De terrassen waren amper terug open; de stoelen, na maanden stof vergaren, nog vochtig van de grote kuis of de foto’s van breed glimlachende en opnieuw ademende Vlamingen, gezeten achter een smakelijke trappist, overspoelden onze WhatsApp.
Maanden verzon Annelies Verlinden, dat blond konijn, als minister van Binnenlandse Zaken, de gruwelijkste maatregelen (denk aan die tuin- en opritfeesten met Kerstmis of het solitair WC-gebruik) en laat ze bij de minste overtreding van de dubbelzinnige regels haar onderdanen autistisch de armoe in beboeten, maar als madam indoor gaat sporten, lacht ze haar pronte emaille eetservies bloot alsof de mondmaskerplicht enkel het domme klootjesvolk tot naleving strekt!
Want zeg nu zelf, je moet toch een vreselijk obsoleet CD&V-creatuur zijn, wil je, na een vol jaar coronaklucht, op een terras in Schilde op de schoot van derden kruipen om met de middelvinger omhoog tegen het volk te zeggen dat de anderhalve meter alleen voor het plebs geldt en niet voor doorluchtige ministers van Binnenlandse Zaken? Hoe stuntelig toch weer de duif die uit de tot op de draad versleten hoge hoed van de christendemocraten werd getoverd. “De doief is Tod, menheer!”, nog voor ze kon vliegen! En dan schrikken dat Annelies haar “goede raad” zich, in de praktijk, tot het tegendeel metamorfoseert zoals in de bossen van Ter Kameren.
Aan perssteun ontbrak het ons Annelies evenwel niet! Vorige week nog berichtte VTM, niet zonder belerend vingertje, dat op een terras in Sluis zeker 20 “Vlamingen” zaten. Tja, het gebeurt al wel eens, in Zeeuws-“Vlaanderen”, dat er “Vlamingen” op een terras zitten, zoals het voor gewone stervelingen, die geen journalist zijn, wellicht minder opzien baart als er in Bretagne Fransen van het leven genieten of in de Veneto Italianen het mooi weer maken. Maar genoeg gelachen … Er is iets veel wezenlijkers aan de hand. Want wat vertelden al die blije gezichten op de terrassen ons echt?
Waar eertijds de lang verwachte terugkeer van Persephone uit het onvruchtbaar schimmenrijk van Hades gevierd werd, waar de prille bloei van welriekende bloemetjes en de verliefde kriebels van zoemende bijtjes gecelebreerd werd, waar de eerste warmte van de nog onvermoeibare zonnestralen die de dorre en koude winter voor een tijdje opruimen, werd aanbeden, wordt nu uitbundig gevierd dat onze regering – die niet de onze is – het morrende volk net geen aalmoes van vrijheid geeft. Oudbakken kruimels worden ons toegeworpen, als waren het “roggeverdommekes”, boordevol in superieure rum gedrenkte rozijnen. En daar moeten wij dan nog dankbaar voor zijn ook?
De kinderen van de soixant-huitards, wier vaders en grootvaders straalbezopen of apestoned, onder de banieren van het “interdit a interdire” of het “demandez l’impossible”, het kleinste heilig huisje wilden vermorzelen, meten ons nu een onmenselijk keurslijf van verachtelijke verboden aan en slaan genadeloos de dragers van de geringste afwijkende mening in de burgerlijke ban. Maar als diezelfde kinderen een centje van niks in onze omgekeerde pet werpen, hebben we te buigen van erkentelijkheid!
Gewenning, noemen we dat! Of met een moeilijker woord uit de fysiologie: homeostase: het inherente proces van organismen om onafgebroken en volhardend naar bekoelende evenwichten te zoeken, niettegenstaande manifeste veranderingen in het intern milieu. Een term die wordt toegeschreven aan de Fransman Claude Bernard (1813-1878). Maar welk nieuw evenwicht willen we dan? Wat tot voor kort doodnormaal was, het bevragen niet eens waard, zeker geen reden om lachende selfies de wereld in te sturen, wordt nu een gunst of benevolentie van uitgeregeerde regeerders, die van geen hout nog pijlen weten te maken. Het feest dat de lente moet vieren, weet enkel nog zichzelf te vieren. Het is feest omdat we halfslachtig en voorwaardelijk mogen feesten! Hoe snel toch is een kinderhand gevuld?
En ondertussen is er een pandemiewet in de maak die dat losgeslagen “gouvernement” van ons, zonder de minste controle van het parlement, het recht geeft om de eerste de beste verkoudheidsgolf als “pandemie” te erkennen en de meest verregaande volmachten naar zich toe te trekken, daar waar zelfs de meest onwetende en potsierlijke “populist op basketbalsloefkes” er zonder problemen in slaagt om onweerlegbaar te bewijzen dat, van zodra het niet meer over corona gaat, datzelfde gouvernement rollend over de straatstenen haar robbertjes ligt uit te vechten. Willen we deze bende ambrasmakers echt exorbitante volmachten toevertrouwen? Werkelijk? Leg dát dan maar eens uit aan Deborah!
En waar gaat het eindigen met al dat destijds “verboden te verbieden” dat thans enkel nog verboden baart? Nogmaals: welk nieuw evenwicht willen we dan bereiken? Gaan we straks blij mogen zijn als we nog één boek per week mogen lezen uit de staatsbibliotheek van een honderdtal nauwgezet uitgezochte werken? Gaan we door het dolle heen zijn als we aan onze door Somers opgedrongen vriendenkring van graaiende allochtoontjes en bedorven gelukzoekertjes nog één vertrouwde blanke mogen toevoegen? Gaan we ons geluk niet op kunnen als we, ergens tussen de Mandela- en Ghandi-standbeelden door, een “abstractje” opgedragen aan Surlet de Chokier mogen ontwaren – als ode wellicht aan het begin van het einde? Of als we tussen de Dzjengis Khanlei en de Sultan Süleymanstraat toch ook nog door het Jan van Brabantbeluik mogen struinen?
Versta ons niet verkeerd, lieve lezer, het terrasje is de zichzelf fotograferende en vrolijke medeburger meer dan gegund! Waar wachten we trouwens nog op om het feest voluit te vieren? Maar laten we “onze” leiders dan ook niet onnodig eren met een flauw en snel gevuld kinderpolleke. Laten we magistraal de kaart trekken van het oude normaal en beginnen met de blote kont van Annelies ferme billenkoek te geven! Smeer in, die eeltige en niet ontsmette handen van een volwassen vader of moeder die, uit liefde voor zijn of haar “democratische” kinderen, de roede niet spaart! Trek af, dat mondmasker dat het ademen verhindert en de longen vult met eigen vuiligheid! Slecht prompt die afstand, die de mens zijn menselijkheid ontneemt!
Waarlijk dankbaar en blij zullen we pas zijn als het eenvoudige en vertrouwde leven volledig is teruggekeerd en als we, zonder ons te confirmeren aan een resem uitzonderingsbesluiten, het gekende en gewone leven terug mogen oppakken en leiden zoals wij dat willen. Zo gauw mogelijk weg met die resems obscene wetten, die opeengestapeld even dik ogen als een jaargang van het Belgisch Staatsblad.
Voortijdige blijheid en dankbaarheid zouden anders wel eens niet na te streven en benepen gevolgen kunnen hebben!
**
Illustratie: van onbekend grootmeester op het internet
***