De Teloorgang van de Menswetenschappen en de Onttroning van de Mens

Positieve- vs. Menswetenschappen

Als de corona-impasse al iets ontegensprekelijk aan het licht heeft gebracht dan zijn het toch wel de grenzen van de positieve- of natuurwetenschappen. De “experten” van de GEMS (Groep van Experts Management-Strategie voor Covid 19) leken vaker dan verhoopt op de dierlijke “gems”; dat geitachtig wezen, voorzien van een harige pels, dat moeite heeft met kiezen tussen licht en donker. Geleid door depressieve oppergeit Erika Vlieghe (UAntwerpen) heeft de GEMS onze schaapachtige angsthazen van politici – à la Vandenbroucke en Jambon – bestuurlijk aangevuurd en ons land, geheel volgens het plan van de machts- en mediageile opperbok Van Ranst, in de communistische – en derhalve in de economische en menselijke – vernieling geregeerd en blijft dat, zelfs bij een sterk verminderde virulentie van het virus, ook vermakelijk verder doen alsof er niks aan de hand is. Lang duurt het niet meer of de algemene lockdown zal worden afgekondigd voor een snotvalling onder de wellicht voor 100% gevaccineerden.

Op zo’n moment voelt men meer dan ooit de onstilbare honger om ook eens te rade te gaan bij de menswetenschappen, al was het maar als laatste strohalm voor basale menselijke waardigheid. Maar die “humanen” zijn er zo mogelijk nog erger aan toe! De aftakeling begon reeds vroeg in de 19de eeuw, toen de menswetenschappen zo nodig de “positief wetenschappelijke toer” op moesten, en gaat heden, in een wel heel versneld tempo, lustig door! De fiducie in de natuurwetenschappen moet groot geweest zijn; de uiteindelijke resultaten evenwel van zeer bedenkelijk allooi. De kleine, in de verste verte niet eens exhaustieve, bloemlezing die volgt, doet versteld staan van de gruwelijke onzin die thans op ons afgeschoten wordt uit het “kanon” van de menswetenschappen. Het denken van en over de mens heeft in onze dagen nog net niet het niveau van de Neanderthaler bereikt, zo lijkt het, maar die kon en mocht tenminste nog vuur maken. Zelfs dat is vele bollebozen onder ons niet meer gegeven.

Volatiliteit vs. Verstarring: Boudry en Abicht

Wat die menswetenschappelijke stap in de richting van de apodictische natuurwetenschappen zoal heeft opgeleverd, wordt al meteen beangstigend gedemonstreerd door onverbeterlijke warhoofden als een Maarten Boudry, de wetenschapsfilosoof die met zijn gebreeën wollen babysokjes (uiteraard mét snoezige pompoms) in de zevenmijlslaarzen van Etienne Vermeersch mocht treden. Dat dit intellectueel klein duimpje van de hiel naar de “pinketeen” en terug zou worden geslingerd, wist iedereen van bij aanvang! Nu is hij tegen verplichte vaccinatie, dan weer heeft hij het, op grond van dezelfde “pseudowetenschap”, gehad met alle anti-vaxxers. Maar goed, wie wil er nu ook weten met wie Boudry het allemaal gehad heeft? Wie nooit van mening verandert, denkt wellicht niet diep genoeg na; maar wie het onafgebroken en met de neus naar de winden van de (provisoire) macht doet, heeft duidelijk evenwichtsproblemen.

Boudryaanse volatiliteit mag dan al de niet te volgen weg zijn; complete geestelijke verstarring is al even aanstootgevend. Toonbeeld van die verstarring heet Ludo Abicht, de minzame tachtiger die nooit verder kwam dan de jaren zestig. Zijn grootste trauma tot nog toe, zo meldt hij zelf in het alumnitijdschrift van de Universiteit Antwerpen, is het missen van het geitenwollensokken festival in Woodstock, augustus 1969. De man is 85 … geeft nog steeds onbezoldigd les (seminarie Midden-Oosten) en publiceert periodiek een boek. Hij heeft er nu al 35 bij elkaar gepend, al lijkt ieder boekje wel een ode aan de slogan: “Met 9 boeken en een schaar, heb je zo een tiende klaar!” Eens op de sokkel gehesen, duurt het in Vlaanderen klaarblijkelijk lang, héél lang, vooraleer men er weer vanaf gemept wordt. Elders gaat dat niet veel, maar toch zichtbaar sneller!

