Vergeef me het vroege uur, lieve lezer, maar ik heb me net een dubbele Grappa ingeschonken! Een Cleopatra van het merk Poli: het ware Italiaanse goud! Heerlijk! In de films helpt een kort drankje trouwens altijd tegen traumatische ervaringen en razernij. Ik ben eraan toe! Mijn traumatische ervaring? Het lezen van zelfverklaarde “kwaliteitskranten” en het erin gepubliceerde relaas van de universitaire gedetineerden van de pensée unique. Die kranten… ach, het zijn papieren dweilen geworden, die van karaktermoord en dwaasheid hun handelsmerk hebben gemaakt. Zelfs de met hen vergeleken majestatische en verheven aardappelschil vertrouw ik er niet meer aan toe. En die gedetineerden? Niets meer dan nuttige idioten van een tot op de draad versleten denken. De wijze waarop de journalistieke beunhazen en academische leeghoofden voor de kar van de penseé unique worden gespannen in de zaak “Mattias Desmet” is werkelijk van een nooit geziene ongerijmdheid! Excuseer u me, ik neem nog even een slokje.
De Morgen
Waarlijk álles haalden die bedrukte vodden uit de kast om een authentieke denker van stand te treffen en zijn reputatie voorgoed te schaden. In De Morgen mocht universitaire hoer Maarten Boudry de toon zetten. Boudry, zelf veruit de grootste schromelijk overschatte non-intellectueel van het Westelijk halfrond, duidde, jawel … “schromelijke zelfoverschatting” aan als reden voor de radicalisering van Desmet. Radicalisering? Bekt vlot in woke tijden maar is toch o zó doorzichtig. We raden Boudry aan om het boek van Desmet eens begrijpend te lezen, tenminste als dat tot de verstandelijke vermogens van deze academische dreumes behoort! Want zeg nu zelf, wat heeft dat vals scherpzinnig koekoeksjong nu al bewezen; afgezien dan van de kleffe poging om zijn niet eens voorradig vernuft te bewijzen door dat van een ander in diskrediet te brengen?
Onder het anagram van zijn naam, Robert A. Maundy, slaagde hij erin om zijn eigen doelbewuste theologische onzin te laten publiceren door de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Nottingham, waarmee hij wilde bewijzen dat alle “christelijke filosofen” baarlijke nonsens verkochten, doch waarmee hij enkel aantoonde dat twee universiteiten zijn hoax niet hadden doorprikt. Opzet maar half geslaagd! En zelfs deze schelmenstreek was niet echt origineel: Alan Sokal was hem, in 1996 reeds, ruim vooraf gegaan. Op een echte bijdrage aan de wetenschap blijft het bij Boudry vooralsnog wachten.
De Standaard
In De Standaard mocht “leraar moraal” Brecht Decoene dan weer zijn duivels tegen “professor Klinische Psychologie” Desmet ontbinden, in de stellige hoop ook zijn “five minutes of fame” te verzilveren. Decoene is, net als Boudry, lid van SKEPP (Studiekring voor de Kritische Evaluatie van Pseudo-wetenschap en het Paranormale); een onderonsje van “minus habentes” dat “alle” wetenschappen – dus ook de menswetenschappen – wil toetsen aan de gereduceerde “positief wetenschappelijke” methode. Het is een beetje als zoeken naar graten in een mals stukje runds-entrecote, niet eens beseffende dat slechts de vis erdoor gerecht wordt. In zijn oeverloos gelul (3 kolommen!) was het “sterkste” argument van Boer Coene dat hij de term “mass formation psychosis” niet terugvond op de database PsychNet, wat niet alleen veel zegt over ‘s mans “opzoekcapaciteiten”, maar tevens elk “nieuw inzicht” in de wetenschap bij voorbaat uitsluit; alles moet klaarblijkelijk al eens gezegd zijn, wat “vooruitgang” in de wetenschap voorgoed fnuikt.
