genieten van de zoveelste renteloze en generatie overschrijdende islam-lening uit Marokko. De stad sterft dan weer een stukje meer af, Vlaanderen sterft dan weer een stukje meer af.

Elias en Elisa beseffen het al. Hopelijk – vooraleer Vlaanderen vergaat – U ook!

**

STEUN ‘TSCHELDT