Filosofie vs. Ideologie

Schilder Gustave Courbet: “Pierre-Joseph Proudhon en zijn kinderen in 1853” (waar naaimand staat stond eerst vrouw van Proudhon)

De laatste pennenvrucht van Abicht gaat nochtans niet, nog maar eens, over het Joods-Palestijns conflict maar over het anarchisme, met de gebruikelijke lofbazuin over Proudhon en Bakoenin. Deze laatste haalde zelfs de ondertitel! Dat de anti-democraat Proudhon – de man van “La propriété, c’est le vol” – in 1853 de schilder Gustave Courbet verzocht om op een bucolisch gezinstafereel zijn vrouw weg te schilderen en te vervangen door symbolisch naaigerief of dat diezelfde Proudhon, in 1848 reeds, al zijn principes aan de kant schoof voor een parlementair zitje (op aangeven van Louis-Napoléon), wordt natuurlijk niet met zoveel woorden in de verf gezet; evenmin als de wel héél gemakkelijke biecht die de “ijzervaste” revolutionair Bakoenin – de man van het “destruam et aedificabo” (vernietig en bouw op) – aan tsaar Nicolas I schreef. Maar ook Abicht zelf blijft, in zijn anarchistisch universum, niet onbesproken. Toen hij door Bert Voet (De Tijd) als anarchist naar zijn activa gevraagd werd, antwoordde hij: “een boerderij in de Cevennen” (Zuid Frankrijk) – thuis huurt hij van zijn vrouw (fiscus-alert!). Wat is het toch geriefelijk om kamer-anarchist te spelen, gezeten in het salon van de nieuwe aristocraat.

En zo blijft links “kersenpikkend” de wereld ideologiseren en graait het uit de rijke geschiedenis van het denken enkel datgene wat van dienst kan zijn. Dat deed het met Nietzsche, dat doet Abicht nu eveneens met een hele stoet anarchisten. Abicht is als filosoof echter ondertussen zo onschadelijk geworden dat zijn boeken nog maar weinig deining veroorzaken. Zijn artikels kan hij zelfs kwijt in zowel het linkse “Meervoud” als het rechtse (nou ja) “Doorbraak”. Dit is hoogstwaarschijnlijk te danken aan het feit dat deze uiterst beminnelijke obsoleet op sandalen, in heel zijn leven, van nog geen enkele originele gedachte bevallen is maar het altijd al heeft moeten stellen met andermans inzichten. Epigonen zijn nu eenmaal altijd een flinke snuif naïever dan originelen. Het geeft trouwens ook haarfijn het verschil aan tussen filosofie en ideologie: de filosoof blijft radicaal-kritisch zijn eigen denken overdenken en zoetvijlen; de ideoloog jaagt daarentegen zijn hele leven de bevestiging achterna van eerdere zekerheden, die allengs de compulsieve neiging beginnen te vertonen onwrikbaar te zijn. De ideoloog stoot, zoals de natuurwetenschapper, de werkelijkheid van zich af om haar te kunnen manipuleren (maakbaarheid), de filosoof gaat erin op. Leeft de goede filosoof “in” en “van” de werkelijkheid; dan tracht de ideoloog er volgens eigen schikking “mee” te leven!

Geschiedenis vs. Poco-Smoes

Ideologisering blijft eveneens het grootste struikelblok in de andere menswetenschappen. Neem nu de geschiedenis. Is ze al niet therapeutisch, zoals het boek “1942” van de Antwerpse rector, Herman Van Goethem – God, wat is die man toch akelig naar “links” gekapseisd! Laatst verkondigde hij in een les aan rechtenstudenten nog dat de geschiedenis pas echt begint bij de Verlichting. Kan het nog erger? – dan ondersteunt zij wel blind het poco-beleid, zoals thans het geval is in de “woke” Congocommissie, waarover we reeds berichtten in een ander artikel. Kleio, de muze van de geschiedenis, moet er tot tranen toe bewogen bijzitten op haar kist vol boeken. De enige raad die men de Vlaamse jeugd nog kan meegeven, is vooral zien dat ze hun talen onder de knie hebben: in het Nederlands zullen er op deze wijze immers niet al teveel historische potten meer gebroken worden.