Beide Would Be’s worden door de zelfverklaarde kwaliteitskranten kritiekloos de bühne opgetrokken, alwaar zij hun vreselijke saaie en stuitend obsolete “eindejaarsconference” nog maar eens ten beste mogen geven. Mogen wij deze twee “professoren Moriarty” toch een koekje van eigen deeg geven: “Boring!” En dan moest het afgrondelijk laatdunkend stuk van “moreel wonder” Ignaas Devisch nog gepubliceerd worden (DS, 13/9). Hoog vanop zijn particuliere “moral high ground” ging deze extreemlinkse schotelvod Desmet eens “terug naar huis roepen”. Hoe zelfvoldaan en aanmatigend kan een zelfvoldane aanmatiging toch zijn?
Het ergerlijkste is nog dat geen enkele “hoogleraar” het nodig vond Desmet ter hulp te snellen. Professoren zijn tegenwoordig nog slechts de Wachtmeesters van de Woke (on)Wetenschap, aan de ketting gelegd door intellectueel verschrompelde rectoren die elk woke gat likken dat voorbij waggelt, in de stellige hoop nog wat meer subsidies uit de smerigste holtes van de pensée unique te zuigen. Dat de groteske en stekeblinde pseudo’s van SKEPP en een pedante zelfbevlekker deze klus wilden klaren, maakt van hen dé gedroomde “alibi-kindsterretjes”, die zich nochtans in academische grootheid, t.o.v. Desmet verhouden zoals een pingpongballetje zich verhoudt tot de zon. Wanneer, zo vragen wij ons af, mag het nu eindelijk eens inhoudelijk worden?
Want wat Desmet met zijn boek “Psychologie van het Totalitarisme” doet, is de langverwachte zwanenzang bezingen van het mechanistische wereldbeeld, met zijn positief-wetenschappelijke en enkelvoudige Stimulus-Reactie-verbindingen (S-R-koppelingen), en verschiet openen op een fonkelnieuw bestaansinzicht waarin het mysterie terug zijn rechtgeaarde plaats verwerft. De volle mens weet zich bij Desmet niet meer gereduceerd tot een verzameling van op vocht getrokken spieren, vet en organen, dat levend gehouden wordt door een stelsel van circulaire bloedbanen, maar wordt opnieuw ingeschreven in een integraal bestaan. Voor de beduimelde apostelen van het mechanistische wereldbeeld is dit de hel! Wereldbeelden laten zich immers niet beteugelend “meten”, zelfs niet met de fijnzinnigste apparatuur! Vergelijk het met een stel minigolfers die moeite hebben om op de eerste rechte baan hun balletje te putten, terwijl zij een grote golfer, op een hachelijke green, een “hole in one” zien scoren! Nog even, en we hebben met hen te doen…
Desmet voorvoelt, zeer overtuigend, dat er zich een omwenteling van het wereldbeeld aandient. Dat is nochtans alles behalve nieuw! In de filosofie spreekt men er al decennia over. Desmet kleurt die omwenteling thans echter ook psychologisch in, en dat is wél een novum. Bovendien is Desmet niet te beroerd om Boudry, Decoene en Devisch daar te pakken waar het pijn doet: met name op het terrein dat weliswaar geenszins van hen is, maar dat zich voor het holle trio wel voordoet als een onveranderlijke en universele waarheid: dat van de natuurwetenschappen.
Terwijl Thomas Kuhn (“The Structure of Scientific Revolutions”) in 1962 al probaat aantoonde dat ook wetenschap paradigmagevoelig is, ontging dit belangrijke feit de drie mechanistische speelvogels volledig. Zij bleven zweren bij Karl Poppers (“The Poverty of Historicism” en “Objective Knowledge”), waar Guy Verhofstadt (“The Open Society and its Enemies”) ook nog met dweepte; en daarvan weten we, sinds de column van Els Van Doesburg, dat het een crimineel is. Het olijke trio blijft zelf dus steken in een oud, versleten en uitgeleefd wereldbeeld; zij staan voor de drempel van een verandering, maar geraken er niet over. Als nieuwe stroom door oude bedrading wordt gestuurd, springt finaal dan de “plomb générale”!
