En de boer? Hij ploegde voort!

Sinds geruime tijd ligt de agrarische sector, zowel in Vlaanderen als in Nederland, danig onder vuur. Na millennia koeienstront op de kouters – niet zelden trouwens voortreffelijke mest die de gewassen doet groeien – hebben de ministeriële dames (Let op: geen heren!) in beide landen eindelijk uitgevogeld dat er stikstof in die vlaaien zit. Werk aan de winkel dus! Voor het milieu kan er klaarblijkelijk altijd een streepje meer! Deze keer niet met gedoog-, begeleidings- of andere overgangsmaatregelen, maar acuut en kreukvrij met onvervalste broodroof. Dat gaat nu eenmaal zo met vrouwen die, veel meer dan met bekwaam beleid, met hun vermeende “vrouwelijkheid” willen uitpakken!

Dat de boer zijn levenswerk in een ministeriële handomdraai vernietigd ziet en aan de bedelstaf geraakt, is een spijtige bijkomstigheid, waarvoor de doortastende dames stekeblind blijven. Per slot van rekening bestaat in beide landen de werkloosheidval. En die wordt door u betaald, lieve lezer; niet door de vrouwelijke turbo-excellenties! Bovendien kunnen de torenhoge uitgaven voor een zelfontbrandende sociale zekerheid netjes weggemoffeld worden in weer andere statistiekjes, op basis waarvan weer andere strategieën worden uitgedokterd die dan voorwerp uitmaken van een schijnbeleid van alweer een andere minister; liefst nog van een andere partij!

Minister van Stikstof

Nederland heeft trouwens zelf de miserie over zich afgeroepen door de benoeming in het kabinet Rutte van aardhommel Christianne van der Wal-Zeggelink (VVD) als “minister van Stikstof”. Wie bewust het globaal overzicht over een complexe problematiek wil verliezen, kiest uit de stapel problemen best één mineur akkefietje en schroeft dat op tot hét probleem bij uitstek. Een beproefde methode die eerder al met succes het verkeers- en mobiliteitsbeleid lam legde: daar werd alles al gereduceerd tot respectievelijk een snelheidsprobleem of een fiets-bezetenheid. Beleid vervelt dan weliswaar ogenblikkelijk tot wanbeleid, maar ook de stuitende ministeriële domheid wordt er naadloos mee gemaskeerd. Tenminste voor wie niet wil zien dat het intellectueel peil van de bevolking dat van haar leiders ruimschoots overtreft!

Zuhal Demir

Maar ook in ons land kon men de ellende zien aankomen. Bij ons worden de honneurs waargenomen door de Saraceense smoezenpoes van de N-VA, Zuhal Demir, die ondertussen ook al aan haar derde politieke leven bezig is. Eerst brak ze al geen enkele pot als districtsburgemeester van Antwerpen, waar ze, met gramschap van de échte Antwerpenaar, zal herinnerd worden als de grondlegster van de “burgerbegroting” ofte het op onze kosten gesubsidieerd extreemlinks burgergeweld; later brak ze al evenmin potten in Genk, waar ze de Limburgers in hun eigen “uitgerekte” taaltje voor de N-VA liet stemmen en nu is ze dus minister van Omgeving (kan het nietszeggender?) in het “Vloams Gouvernement” van Sterke Jan. Middels de wervelende “Kracht van de Verandering” tracht ze er de slapheid van haar minister-president te verdoezelen, maar daar kopen de boeren ook al geen hesp voor!

Wie de landbouwproblematiek wil doorgronden – waar beide in bevoegdheid gekortwiekte vrouwelijke excellenties dus niet eens over willen nadenken – ziet zich gesteld voor een uiterst complex probleem; en dat is vooral te wijten aan de essentie van de boerenstiel zelf. In wezen en wezenlijk behoort de boer immers tot een andere maatschappijvorm. Dat zit zo: de boer behoort tot een samenleving waar “grond” (zijn akker) – en niet het digitaal verhandelde aandeel of obligatie – nog het belangrijkste bezit was. In die zin kan de boer gelijkgeschakeld worden met de adel, de clerus of de ambachtsman. Boer, edele, kardinaal en ambachtsman hebben met elkaar gemeen dan ze niet kunnen staken! Net zomin de zaak van God (clerus), de veiligheid van de natie (adel) of de eigen arbeidsfierheid van de ambachtsman afstel verdraagt, zo schikt zich evenmin het “werk van de akker” naar een opschorting van de arbeid. Want de boerenoogst luistert nauw; even nauw als alle andere ondertussen “verleden” bezigheden, daarenboven, voor de boer op het ritme van de seizoenen.

Industrialisatie

En toen kwam de industrialisatie: een zegen voor massaproductie zonder kwaliteitsvereisten en standaardisatie, evenzeer een verschrikking voor oudere vormen van “arbeid”, die zich allengs van alle roeping en lotsbestemming bevrijdde en “labeur” werd. Er werd gewerkt om te leven, niet geleefd om te werken. Een nieuwe duale mensensoort manifesteerde zich: aan de ene kant de fabrieksarbeider; aan de andere kant de fabriekseigenaar. De clerus metamorfoseerde tot een “sociale werker op sandalen” en de adel verwerd tot een hermetisch gesloten gezelschap van obsoleet geachte zotskappen. Voor de ambachtsman en de boer restte slechts de conformering aan de nieuwe tijden, wat dit inhoudt dat beiden, wilden ze nog enigszins van tel zijn, zich te industrialiseren hadden.

