Enkele weken geleden vertelde Kristien Hemmerechts in Knack en daarna in De Afspraak over haar naderbij komen tot een diepere spirituele aanwezigheid. Zij trof die vervullende verbondenheid aan tijdens de misvieringen van Sant’ Egidio in de Antwerpse Sint-Carolus Borromeuskerk. Het zonder onderscheid zorgen voor en voeden van mensen die uit de boot waren gevallen, ontroerde haar. Nogal wat mensen werden hierdoor geraakt en vonden het inderdaad fijn dat er eens een keer niet lacherig werd gedaan over het godsgevoel. Anderen meenden dat het om een tijdelijke vlucht ging, zoals wel vaker wordt vastgesteld bij ouder wordenden die het Grote Gelijk zien verkleinen naarmate de zandteller leegloopt. Nog anderen zetten deze episode weg als een zoeken naar media-aandacht. Nu zult u in ons redactielokaal geen posters van La Kristien aantreffen, zelfs niet om met pijltjes naar te gooien, maar we zagen er desalniettemin een oprechte poging tot openheid in. Dat bleef hangen.
Eveneens enkele weken geleden verscheen een opmerkelijke column in De Morgen onder de titel ‘Een vorm van zelfhaat’ door Arnon Grunberg. Daarin citeert hij de filosoof Th. C. W. Oudemans die in zijn boek ‘Europa, Europa’ schrijft dat hij ‘van nature een racist’ is. Waarom? Louter door het geëvolueerd zijn bevoordeelt Oudemans het eigene ten opzichte van het vreemde, aldus Grunberg. Dit lijkt haaks te staan op een in deze tijd dominant humanisme dat streeft naar een universele broederschap. Volgens Grunberg is dit ideaal binnen de Europese werkelijkheid vaak echt te veel gevraagd. Bijgevolg versmalt deze gepropageerde Graal tot een ‘regionaal humanisme’. Professor Oudemans stelt op zijn beurt dat ‘het humanisme veinst geen vijanden te hebben’, want wie kan er nu tegen zijn dat de menselijke waardigheid bovenaan staat? De vijanden van het georganiseerde humanisme bestaan echter wel degelijk: ‘zij die de geloofsartikelen van dit humanisme niet onderschrijven, zij die menen dat de waardigheid van de mensen niet bovenaan staat en dat niet alle mensen gelijk zijn’. Mag het inderdaad nog even dat onze liefde onverdund beperkt blijft tot onze directe naasten zonder daarbij hele wereld te moeten omarmen? Wiens kind redt men uit het water? Wie wil men van nature verdedigen bij gevaar? Genetica valt niet puur theoretisch uit te gommen.
‘Het humanisme is feitelijk een getemd christendom zonder God’, aldus Grunberg. Waar ‘het christendom aan vertwijfeling en zelfbeschuldiging ten onder ging’, gaat hij verder, is ‘zeker na WO II het humanisme een imperialistische onderneming geworden die uitblinkt in zelfbeschuldiging’. Deze zelfbeschuldiging zonder werkelijke consequenties ‘is een subtiele manier om superioriteit te doen gelden’. Dit neerkijken op het eigene lijkt op het eerste gezicht een fijn zelfgevoel op te leveren, ware het niet dat dergelijke negatieve kijk ingaat tegen wat de natuur ons leert.
Prof Oudemans verwijst naar het Romeinse Rijk waarin men op den duur niet langer bereid was bloed te vergieten; noch het eigen bloed noch andermans. Men wou aan de barbarij voorbij, maar die hoge principes leidden tot zwakte eerder dan tot kracht. Ook in het nieuwe boek ‘Van Muur tot Muur’ waarschuwt professor Jonathan Holslag dat het Westen zichzelf uitverkoopt: fabrieken verkassen naar lageloonlanden, de beveiliging van de staat vertoont gaten, onze normen worden door onszelf gerelativeerd. Dit alles maakt het zoveel makkelijker voor regimes met andere waarden of groepen op eigen bodem met andere cultuurvisies om de Westers belangen te overschaduwen. We vechten er gewoon niet meer voor, waardoor het geloof in eigen kunnen of in eigen verworvenheden verkruimelt.