We raden het geenszins aan, maar wie echt eens een opeenstapeling van hopeloos verstarde clichés, huiveringwekkende onnauwkeurigheden en regelrechte fouten wil lezen, mag zeker het boek “De Zinderende Zestiende Eeuw” van Francis Weyns niet missen. In hoofdberoep is de man “cultural marketing manager” (what’s in a name?) bij Red Bull maar na de uren klust hij bij als historicus. Zijn diploma (1992) kreeg hij wellicht met zilveren strik meegeleverd bij een ton Dash, “Witter dan Wit”. Deze kerel stapelt de gemeenplaatsen, imperfecties en authentieke fouten werkelijk torenhoog op: van de positie van de vrouw in de 16de eeuw of de beweegredenen voor de adellijke verwekking van bastaardkinderen tot het compleet verwarren van Filips de Goede (Filips III van Bourgondië, 1396-1467) en Filips de Schone (Filips I van Castilië/le Beau, 1478-1506) in een interview met Knack (14/4/2021). Bij het schrijven moet Weyns net dat druppeltje teveel geslurpt hebben van zijn eigen product, Red Bull! Maar verder dan een Hipster-geschiedenis voor groentjes komt hij niet … en daar zakt, zoals men weet, gelijk de broek tot op de knieën van af (sagging!).

Structuur vs. inhoud

Marketingsgewijs is er met het boek van Weyns natuurlijk niks aan de hand. Op de achterflap staat het voorwaar gedrukt: “Geschiedschrijving op zijn allerbest!”. Daar is zeker over nagedacht! Veel meer trouwens dan over de feitelijke inhoud van het boek. Bizar echter dat geen journalist, die naam waardig, de clichés, onnauwkeurigheden en flaters heeft opgemerkt! Of toch niet zó bizar? Sinds men voor journalist kan “studeren”, is ook daar immers het vet behoorlijk van de soep. De journalist in hart en nieren heeft plaats moeten ruimen voor de journalist van de structurele ratio, op één uitzondering na: Stijn Tormans (Knack), dat mag ook eens gezegd worden. Over persconcentratie, communicatietechnieken en propaganda – zo essentieel in de actuele fake-news happening – weet men ondertussen ongeveer alles; over hoe een artikel er moet uitzien, over “catchy” titels die geen zier zeggen over het schrijfsel zelf, over duidende (pardon: insinuerende) lichtbeelden, over het gebruik van pueriele taal … daarover heeft de moderne reporter niks meer te leren. Spijtig dat de meesten inhoudelijk niks meer te vertellen hebben …

Er was nochtans een tijd waarin men als journalist zo goed als geboren werd. Niet zelden waren het selfmade scribenten die zich in een of twee onderwerpen vastbeten om er alles van te kennen en er meeslepend en boeiend over te berichten in een vaak bekoorlijk taalgebruik met diepgang. Op teksten werd nog gezwoegd; er werd geschrapt, verbeterd en verfijnd, met een leesbaar, sprankelend en appetijtelijk eindproduct tot gevolg. Nu haalt een inhoudsloos structuralisme en de snelheid van de scoop het met banddikten van portee en betekenis. De “Nederlandkenner” voor één dag is morgen plots geschoold “Amerikakenner” en overmorgen alweer “filmkenner”. De klerken van het schone woord en de diepere gedachte takelden prompt af tot schier analfabetische “klerken van Mintjens”: privépachters van “lettermest” die met hun pennen als bezems elke literaire aspiratie en elke kundige beschouwing rationeel en “vakbekwaam” de open riool in borstelen.