Andreas Vesalius en Jacobus Sylvius van Amiens
Het is ongeveer zoals met het verhaal, uitvoerig beschreven in de anatomische literatuur, van het onderste kaakbeen van de mens. Dat been is bij de mens uit één stuk, zoals door Andreas Vesalius, helder en correct werd beschreven in diens Fabrica en eenieder – die het tenminste zien wil – kan waarnemen aan elk skelet van elk afgekloven lijk, dat werd geroofd op de Cimetière des Saint-Innocents of op het galgenveld van Montfoucon te Parijs!
Eenieder? – Eenieder die het zien wil? – Toch niet. Vesalius’ leermeester, Jacobus Sylvius van Amiens, zag het niet! Hij zwoer bij het tweedelig kaakbeen, zoals dat sinds Claudius Galenus (130-210) algemeen werd aanvaard. Sylvius “zag” niet wat Vesalius uitdrukkelijk wél zag; hij zag de vanzelfsprekendheid, die wij vandaag allemaal zien, niet omdat hij de drempel van de strikte rationaliteit niet wist over te steken. Hij noemde zijn leerling zelfs “een gevaarlijke dwaas”, terwijl de leerling zijn leermeester met eerbied bleef bejegenen als “de nooit genoeg te loven Sylvius” (Numquam satis laudato viro Iacobo Sylvius).
Aan het einde van de rationale rit maken we hetzelfde mee; met Boudry, Decoene en Devisch in de rol van Sylvius en Desmet in de glansrol van Vesalius. De drie “mechanisten”, ondersteund door onwelvoeglijke regimekranten, hebben in Desmet hun “gevaarlijke dwaas” gevonden. En Desmet? Hij blijft kalm, geniet met volle teugen van de kracht van zijn overtuiging, die juist mag heten. Hij blijft zijn collega’s loven, terwijl het trio zich, niet eens inhoudelijk, verliest in onbeschaafde randkritiek en niet wil zien, niet “kan” zien, dat het positief wetenschappelijk wereldbeeld, net vanuit die positieve wetenschappen zelf, in duizend duigen ligt. Zij verdedigen, als knorrende bromberen of gammele grompotten, een obsoleet, inwendig verslagen en hopeloos voorbijgestreefd bestaansinzicht.
Er is trouwens nog een overeenkomst met het verhaal van Sylvius en Vesalius: de anatomie, als exponent van de reducerende rationaliteit, ontstond aan de zelfkant van de maatschappij, tussen de geroofde lijken van gehangenen en halsmisdadigers. Net, zoals tweeduizend jaar geleden, de grootste westerse paradigmashift kiemde in een stal, aan de rand van het Romeinse rijk. Vandaar geachte professor Desmet, beste Mattias, beschouw die zelfkant waarin met u wil persen, als een eretitel, als bewijs van uw gelijk. Laat u niet ringeloren door seniele grijsaards die, net als Sylvius, sterven aan een verleden zonder toekomst en blijven staan voor de drempels van het onvermijdelijke. Wellicht niet nu, maar ooit, draaien ze hun “kar der verloren kansen” bij, tenminste als hun geest er nog toe in staat is. Vandaar, voor straks, maar zeker ook voor nu (laat dat duidelijk zijn) zeggen we: Leve het ongebreidelde intellect! Leve de open geest! Leve Mattias Desmet! Proost!
**
Illustratie: Mattias Vesalius (1514–1564). Lithograph by E. Milster after E. J. C. Hamman, 1849. Wellcome Collection.
**
U las dit alleen in ‘tScheldt
**