Met het terrorismeproces in Parijs op de achtergrond wordt het des te nijpender om het bedekte gelaat van de vijand niet te willen te zien. Hoe lang blijven we de rode loper uitrollen voor wie ons kapot wil? Professor Oudemans ziet bijvoorbeeld het bedreigende van de islam, terwijl Grunberg net denkt dat die zoals het christendom zal evolueren tot een lief humanisme, een beetje zoals een mak huisdier dat ons tolerante brein met endorfine kan bevloeien. Een troostende gedachte die in zowel esoterische genootschappen en maçonnieke kringen als bij ‘verlichte’ politici nog steeds opgang maakt. Zo was het zoete universele broederschapsideaal dat werd betracht via een vergelijkende studie van wijsbegeerte, religie en wetenschap in de 19de eeuw bijzonder populair bij de cocon-intellectuelen van destijds. De broederschapscultus bleef en blijft slechts een sympathieke hobby.
Hoe verbinden we de ervaringen en overpeinzingen van Hemmerechts en Grunberg? Zij proeven iets van een betrokkenheid die ze willen optillen naar iets met een collectief karakter. Het vreemde van de ander komt dichterbij en zorgt voor een positieve groei, ja misschien wel voor een betere wereld. In het vroege christendom kon iemand die ‘gered’ was het niet laten om de hele wereld daarop attent te maken. Misschien hoeft geloof niet collectief te zijn. De rituelen van de liturgie helpen om ‘in the mood’ te komen, maar het mystieke element kan iets vanbinnen openen. Misschien is wat we als God omschrijven het hoogst subjectieve denkbaar. Deze Aanwezigheid stimuleert en stelt bovenal gerust ten opzichte van de duisternis in de buitenwereld. De uitwendige schoonheid van kunst en cultuur komen gezamenlijk tot stand; het verwerken van je existentiële alleen-zijn doe je alleen. De onovertroffen biografie ‘Erasmus dwarsdenker’ van Sandra Langereis uit 2021 maakt aanschouwelijk hoe de mijmeraars van de 16de eeuw nauw met elkaar verbonden waren zonder smartphone, zonder ‘influencers’, zonder vedetten, zonder politieke correctheid. Zij vonden andere wegen naar elkaar. De geestelijke vrijheid kwam enkel in gevaar wanneer de machtigen het gefilosofeer minder konden smaken. Voor de rest dansten de denkers lustig om een zo heet mogelijke brij van botsende twijfels.
In 1995 verscheen het ophefmakende boek ‘The Lucifer Principle. A scientific expedition into the forces of history’ van de Amerikaan Howard Bloom. Hij leverde hiermee een intellectuele krachttoer die een inzicht verschaft in de menselijke biologie. Zijn centrale stelling is dat ‘het kwaad’ essentieel is bij het creatieve proces en het onvermijdelijk verweven is met wie en wat we zijn als mens. Het kwaad wordt zowel in het christendom als in het humanisme beschouwd als een keerzijde van de universele broederschap, een focus op het eigene, een groepsdenken, een raciale kijk, zeg maar. Als professor Oudemans zich een racist noemt bedoelt hij dat wellicht als geuzennaam, want als hij het zelf niet doet staat een ander ongetwijfeld klaar met een moreel veroordelend etiket. Als een Bert Bultinck in Knack de schrandere Mia Doornaert wegzet als iemand die blij mag zijn dat ‘woke’ bestaat omdat ze anders niets had om over te schrijven, is dat een laag bewijs van gestolde zelfhaat die hij op haar projecteert. Denkers als Doornaert trachten ons net te behoeden voor hippe zelfbeschuldiging en voor een kringloopversie van onze diepgewortelde culturele erfenis. De verontwaardiging van Mia Doornaert over zoveel onbenullig afglijden in onze omgang met elkaar helpt ons om vanuit een respect voor het eigene het vreemde tegemoet te treden op onbevangen doch realistische wijze.