Persoonlijke God vs. Gepersonifieerde Natuur

In 2016 – uitgerekend onder dominicaanse auspiciën! – verschijnt bij Amsterdam University Press het boek “God, Iets of Niets, de Postseculiere Maatschappij tussen Geloof en Ongeloof”, van de godsdienstfilosoof Taede A. Smedes. Het boek gaat over het fameuze “ietsisme”, ook wel “religieus atheïsme” geheten, een moderne vorm van geloof die in feite niks meer is dan een intuïtief aanvoelen van een werkelijkheid die de mens overstijgt (in tegenstelling tot het apatisch atheïsme van Richard Dawkins en David Dennet dat uitgesproken antireligieus is); of om het met de woorden van David Bowie te zeggen: “Ik geloof in een energie waarop ik niet graag een naam kleef.” Zij die, binnen het ietsisme, “for old times sake”, toch nog iets hebben met een God, noemen zich post-theïsten, zoals Smedes zelf, want dat “iets hebben met God” vertaalt zich spoorslags in een gedwongen leegte die niet meer kan of mag gevuld worden met een persoonlijke God: de alziende oude man met de baard heeft voorgoed afgedaan: daarover zijn zowel post-theïsten als hun strijdmakkers, de religieuze atheïsten, het roerend met elkaar eens.

Men kan het ietsisme toejuichen of verketteren, en ook over de Kerk valt een heleboel te zeggen: tweeduizend jaar geschiedenis gaat je nu eenmaal niet in de koude kleren zitten. Het is echter noch de plaats, noch het moment hierop verder in te gaan. Wel curieus is dat de “depersonalisering” van God, de personificatie van de natuur niet in de weg lijkt te staan! De natuur, die menselijke biotoop, wordt zelfs op bijna zakelijke wijze van ons afgestoten en vervoegd in de derde persoon enkelvoud: ze wordt zelfstandige entiteit; zeggen we: een “zij”, of nog: de “andere” van de mens, bovendien behept met een handelingsbekwaamheid. Deze ontwikkeling is evenwel niet zonder gevaar! De “andere” kunnen we immers bewonderen; maar ook vrezen. Bewondering der natuur viel de romantici ten deel: Pestalozzi of de wandelende “Lake Poet” William Wordsworth, of Tolkien (cf. het fameuze boomvolkje, de Enten, uit zijn “In de Ban van de Ring”). Paardenfluisteraars en boomknuffelaars behoren nog tot de onschuldigste hunner nakomelingen. Vrezen doet dan weer James Lovelock, de krasse knar – 102 is hij ondertussen – die samen met Lynn Margulis, de Gaia-theorie heeft ontwikkeld. Voor hem is Covid een straf van de natuur! Gaia slaat terug, is de gepersonifieerde gedachte. Waar is de tijd dat gewezen aartsbisschop André Léonard nog tot op de grond afgekraakt werd omwille van zijn “immanente rechtvaardigheid”? En helemaal debiel wordt het als, vanuit hetzelfde idioom maar op grond van een stuitende onwetendheid, de twee compleet gestoorde klimaatkoters, Gretl en Anuna, er hun educatie aan opofferen!

Vertegenwoordigende Staat vs. Autonoom Vadertje Staat

Die vervoeging in de derde persoon merken we ook elders. Overigens met een al even zuur als bitter nasmaakje! Neem nu de staat! Lodewijk XIV werd de frase “L’État, c’est moi” (De Staat, dat ben ik) in de mond gelegd. Louis zelf heeft deze particuliere zin weliswaar nooit over de lippen gekregen, maar hij bekt daarom niet minder goed en vat toch ook afdoend samen wat hij meende. “L’État, c’est moi” of het democratische “L’état, c’est nous” (de staat, dat zijn wij) zijn trouwens keerzijden van eenzelfde munt. Opdat de staat bestuurbaar zou blijven en “wij” toch vooral rustig verder zouden kunnen dromen (of “suffen”?), weergalmt allerwegen en tot in den treure de hoogst fictieve mantra: “de staat, dat zijn wij allemaal!” Deze wensdroom werd echter al in de jaren ’20 van de vorige eeuw aan diggelen geslagen door Benito Mussolini, transformeerde zich nadien tot zijn kletsnatte variant in de onderbroeken en slipjes van onze politici en veroorzaakt vandaag nog slechts onze grimmigste nachtmerries. De staat van “ons allemaal” werd autonoom, keerde zich tegen het volk en vermorzelde onze vrijheden en voorrechten. Met de staat hebben we er sindsdien een vijand van allure bij: een “vadertje” dat het niet steeds goed meent met zijn “kinderen”!

