Lepantokapel in Sint Paulus wordt… Pissijn

Erfgoed. Het blijft een weerbarstig begrip. Zeker in de gouw Vlaanderen, waar het maken van een programma over het “eigen verhaal” al problematisch is. Niet echter omwille van de historische fragmentering van dat programma, of omwille van het pueriele tussentaaltje van de “presentator” (Wa’s da? Is da echt? Da meende ni! Goa na weg!) of omwille van de zak vol historische clichés, maar louter omwille van dit simpele feit dat links het niet eens kan hebben dat er in deze vlek überhaupt aan geschiedenis wordt gedaan. Vlaanderen mag blijkbaar geen wortels hebben! Men ziet het de ontwortelde harpijen Katia Segers en Hannelore Goeman aan! Niet wetend waar ze vandaan komen, weten ze ook compleet niet waar ze naartoe gaan. Vertel deze stuitende kolder aan gelijk welke rasechte Europeaan, en je weet meteen waaraan wij, Vlamingen, het predicaat “dom” verdiend hebben.

Van vogelverschrikkers voor intellectuelen – zoals dakhaas Segers of Boeman Goeman – valt dat nog te verwachten; zij bedienen politiek immers geen volk meer, maar een bont geschakeerd uitheems electoraat van weerspannige “integratieweigeraars”. De verdelging van de Vlaamse kiem zit bij hen in het bloed. Nog even en de islamieten, geruggesteund door deze linkse collaborateurs, nemen de handel hier gewoon over. Deze fanatieke ontwortelingsdrang begint echter in het Vlaanderen van vandaag schier endemisch te worden! Zelfs op plekken waar men het niet zou verwachten: bijvoorbeeld in Sint-Paulus, de Antwerpse Dominicanenkerk en een van de vijf monumentale bedehuizen van Antwerpen. Daar wordt op dit eigenste ogenblik de oude Lepantokapel verbouwd tot… pissijn!

De Heilige Liga

De naam van de kapel verwijst uiteraard naar de zeeslag die op zondag 7 oktober 1571 werd uitgevochten nabij Lepanto (de huidige Griekse havenstad Návpaktos, in een engte van de Golf van Patras) en waarbij de Heilige Liga – bestaande uit de verenigde vloten van paus Pius V, samen met die van het Spanje van Filips II, van Venetië, Genua en Malta – in amper vier uur tijd de grotere Ottomaanse vloot vermorzelde en Europa vrijwaarde van de toen reeds opdringerige islamitische horden. De Heilige Liga stond onder leiding van Don Juan van Oostenrijk, halfbroer van de Spaanse koning en later landvoogd van de Nederlanden; de Turkse vloot onder leiding van admiraal Uluç Ali Pasha. Paus Pius V, zelf Dominicaan, schreef de klinkende overwinning toe aan het bidden van de rozenkrans (paternoster), die vanouds geassocieerd wordt met Dominicus, stichter der Dominicanenorde, maar die eerst in 1520 als gebed goedgekeurd werd door paus Leo X (de’ Medici). Uit dankbaarheid stelde Pius V het feest van Onze Lieve Vrouw van de Heilige Rozenkrans in, ieder jaar op 7 oktober, dat spreekt!

La Madonna del Rosario

Sindsdien ademt de Antwerpse Dominicanenkerk rechtstreeks of onrechtstreeks “de geest van Lepanto” en, in de nasleep ervan, van de rozenkrans! In hetzelfde jaar, 1571, wijdde dominicaan Godfried van Mierlo, bisschop van Haarlem, de tweede Sint-Pauluskerk in, nadat de eerste, ingewijd door Albertus Magnus, in 1441 ten prooi viel aan een brand (de eerste van drie vuurzeeën die de kerk zouden teisteren: de tweede in 1679, de derde in 1968). En nog in datzelfde jaar, 1571, werd de broederschap van Onze Lieve Vrouw van de Heilige Rozenkrans opgericht. De broederschap bestaat nog steeds en blijft via “de paternoster” voor altijd symbolisch verbonden met de Slag van Lepanto. Aan deze broederschap schonken o.a. P.P. Rubens, Hendrik Van Balen en Jan Brueghel (de “Fluwelen”) in 1620 het schilderij “La Madonna del Rosario”, een meesterwerk van Michelangelo Merisi da Caravaggio, dat in 1786 werd geroofd door keizer-koster Jozef II en nu in het “Kunsthistorisches Museum” in Wenen hangt.

