De zwarte huurderslijst: een verhaal uit de praktijk

Op de zwarte lijst van ambetante huurders vind je een heuse mikmak: lawaaimakers, vuilakken, boelzoekers, dierenbeulen, vechtscheiders, kindermishandelaars, wanbetalers, onderverhuurders en andere ongewensten die op een onbewoond eiland thuishoren.

**

Zo’n 620 figuren op de 170.000 bewoners van een sociale woonst staan op die erelijst. Groen meent de verdediging ervan te moeten opnemen. Het zegt veel over hoe ze denken dat hun type kiezer zich door het leven voortbeweegt. Al wie ooit tussen dergelijke rabauwen heeft gewoond kan ervan meespreken. Het socio-economische aspect wordt er altijd bijgesleept. Ten onrechte, want onder rijk volk circuleert minstens evenveel tuig. Jonge zuipers die hun flessen, hun gebral en hun gevoeg op uw traphal loslaten zijn net zo zeer walgelijk. Patsers in een dure flat die hun huishuur niet kunnen of willen betalen zijn er bij de vleet.

Er bestaan tal van goedbedoelende mensen die door hun nare buren het graf in worden gepest. Zij doen hun uiterste best om de vrede te bewaren, andermans drekspoor op te kuisen en zich zelf aan de sociale regels te houden. Intussen lijden ze onder de trieste wetenschap dat ordebewaarders, toezichters en politielui hen niet kunnen helpen omdat de hogere instanties het nu eenmaal steeds opnemen voor de smeerbossen. Vele hedendaagse huurders zien hun woonst als een stal waarin ze klakkeloos hun ding kunnen doen zonder dat enig respect voor dit ‘object’ in hen opborrelt. ‘Da’s voor de eigenaar’, luidt hun mantra.

Wij kennen een dame die als enige Vlaamse autochtone in een asociale blok vol allochtonen woont. We moeten er geen tekening bijmaken, zeker? De vernederende en beledigende bejegening van ‘the only white in the village’ is stuitend. De alleenstaande dame met het karige pensioentje dat ze met enkele centen aanvult door te gaan kuisen, wordt een hoer genoemd als ze in de zomer een bloesje met blote armen draagt of wanneer ze geen lange broek maar een jurk aanheeft. ‘Oude vrouw moet haar lelijkheid bedekken’, krijgt ze te horen. Bezoekers worden nageroepen racisten te zijn omdat ze blank zijn. Wilde oerwoudfeestjes tot een stuk in de nacht zijn schering en inslag. Gemekker in de richting van Mekka is een vast ritueel. De wijven uit den vreemde voelen zich constant achteruit gesteld of scheef bekeken. Hun gebroed schopt naar het hondje van de dame haar zus als die langs komt. ‘Jij hoort hier niet thuis’, sissen de serpenten in de vierde wereldgang.

De Turkse macho die de roedel leidt heeft de dame al meermaals bedreigd haar keel te zullen oversnijden ,‘zoals op tv’, omdat ze bij de zoveelste knokpartij de ordediensten had verwittigd. Zijn vlag wappert breeduit zijn raam. Een Vlaamse Leeuw zie je daar niet meteen geëtaleerd. Een zware motorhelm die tegen de slaapkamerruit wordt geslingerd als de Turk thuiskomt om de na veel gewoel ingeslapen dame te koeioneren is geen uitzondering. Als de dame dan naar de politie belt om over het gedrag van de Turk te klagen krijgt ze te horen dat ‘ze die mens niet moet stigmatiseren en dat de politie de mensen niet opdeelt naar etnische afkomt’. ‘Er hangt nochtans wel een Turkse vlag buiten’, probeerde de dame nog toe te voegen, maar de conversatie was al eenzijdig stopgezet.

Eigenlijk zou een groep van stoere blanken eens een kleine kruistocht moeten organiseren in dat soort oorden, maar dan zou het kot te klein zijn, uiteraard. Dat is wat de bejaarde dame af en toe stiekem hoopt. Nu doet ze echter enkel haar mensonterende verhaal aan al wie wil luisteren. Wij hebben geluisterd en leven maximaal met haar mee. Onze zwarte lijst zou alvast veel langer zijn…

**

‘tScheldt, een baken van licht in de achterstandsduisternis van onze grootsteden..

***