Herman Hesse, de auteur die een cultstatus verwierf met romans als ‘Narziss en Goldmund’, ‘Steppenwolf’ en ‘Siddharta’, zei ooit dat we wellicht meer dan duizend persoonlijkheden in onze mentale sfeer herbergen. In het licht van ons bewustzijn concentreren we ons op dat ene ego naar buiten toe, maar op de duistere achtergrond sluimeren al die andere aspecten van onszelf. In ‘The Lucifer Principle’ haalt Howard Bloom klinisch-psychologische studies aan die aantonen hoe frustratie leidt tot razernij. Uiteraard weten we dit al sinds de jaren 50, maar uit deze onderzoeken blijkt ook dat die frustratie kan worden omgesmeed tot een gedeeltelijke vervulling van een potentieel. Zo kan een bacterie die ongeremd reproduceert binnen de 4 dagen meer nageslacht aanmaken dan er protonen zijn in het gehele universum! Gelukkig beknotten de beperkingen der realiteit dit gevaar.
Iemand met een doel in zijn leven verlaat de oppervlakkigheid van zijn bestaan en aanvaardt de bij hem passende beperkingen van zijn potentieel . Nobelprijswinnaar Geneeskunde in 1965 Jacques Monod schreef: ‘De mens is een zoekende zigeuner in de marge van het universum’. In zijn boek ‘L’hasard et la nécessité’ (vertaald als Toeval en Onvermijdelijkheid’) uit 1970 kietelt hij aan de randen van ons veilig bestaan. Je bent alleen, broeder! De psychologie leert ons dat een kind geborgenheid als basisbehoefte heeft. Het kan immers het gruwelijke denkbeeld existentieel alleen te zijn niet aan.
Pas als volwassene kan een mens leren aanvaarden dat hij met zijn afgebakend lichaam en zijn unieke zelfbewustzijn nooit helemaal kan samenvallen met de ander. Ook dit is een beperking.
Als Kristien Hemmerechts dus iets onbestemds ervaart sluit ze aan bij een aloude traditie van zoekers die liturgie en mystiek wisten te koppelen tot een meerwaarde. Een meerwaarde die onze beperkingen een realistische afbakening biedt. Op die manier kunnen we zorgen dat Herman Hesses duizend persoonlijkheden ons niet overspoelen en we door keuzestress niets meer realiseren. Zo zijn tevens begrenzingen noodzakelijk om de irreële universele broederschap terug te brengen tot een haalbaar dagdagelijks niveau. Met coole zelfbeschuldiging en dure idealen gaan we er niet komen.
Op zijn magistrale album ‘Common One’ uit 1980 bezingt de norse bard Van Morrison dit essentieel ervaren in ‘Summertime in England’. Dit nummer is een ode aan dichters, zangers, filosofen met daarin vooral de magische conclusie ‘It ain’t why, it just is’. Grunberg én Oudemans bereiken los van hun verschillende benadering der dingen dezelfde slotgedachte: welke cultuur er ook verdwijnt, de sporen blijven altijd over. Denk aan Plato die tot een verdwenen Griekse cultuur behoort en onze canon nog steeds onderstut. ‘Eenlingen’ (term van prof Oudemans) die de krijtlijnen uitgommen heeft de samenleving broodnodig. Wellicht komt de nalatenschap der eenlingen nog het dichtst bij een zo menselijk mogelijke omgang met elkaar, ver weg van het onbereikbare salongestoef.
De Groene Amsterdammer bracht vorige week een voorpublicatie uit ‘Godschaamte’ van Stephan Sanders. In het essay ‘Knielen voor het irrationele’ vertelt Sanders over zijn langzame vervreemding van zijn geloof. Achter een schaamte voor zijn seculiere intellectuele vrienden sluimerde een behoefte aan God. Als vijftiger zit hij weer in de kerk. En zo zijn we weer aan het begin van dit stuk dat begon met Hemmerechts’ recente ervaring. Sanders schrijft dat ‘het katholicisme’ (van het Oud-Grieks katholikos) algemeen en universeel van aard is. ‘De mens verpersoonlijkt en snijdt op intieme maat’. De gelovige wil zijn eigenbelang opschorten maar ‘heeft een Ik nodig om het Totaal Andere te erkennen’. Het ‘rustiger zelfbeeld’ dat daardoor ontstaat kan misschien de ander herkennen.
Volgens ons moeten we het eigene in ere houden zonder zelfhaat, onze schaduwzijde een plek geven, ons alleen-zijn aanvaarden en het vreemde begrenzen daar waar een wederzijdsheid ophoudt. Zou het kunnen dat dit meer inspireert dan de vergezochte slogans en de gratuite zelfbeschuldigingen?
**
Illustratie: Kristien Hemmerechts
**