De Sint-Pauluskerk moet het vanaf de roof stellen met een kopie van Bernardus de Quertenmont, hoewel het geoefende Caravaggio-oog de verschillen toch snel bemerkt. Het origineel roept, zelfs vandaag nog, vele vragen op: wie was bijvoorbeeld de opdrachtgever? Die is waarschijnlijk, met plooikraag en kijkend naar de toeschouwer, uiterst links op het schilderij afgebeeld. Wellicht gaat het om een telg uit de fameuze familie Colonna (Don Marzio of “Martino” Colonna, hertog van Zagarolo?) die het aanvankelijk zou bestemd hebben voor de Napolitaanse grafkapel van de familie; de zuil (wapen van de Colonna’s) en het rode doek (doet denken aan een scheepszeil) spreken in het voordeel van deze theorie, in welke zin meteen ook gedacht wordt aan de roemrijke Marcantonio Colonna, tweede van die naam, en een niet onverdienstelijke admiraal in de Slag van, jawel … Lepanto!

Madonna del Rosario, Caravaggio (1607)

Noorderzijbeuk

De noorderzijbeuk van de kerk is met de “Vijftien Mysteriën van de Rozenkrans” (opnieuw de rozenkrans!) een schatkamer op zichzelf: vijftien schilderijen van de hand van Pieter Paul Rubens, Antoon van Dyck, Jacob Jordaens, Cornelis de Vos, David Teniers, Hendrik van Balen e.a.: vijftien panelen, door elf schilders geschilderd en door dertien weldoeners betaald. En dan moeten we aan het zuiderpand, waar de voormalige Lepantokapel zich bevindt, nog beginnen! In de pandgang hangen vier schilderijen (“De Afvaart”, “De Zeeslag”, “De Overwinning” en “Paus Pius V in Dankgebed”) omstreeks 1671 geschilderd door Ioannes (Jan) Peeters I (de Oudere) ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Slag van – jawel! – Lepanto. De taferelen hingen voorheen in de kapel, maar verhuisden in 1996 naar de pandgang.

Uit de private collectie van Willem V (Prins van Oranje-Nassau) ‘…een groot stuk, zijnde de Lievevrouwekerk van Antwerpen door Pieter Neefs, in een vergulde lijst’ (1636)

Weekkapel

In datzelfde jaar, 1996, werd de Lepantokapel verbouwd (ze kreeg er twee traveeën bij) en werd de naam al gewijzigd in het veel neutralere “weekkapel”. Een teken aan de wand? Gelukkig bleef haar oorspronkelijke benaming in de volksmond voortleven, de enige snavel trouwens die bijwijlen nog de waarheid durft te spreken. Bij de (her)opening, in 1998, werd de weekkapel een permanente bidkapel en werd ze gestoffeerd met hedendaagse kunstcreaties (giften): een altaar in gepolijst arduin, mét wapen van de ridders van Jeruzalem, geschonken door de kapel van de Heilige Rozenkrans t.g.v. hun 425-jarig bestaan (in 1996); een altaarstuk van Rafaël Gorsen (°1942), een Madonna op doek vervaardigd door Jo de Bruyn in 1935, een kruisweg uit 1978-1979 in Chinese inkt op plexiglas van Charles Delporte en natuurlijk de reeks glasramen door Marc De Groot gewrocht tussen 1967 en 1970 en in 1971 aan de kerk geschonken voor de 400ste verjaardag van de Slag van – u raadt het al -Lepanto; de twee overige glasramen werden vervaardigd door Herman Wauters in 1999.

Paul Bistiaux

En díe kapel dus, zelf bulkend van geschiedenis of er toch minstens naar refererend -jawel, díe kapel – dat “architecturaal kleinood”, doordrongen en stralend van de ziel van Sint-Paulus; díe kapel, wier oude naam evenwel al in 1996 te belegen begon te klinken, wordt nu finaal verminkt en gedegradeerd tot… een plee en poepdoos! Waar is men in godsnaam mee bezig? Wie nochtans in de zondagsmis zijn oor steels te luisteren legt zal bitter weinig animo voor dit plan in uitvoering bespeuren. Niemand wordt er warm van. Iedereen is er tegen. Ie-de-reen! Behalve dan één koppig en dwars wezen, luisterend naar de naam Paul Bistiaux, advocaat, rechtse “excuus-Hans” van de Gazet van Antwerpen, ex-arrangeur van “den Antwerp”, maar tevens… voorzitter van de kerkraad van Sint-Paulus. Hij, eigenhandig en helemaal alleen – hoogstens gesteund door een handjevol pluimstrijkers en slijmjurken – duwde dit monsterlijke plan door; allengs obstinater en onbuigzamer naarmate de oppositie aanzwol.