En ook politiek veranderde er veel: nog voor de revolutionaire socialisten zich bij wijze van levensverzekerende noodgreep verankerden aan de cultuurvreemde allochtoon, kozen zij de kant van de fabrieksarbeider en nog voor de rechtgeaarde liberaal verdronk in leugenachtigheid en globalistisch geleuter over “outsourcing” naar het buitenland (dat de Chinees rijk maakte en de eigen bevolking straatarm) kozen zij voor de fabriekseigenaar. De boer en de ambachtsman bleef echter in de kou staan. Maar wie maalde daar om? In een tijd dat de jeugd vermoedt dat melk niet van de koe komt maar uit de rekken van de Delhaize en het “sponsbrood” uit de Carrefour verward wordt met dat van de warme bakker, bleven beide archaïsche groepen aan de kant staan; de rest staakte zich even jolijtvol als tijdelijk vermogend.

Boerenstrop

De enige politieke partij die zich wel in de boer erkende, was de christendemocratie, die in de stad toch nooit echt aardde en uiteraard met dien verstande en onder voorwaarde dat het eigen politiek gewin nooit uit het oog mocht verloren worden. Om de industriële boerderij bij de tijd te halen, verzon men een “sterfhuisconstructie” die finaal de boer de das om zou doen: noem het de christendemocratische boerentrias of boerenstrop! Dat zit zo. De Boerenbond, agrarisch vehikel van de CD&V (voorheen CVP), had de boeren wijsgemaakt volop in te zetten op schaalvergroting en specialisatie. Reden waarom men trouwens op Vlaamse velden nog enkel en hectarengroot maïs geplant ziet staan (al dan niet met een vogelversnipperaar als geldelijke snabbel erop), alsof Van Gogh niet de “aardappeleters” maar de “maïsvreters” had geschilderd. Megaboerderijen waren de toekomst! Dat de boeren zich geen van allen die uitbreidingen kon veroorloven, speelde geen rol: de KBC (voorheen de boerenbondbank CERA) zou het geld daarvoor wel lenen. De CD&V als machtspartij, van haar kant, maakte zich sterk de boeren aan hen te binden door politiek wel een en ander te regelen, indien dat nodig mocht zijn.

Alle partijen tevreden: de boerenbond behield zijn relevantie op het middenveld en de CD&V verzekerde zich van de boerenstem en daarmee, in vele rurale gebieden, van de macht. Alleen de boer trok zich de strop rond de nek in de vorm van schier eeuwigdurende afbetalingen op leningen, hypotheken op onroerend goed en de altijddurende verplichting om, wilden ze toch nog iets uit de brand slepen, op de christendemocraten te stemmen. En zo komt het dat de CD&V zijn macht tiranniek kon consolideren in de boerenbaronieën. Uitgesproken in de Westhoek (Crevitsland), de Noorderkempen (Ansomsland) en in het afgelegen Noord-Oost Limburg (Brounsland) is dat het geval. Het is toch geen toeval dat “huisvrouw Crevits” en “criminoloog Brouns” beiden minister zijn in de Vlaamse regering?

Wuustwezelse CD&V-maffia

Over capo dei capi Ansoms en zijn Wuustwezelse CD&V-maffia hebben we reeds uitgebreid bericht in ons artikel “De Maffia van Wuustwezel”, uit 2020 alweer. Het artikel blijft echter spijtig genoeg melodramatisch actueel! Ansoms regeert er over de politieke dood heen nog steeds middels zijn handzame trekpop-burgemeester Dieter Wouters en gemeentesecretaris Luc Loos, wat geleid heeft tot de instelling van een heuse “boerenstaat” (het “kiesvee”) en een rist onverklaarbare politieke benoemingen in andere domeinen: tekenend daarvoor blijft de bloed-narcistische directrice van de muziekschool die haar verscheurende onkunde schaamteloos en aanhoudend etaleert (dit jaar vertrekken alweer 9 leerkrachten; zij die de school groot hadden gemaakt, waren omwille van haar stuitende dom- en onkundigheid al langer vertrokken) en van “pesten op het werk” haar tweede natuur heeft gemaakt.

Maar zo vergaat het natuurlijk niet elke boer in dit land! De CD&V smolt nationaal immers verder weg. Hun macht is, op de drie vlekken na (en dan nog!) tanend. Zolang de boeren dus niet inzien dat een stem op de CD&V, een stem dieper in de schulden is, zal er voor hen weinig heil te verwachten zijn. En als keerzijde van dezelfde munt: zolang de andere partijen het sui generis-karakter van de boerenstiel niet erkennen, zal geen enkele boer op hen stemmen. Ziedaar het boerendilemma van Vlaanderen, en bij uitbreiding evenzeer het boerendilemma van Nederland, waar hetzelfde aan de gang is. De christendemocratie is op sterven na dood, het socialisme en het liberalisme gelukkig ook. De N-VA had in betere tijden de kans om probleemloos de genadeslag toe te brengen aan deze traditionele partijen. Maar het industrieel geformatteerde Vlaams nationalisme slaagde er vooralsnog niet in een klaar en aanvaardbaar antwoord te bieden op het boerenvraagstuk.

CD&V-baronieën

Dat de boeren uit de CD&V-baronieën, in een vlaag van misplaatste permissiviteit, niet met de opgestoken riek ten strijde moeten trekken tegen iedereen die hen een duimbreed in de weg legt, moge duidelijk zijn; dat de anderen zich evenmin moeten laten gebruiken door een Saraceense smoezenpoes om, onder het voorwendsel van een stikstof-zeper, een partijpolitieke slachting uit te voeren (de coup de grace voor de CD&V) is even waar! Want voorlopig geldt nog steeds de strijdkreet: “No farmers, no food!” En geen Delhaize of Carrefour die daar iets tegenin kan brengen.

**

STEUN ‘TSCHELDT

**