De ooit ferm dichtgeknepen oogjes van prof. dr. Carl Devos, onze nationale politicologische “trots”, beginnen zich langzaamaan te openen; zeker nu hij al een poos dapper bijklust als CEO van het Ostend Science Park, een incubator (of broedmachine) voor startende bedrijven. Zijn sprong uit de ivoren toren van de academische wereld naar de begane grond van het echte leven heeft ‘m bijna op zijn pootjes doen terechtkomen. Dat hij maar oppast of hij mag op de VRT niet eens nog zijn gesmaakte analyses ten beste komen geven; met wijlen Etienne Vermeersch was dat niet anders: óf je prosterneert je in volle aanbidding voor de poco- en woke onzin, óf je bent voetstoots persona non grata! Nochtans ziet Devos, van ondernemend West-Vlaanderen tot in zijn eigen familie, een stijgende woede bij een groeiende groep politiek “onvertegenwoordigden” die resoluut naar de “deplorables” van het Vlaams Belang drijft, zelfs – en ik citeer nu – “bij hoogopgeleide, succesvolle ondernemers” (Knack, 9 juni ’21). Da’s al bij al toch een stuk eerlijker dan, pak ‘m beet, Griet Vandermassen, “occasie-filosofe” en columniste bij het paskwil De Standaard, die haar denken schichtig en in panische angst autocensureert als ze al eens moet vaststellen dat haar denken wel heel dicht in de buurt van het VB komt! Hoe leugenachtig en vals kan het poco-denken niet zijn?

Heilspsychologie vs. Angstpsychologie

Rudolph Goclenius

Wat de verzelfstandiging van de natuur, de staat, ja de hele werkelijkheid met de mens heeft aangericht, is goed af te lezen aan de psychologie: “De toutes les approches de l’homme, la psychologie est la plus improbable, la plus marquée par son temps”, schreef Roland Barthes reeds in 1963. In 1590 bezigt Rudolf Göckel (1547-1628) de term ‘psychologie’ voor het eerst, net op het moment dat men druk bezig is subject (de mens) en object (de wereld) te scheiden. Sindsdien lijdt de mens aan die dichotomie, vandaar de dageraad van de “psychologie”; Grieks naar de taalwortel, maar door de Grieken ongekend! Wereld en werkelijkheid zijn ondertussen ’s mensen vijand geworden. Natuur, klimaat, staat, toekomst, uiteindelijk het kleinste virus, halen de mens uit evenwicht, neurotiseren hem en vervullen hem finaal met een levensangst. Toen Théodore Agrippa d’Aubigné (1552-1630), hugenoot en vriend van Hendrik IV, op achtjarige leeftijd te Amboise een groep onthoofde hugenoten zag liggen, beloofde hij zich te wreken – wat hij ook deed! Later schrijft hij: “De afschuw voor de mis ontnam me die voor het vuur”, waarmee hij de inquisitoriale dreiging met de brandstapel nog heldhaftig pareerde. Nu worden kinderen van acht uit angst ronduit beduveld; we steken ze in een zoo, dicht bij de apen, en injecteren hen met onontgonnen spul of ontnemen hen cruciale frisse lucht door ze te verstikken achter een even verwerpelijk als inefficiënt mondmasker!

