Alexander trok ‘t schuifken open,
met politieke dwergen aan zijn zij.
Die zagen daar die postjes blinken
en zeiden met hun blikken: ‘Geef ze mij!’
Het ogenblik zal wel eens komen,
zo klonk’t, en gauwer dan gij denkt misschien.
Als gij Bouchez wat in kunt tomen,
is àlles mogelijk; ge zult wel zien.
Bouchez in toom, zei Egbert lijzig,
dat is warempel onbegonnen werk.
Al ben ik dan van hem familie,
diè kogel krijg zelfs ik niet door de kerk.
Toen kwam een Groene tussenbeide,
een ware woordenwaterval!
Géén kerncentrales, liet zij horen,
is’t Groene credo bovenàl!
Dan zullen wij maar ’t schuifken sluiten,
vroeg Alexander enigszins verward,
maar wat dan met de vorst in Laken
die overuren klopt en niét in ’t zwart?
Zei Conner: “Ik zal u verrassen
met Frank, niet nieuw maar wel een kei
die zowat àlles weet te fiksen
in zowat élke moerlemei”.
Bood Coens, het opperhoofd der tsjeven,
spontaan collaboratie aan.
Hij kende wel een advocate
die in ’t complot haar man kon staan.
Eenieder leek zich af te vragen
wat hij of zij uit ’t schuifken kreeg.
Best méé viel wat zij allen zagen:
hun dwergenhandjes vol en ’t schuifken… leeg.
hvo
**
Foto: de gezusters Loveling, Vlaamse schrijfsters en dichteressen, Rosalie Loveling (1834 – 1875) links