Het secreet

Met man en macht werd, vanuit de kerkgemeenschap, getracht de voorzitter-vandaal van de kerkraad op andere gedachten te brengen. Ontelbare betere alternatieven werden voorgesteld, maar allen bleken ze mosterd na de maaltijd. De “Vrienden van Sint-Paulus”, die het toeristische aspect altijd al lieten prevaleren op het ecclesiastische, stelden zelfs hun “torenkamertje” ter beschikking om er een “toevluchtsoord voor de incontinenten” van te maken. Maar ook zij vingen tactloos bot! Dat ten minste twee “vrienden” o.a. dáárvoor hun geliefde vereniging – na 36 jaar, alstublieft! – de rug toekeerden, maakte op de “vroomblinde” voorzitter geen enkele indruk. Net zoals Luther, wiens particuliere rechtvaardiging doordrong op het privaat (secretus locus monasterium of cloaca), zo haalt de voorzitter-vandaal zijn particuliere rechtvaardiging en relevantie evenzeer uit een privaat. De Kerk doet er niet meer toe, voor geen van beiden! Vandaar ook dat ze allebei het hoogste (het geloof) straffeloos weten te koppelen aan het laagste (het secreet).

Bistiaux geraakt klaarblijkelijk maar niet genezen van zijn RAFC-verleden dat als longcovid voor de grieperige in zijn ontkerstende lijf blijft hangen en hem de geloofsadem beneemt. Als hooligan pur sang overheerst bij hem het subjectieve “destruam et aedificabo”, het “vernietig en bouw op”, van de anarchist die, letterlijk, geen “heilig huisje” recht kan laten staan. In de kapel zijn koppels getrouwd, zijn kinderen gedoopt, kortom: werden kantelmomenten in het leven gevierd. Er kon bovendien de goddelijke wenk (numen) – door zij die er ontvankelijk voor zijn – aan den lijve gevoeld worden. Een oord dus dat aan het oprechte bestaan kleeft gelijk hars aan de immer frisgroene den die, als onverzettelijk baken, blijft getuigen van ooit. Straks kleven er heel andere dingen aan het glazuur! De kapel verliest daarmee zijn warmhartige betekenis. De kapel overleefde calvinisme en verlichting; maar zal ten onder gaan aan de excrementen van lichtzinnige loeders uit de 21ste eeuw. De priors Michaël Ophovius (1570-1637), die het klooster door calvinistische woelingen leidde en wellicht biechtvader van Rubens was, en Jozef Cornelius Peltiers (1744-1821) , die de kerk van nietsontziende Frans revolutionaire en Napoleontische gewelddadigheid redde, draaien zich stellig om in hun graf!

We zeiden het al: erfgoed, het blijft een uiterst weerbarstig begrip in een Vlaanderen dat, gigantisch veel meer dan elders, verslaafd is en blijft aan modernistische “sloopporno”; aan platte, ordinaire “afbraakseks” – al dan niet mét aanzienlijk pecuniair profijt – evenwel zonder de warme en onvoorwaardelijke liefde en het welwillend respect voor een biotoop die ons wortelt in het vormend verleden en doet rijpen naar een verbindende toekomst. Als we aan deze snelheid deze oorden van diepmenselijke herinnering blijven transformeren tot ontlastingsparadijzen, hoeft het geeneens opzien te baren dat “drollige” creaturen, zoals Segers en Goeman, uiteindelijk toch het pleit zullen winnen… Om het schijt van te krijgen!

**

Toen de Ierse dichter Brendan Kennelly, in 1986, gastprofessor was aan de U.I.A (nu UA) en de kerk leerde kennen, schreef hij, onder de indruk van zoveel solidaire samenhorigheid, een gelegenheidsgedicht over de brand van 2 op 3 april 1968. Dat gaat zo:

In gratitude, Old Masters

When fire threatened calm masterpieces
And people thought
The jewels of centuries would be lost
Men and women ran through flames
To save from burning
Pictures perfectly made.
In gratitude, like refugees, Old Masters quietly cry.
Walking these Belgian streets, I rejoice in the spirit
That refuses to die.

Maar de tijden zijn duidelijk veranderd; het gedicht is aan een update toe:

Met verbijstering, Oude Biotoop

Wanneer de sloop dreiging werd voor stille getuigen
En mensen dachten
Dat eeuwenoude parels zouden vergaan,
Opende Paul Bistiaux zijn goddeloze gulp
Om Oude Numina te bezeiken
Die vredig gewaagden van een volmaakte spirituele kracht.
Verbijsterd, als vluchteling in eigen stad, huilt nu heimelijk onze Oude Biotoop.
Wandelend door Antwerpse straten, huiver ik hevig van de geest
Die zeikend zint op z’n eigen ontzieling.

**

U las dit alleen in ‘tScheldt

STEUN ‘TSCHELDT