De angst om te leven regeert de wereld en tast, haast ongeneeslijk, onze geest aan. De westerling werd een “Midas van de ziel”: alles wat die aanraakte werd goud; al wat de moderne mens aanraakt, wordt psychologie! Van opvoeding tot rouwproces! Voor alles lijkt wel psychologische begeleiding van doen, waardoor het gewone leven, na millennia mensheid, z’n vanzelfsprekendheid verliest. Zo druppelt vanuit Amerika gestaag de klimaatpsychologie van Renée Lertzman Europa binnen, met spiksplinternieuwe aandoeningen als “eco-anxiety” of “pretraumatische stress” (voorbarige stress voor een onzekere toekomst). Volgens psychiater Uus Knops leven we dan weer veel te “hoofdig”; zo vertelt ze ons op de drempel van haar “bodycult”-tempel. Gelukkig is er Midas Dekkers, sporthater van stand; al hou je hem liefst ver van het overbevolkingsvraagstuk: “Een kind krijgen moest een schande zijn!”, raaskalt hij de filosofe Donna Haraway van over de grote plas achterna. Die wil de kinderwens zelfs koelen door “een hond of zwerfkat in huis te nemen”. Vreemd dat de ongebreidelde migratie naar dicht bevolkt gebied bij hen dan weer geen wenkbrauwen doet fronsen. Dat het geestesheil slechts rijpt in het vat der vanzelfsprekendheid en de dito kwelling vaak kiemt in de tegennatuurlijke reuring van bv. een geslachtskeuze, kwam in nog geen enkel “eco-anxieted” hoofd op!

Wereldbezieling vs. Wereldvreemdheid: Heidegger vs. Descartes

En ook de filosofie krijgt zijn deel! In die kardinale scharnierperiode van onze beschaving, zo rond 1600, clicheert René Descartes (1596-1650) de splijtende tweespalt tussen de wereld (object) en de mens (subject); tussen lichaam en geest. We moeten er nog steeds van bekomen. Descartes kazerneert daarop de ziel in een onooglijk klein hersenkliertje, de pijnappelklier, en geeft aldus het lichaam vrij aan de natuurwetenschappen, met opzienbarende resultaten! Maar 400 jaar later, nu dus ongeveer, is de mens (subject) aardig op weg te robotiseren (object); met een niet te stuiten hunker naar psychologie tot gevolg. Driekwart van de populatie wordt rechtgehouden door pillen; en als dat niet helpt rest enkel nog de zelfmoord. Brengt het implantaat van een van buitenuit stuurbare microchip uiteindelijk redding? We mogen hopen van niet! Daarvoor waarschuwde Martin Heidegger (1889-1976) reeds lang geleden, maar werd door “die hard”-cartesianen om de verkeerde reden en verre van inhoudelijk verloochend. Hem was het erom te doen de subjectieve, menselijke ziel te bevrijden uit zijn klierkerker en terug de geobjectiveerde wereld in te pompen. We deden net het tegenovergestelde.

Doet denken aan de meesterlijke openingszin uit “Oog en Geest” van de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty (1908-1961): “De wetenschap manipuleert de dingen en ziet ervan af ze te bewonen.” Dijk van een zin! Er zijn er voor minder in marmer uitgehouwen. Maar in de plaats van de werkelijkheid terug te “bewonen” of te “bezielen”, werden de tralies van de zielskerker nog dikker gesmeed. Het denkend wezen “mens” (Descartes: res cogitans), trok zich hermetisch terug uit een wereld, die van de weeromstuit herschapen werd tot de “andere” van de mens; met een heel eigen, bovendien angstvallig te vrezen “persoonlijkheid”. De Heideggeriaanse waarschuwing werd door de obsolete cartesiaan niet of minstens verkeerd begrepen en wacht sindsdien op herontdekking; het is de hedendaagse, ronduit misantrope filosofie aan te zien.

Misantropie vs. filantropie

Mooi specimen van een misantroop is Ignaas Devisch. Met “Vuur, een Vergeten Vraagstuk” meende hij het bloedhete water uitgevonden te hebben, terwijl in werkelijkheid de Nederlandse socioloog Joop Goudsblom zich decennialang lauw heeft gedacht over het onderwerp. Zijn boek “Vuur en Beschaving” werd tussen 1992 en 2015 meerdere keren en steeds herwerkt uitgegeven. Goudsblom stierf in 2020; een jaar later steekt Devisch een boek van dezelfde strekking onder zijn eigen arm (gelukkig wordt Goudsblom vermeld in de bibliografie); met dit wezenlijke verschil dat Goudsblom met respect voor de menselijke beschaving dacht; Devisch daarentegen voluit de vermeende menselijke dwaasheid eert. Maar hij staat zeker niet alleen in het afzeiken van de mens: nieuwbakken “klimaatproseliet” David Van Reybrouck steekt hem moeiteloos naar de kroon; of wat te denken van “domgeer” en “patafysicus” Mathijs Van Boxsel, die met “De Topografie van de Domheid” – zijn vierde en spijtig genoeg lang niet laatste boek over het onderwerp – de domheid maar blijft uitmelken; tot de lucratieve uier gortdroog gesleurd is.

