Muren, spouwen en bouwen: de handen uit de mouwen!

Vlaamse bouwbedrijven, één van de belangrijkste motoren van onze KMO-economie, tewerkstelling en welvaart, zitten met de handen in het haar. Orderboekjes lopen helemaal vol. Maar het is met een vergrootglas zoeken naar een naald in een hooiberg om een timmerman, metselaar, bekister, elektrotechnicus te vinden.

**

Duurzaam en energiezuinig

Wonen en werk: dat zijn de twee sleutelwoorden die de immense opdracht die Vlaanderen wacht het best samenvatten. Om aan de energienormen en een deugdelijke toekomst van onze huizen en appartementen te voldoen, dient de komende jaren massaal te worden gerenoveerd. De lijst is lang. Villa’s bestemd voor grote gezinnen uit de jaren zestig maar qua energiezuinigheid en isolatie zo lek als een zeef, moeten worden gestript en grondig gerenoveerd. Arbeiders- en tuinwijken uit de jaren stillekes ook. Dat geldt tevens schoolgebouwen, kerken en kleinbedrijven in dorp en stad. Met een modieus woord: we staan voor een ingrijpende make-over. Wanneer we niet willen dat er in het dichtbevolkte en dicht geplamuurde Vlaanderen nog meer open groene ruimte sneuvelt, dient het bestaande woningenareaal klaargestoomd te worden voor volgende generaties.

Ambachtelijke fierheid

Iedereen die heeft gebouwd, verbouwd, gerenoveerd of gerestaureerd, is met het probleem bekend. Vakmanschap, stielkennis en beroepsfierheid zijn even gegeerd als moeilijk te vinden. Een belangrijke, achterliggende oorzaak hiervoor zit eerst en vooral tussen de oren van de ouders. Ze sterven nog liever dan Pieter of Kevin nog voor hun twintigste verjaardag fluitend naar een bouwwerf te zien vertrekken, boterhammendoos en thermoskan in ‘de schoofzak’. In het café en op familiefeesten neigen moeders en vaders naar een verontschuldigende toon wanneer ze vertellen dat hun zoon ‘maar’ metselaar of stukadoor is geworden. Dat woord ‘maar’ moet er per direct uit. Wat heeft het voor zin om jonge mensen ‘manu militari’ in de richting van een bachelor of master te duwen om na talloze herkansingen en wisselen van studietraject op 25-jarige leeftijd in een verzekeringskantoor aan de slag te gaan? Met in het kobaltblauwe pak een naamkaartje ‘adviseur klantendienst’, ‘human resources assistent’ of ‘LGU verantwoordelijke overheidssubsidie(s)’?

Ook het onderwijs draagt in deze een zware verantwoordelijkheid. Technisch- en beroepsonderwijs is jarenlang weggezet als een ‘maar-richting’. Iedereen wordt richting ASO gedirigeerd, ook wanneer de kans op slagen gering is en het talent van de betrokkene misschien richting elektronica of meubelmakerij helt. Niet alleen het watervalprofiel van het technisch- en beroepsonderwijs zit het helemaal fout, ook het imago. Maak van het in vaardige vingers en onder de knie krijgen van een vak een sexy studierichting. Schrap het beduimelde woord vakschool. Vervang het door – pakweg – ambachtsschool. Geef leraren in ambachtsscholen armslag, respect, materiële omkadering en opslag. Wat heeft het voor zin om jarenlang te blijven emmeren over eindtermen, competenties, sociale vaardigheden, kennis van vreemde culturen en godsdiensten en – godbetert – seksuele voorlichting wanneer er straks geen ambachtsman meer is die een werkblad voor uw keuken of een bibliotheek voor uw studeerkamer kan ontwerpen, vervaardigen, in elkaar kan zetten en ter plekke installeren? De corona-ellende zal ons misschien toch geleerd hebben dat noch theaterwetenschapper, noch japanoloog, noch vrijetijdsagoog tot de essentiële beroepen behoren. Een dak dat lekt, een pompbak die stinkt, een raam dat uit de hengsels hangt, een computergestuurde diepvries die niet vriest: dat is wat eerst moet worden opgelost. Antwerpen is wanhopig op zoek naar een aannemer die zich over het aanmodderende liftprobleem in de oude voetgangerstunnel onder de Schelde ontfermt. En het voor eens voor altijd oplost: onvindbaar. Vinden we dat normaal?

Werkloosheid en mobiliteit

De voorbije jaren hebben we het ‘handen te kort in de bouw’-probleem opgelost met de import van arbeidskrachten uit – vooral – Polen en Roemenië. Op veel werven is geen woord Vlaams meer te horen. Door de corona-ellende is ook het makkelijk heen-en-weer tussen Schengenlanden gestremd geraakt. Een heikel punt is tevens het totaal gebrek aan arbeidsmobiliteit binnen het Belgische grondgebied. In het zuiden van West-Vlaanderen (Ieper, Kortrijk, Roeselare) is de werkloosheid zo goed als onbestaande. In het aanpalende Henegouwen pieken de werkloosheid en de langdurige werkloosheid boven de 12 procent. In West-Vlaanderen zijn meer Fransen aan de slag dan Henegouwers uit het PS-paradijs van Di Rupo en Magnette.

Om de Oosterweelverbinding tijdig voor mekaar te krijgen, zijn duizenden sterke armen nodig. We zullen niet anders kunnen dan Werk Volk, Sterk Volk uit Egypte in te vliegen. Uit Luik, Charleroi en de Borinage dienen zich weinig of geen kandidaten aan. Cijfers hieromtrent zijn lastig te vinden. Naar het enthousiasme in de Brusselse en Antwerpse koffiehuizen om de schouders onder één van de grootste infrastructuurwerken van de eeuw te zetten, is het ook moeilijk peilen. De pijnlijke waarheid is dat het veel nieuwkomers van de derde en vierde generatie blijkbaar geen zak interesseert om aan de slag te gaan. De VDAB en andere betrokken partners bieden herscholing, begeleiding, taalcursussen aan. Maar de motor, de motivatie om uit de (langdurige) werkloosheid te stappen, blijft haperen. Vinden we dat normaal?

***