Hoofdvogel van de misantrope filosofie wordt echter schaamteloos afgeschoten door twee vrouwen. Een gedeelde prijs, omdat de jury niet kon beslissen! Allereerst is er de Luikse ecologische filosofe Vinciane Despret. Wie meende met de Austaliër Peter Singer of de Fransman Bruno Latour het ergste gehad te hebben, moeten we teleurstellen: ook in ons land bloeien de epigoontjes welig in het rond; Isabelle Stengers, bijvoorbeeld, dochter van historicus Jean, maar dus ook Despret, de “Brigitte Bardot van de filosofie”. Dacht men altijd dat een schaap dom was? Wel dan komt dat omdat de mens het arme beest steeds weer de verkeerde vragen heeft gesteld. Niet het schaap, maar de mens is dom! Trouwens, wat is dat nog, de mens? Zeker geen individu, samengesteld als hij is uit bacteriën en cellen! En dan is er Eva Meijer, de Nederlandse filosofe die promoveerde op “de politieke stem van dieren”. Zij kegelt het racisme-argument in haar “filosofie”. Voor Eva is de oude indeling tussen de menselijke cultuur (uiteraard slechts van “witte mannen”; de vrouw staat sowieso al een stuk dichter tegen de natuur wegens haar maandstonden) en de dierlijke natuur onhoudbaar. Die twee lopen voor haar ontegensprekelijk door mekaar! Zelf verdiepte ze zich in de olifantentaal. De geslurfde kolos heeft een “woord” (of trompetschal) voor “gevaar” dat bovendien – ik verzin het niet! – ook gelijkluidend synoniem is voor “witte man”. Komt dat toch weer even goed uit! Niet zo bijster slim echter van die olifanten: worden ze massaal door even ondernemende als meedogenloze negers gestroopt omwille van hun ivoren slagtanden, die dan gelijk doorverkocht worden aan rijke Chinezen … maar de “witte man” is wel proeve van gevaar?

Volatiliteit vs. Verstarring: Opnieuw en Tot Slot

En tussen de antagonistisch draaiende molenstenen van volatiliteit en verstarring, van zandloper- en boemerang-impasse…

Volatiliteit en verstarring, of verlepte wijn in steeds nieuwe of zichzelf vernieuwende zakken; het zijn de Scylla en Charybdis waartussen de hedendaagse mensenwetenschappen, liefst ongekreukt, te navigeren hebben. Aan de ene kant regeert de volatiliteit: de schier onweerstaanbare neiging om taai en aanhoudend het denken over mens en wereld compleet “om te draaien”; wat gisteren nog heel normaal leek, lost vandaag plots op in een ontwrichtend tegendeel. Vooruitgangsideologie en vernieuwingsdrang zetten de toon; vaak verhult met de mantel van het voortschrijdend inzicht. Net zoals de zandloper wordt de werkelijkheid bestendig op zijn kop gezet. Oogt behoorlijk spectaculair maar finaal blijft het toch hetzelfde zand. Aan de andere kant schroeit het vuur van de verstarring elke mogelijke ontsnappingspoging van de ziel meteen dicht en verzegelt alle opstandige huidporiën met een hermetische korst. Hemelbestormers van het vrije woord metamorfoseren zich acuut tot bloeddorstige poortwachters van de hel als het utilitaristisch en egalitair geloof van de duivel belaagd wordt. De menswetenschapper mag dan zijn boemerang, zo ver hij kan, wegkeilen, als het werphout maar netjes terugvliegt naar het verstarde nest van een links wereldbeeld.

En tussen de antagonistisch draaiende molenstenen van volatiliteit en verstarring, van zandloper- en boemerang-impasse, wordt de mens, harteloos maar aanzienlijk duurzaam, geplet tot zuiver binair (behalve dan op geslachtelijk vlak) en dociel wezen.

**

Illustratie bovenaan artikel: L’Etat, C’Est Moi

*