Dit is het tweede deel uit een reeks van 3 over de Italiaanse maffia. In het eerste deel bleven we in Italië. Vandaag wordt de naoorlogse en tweede adem van de maffia geschetst en de eerste stappen naar internationalisering. Hoe zit de criminele organisatie in elkaar? Waaruit put zij haar macht? Waarom is zij zo moeilijk te bestrijden? In het derde deel wordt het schuldig verzuim van de Europese Unie behandeld en de ontkenningsmodus waarin verschillende Europese staten tot op heden verwijlen. Dankzij die ontkenning immers kon de Italiaanse maffia van Duitsland, Nederland en – hoe kan het anders? – van België gedroomde bruggenhoofden maken. Heeft U zich ooit al eens afgevraagd waarom de “War on Drugs” maar niet van de grond komt? Blijf dan lezen: U komt het hier te weten!
De Naoorlogse Tweede Adem
Italië en Duitsland likten na de tweede wereldoorlog, meer dan andere Europese staten, hun wonden. Duitsland, die andere as-mogendheid, zakte weg in het “nationaal-socialistische trauma”, deels ook ingegeven door de geallieerde bezettingsmachten die op Duits grondgebied aanwezig bleven. Daar telde nog slechts de economie – en dus het geld, vandaar het “Wirtschaftswunder”. In Italië probeerde men echter de nationale eenheid terug te herstellen. In dit kader moet de algemene amnestie begrepen worden die reeds in juni 1946 werd afgekondigd door de communistische justitieminister Palmiro Togliatti en die zich uitstrekte tot fascisten én partizanen.
Het Duits “Wirtschaftswunder” maakte nochtans school. Economie bleek immers hét antidotum voor al teveel existentiële doleanties. De grafieken en cijfers oogden objectief en dat derfde het culturele discours volledig. Heel Europa overigens sloeg die weg in, ook Italië – of beter gezegd: Noord-Italië. De economische boom strekte zicht uit van Turijn en Milaan tot Rome, maar eens de hoofdstad voorbij bleef men sterk verankerd in een artisanale en rurale levenswijsheid. Boeken als “The Moral Basis of a Backward Society” (1958) van Edward C. Banfield strooide bovendien meer dan een handvol zout in de zuiderse wonde dat tegenover een “boomend” Noorden zienderogen verarmde. Zuid-Italië, dat in tegenstelling tot het Noorden tijdens het referendum van 2 juni 1946 ook al voor behoud van de monarchie (en dus tégen de republiek) had gestemd, werd op die manier bedolven onder een laag geïndustrialiseerde humus waarin de maffia probleemloos wortel kon schieten.
De Wederopstanding
Klein gehouden door een republikeins Italië dat slechts in het Noorden de aansluiting vond met de rest van een tot welvaart geroepen Europa, werd de zuiderse maffia, voor de lagere klassen, het middel bij uitstek om hoger op de sociale ladder te klimmen en, voor de hogere klassen, om hun positie te consolideren. Bovendien was de marginalisering van het zuiden dekmantel én katalysator voor de criminele organisatie die, verscholen achter de luidruchtige omarming van “la dolce vita” – van de Corso Venezia in Milaan tot de Via Venezia in Rome – opnieuw groot werd.
Tel daarbij de Atlantistische verzuchtingen van een Europa in het centrum van de koude oorlog, en dus de politieke navolging van de naoorlogse Amerikaanse broer die beloofd had zijn oogjes hermetisch te sluiten voor de maffia uit dankbaarheid voor de hulp die hij van de organisatie tijdens de oorlog kreeg, en het plaatje is zo goed als compleet!
Van Sigarettensmokkel tot “Cocaine, Runnin’ Around My Brain”
In de jaren ’50 en ’60 hielden maffiosi zich vooral bezig met sigarettensmokkel. Rokers vrijwaren van torenhoge accijnzen die toch slechts het economisch “boomende” Noorden ten goede kwamen: het had iets charmants! Meer nog, het kreeg een patina van Zuid-Italiaanse trots. Maar lang duurde het niet of het nog grotere geld gluurde om de hoek. Met harddrugs – eerst heroïne, later cocaïne – was immers nog meer geld te verdienen. De maffiaoorlogen die de jaren ’70 en ’80 ontsierden werden – haast zonder uitzondering – uitgevochten tussen “conservatieven”, die bij sigaretten wilden blijven en “progressieven”, die de mogelijkheden van het witte poeder hadden ontdekt. In Sicilië trok Toto Riina het laken naar zich toe, in Calabrië knalde de “zakenman” Don Mommo Piromalli zijn “conservatieve” rivaal Paolo De Stefano, na een partijtje jeu de boules, naar het hiernamaals en in Napels schoot, bij gebrek aan een duidelijke hiërarchie, iedereen zowat op iedereen.
Terwijl echter, in de jaren ’80, begin jaren ’90, Toto Riina de Siciliaanse Cosa Nostra bijna eigenhandig de vernieling in schoot en met de moorden op de rechters Falcone en Borsalino veel steun van de publieke opinie verloor, groeide, aan de andere kant van de Straat van Messina op het Calabrese vastenland, de ‘Ndrangheta gestaag verder. Naar het voorbeeld van de post-mei’68 stadsguerilla’s, zoals Rote Armee Fraktion (Jurgen Ponto en Hanns-Martin Schleyer) en de Brigate Rosse (Aldo Moro), die met ontvoeringen hun linkse, onzinnige eisen kracht wilden bijzetten, begonnen de Calabrezen zich rijk te rekenen aan losgelden. Geen maatschappelijke veranderingen eisten zij echter, maar klinkende munt! Wellicht de meest tot de verbeelding sprekende ontvoering was die van de kleinzoon van oliemagnaat John Paul Getty. Na 5 maanden opsluiting werd de 16-jarige voor 2 miljoen dollar achtergelaten op de snelweg. Nog een geluk dat hij “alleen maar” een oor mankeerde … De ontvoeringen geschiedden overigens met medeweten van de plaatselijke bevolking. Toen een Napolitaanse ingenieur uit de klauwen van de ‘Ndrangheta kon ontsnappen en in het eerste dorp dat hij frequenteerde om hulp verzocht, kwamen de dorpelingen hem braafjes ter hulp door hem terug te brengen naar de bunker in het Aspromonte-gebergte, waar hij net vandaan kwam.
Van “bloed aan de handen” naar “after shave op het gladde gelaat”
Gedurende de ganse naoorlogse periode verstedelijkte de maffia zienderogen. In de stad was immers meer geld te verdienen. Voor de Calabrese maffia bleef de thuisbasis echter de ruige Aspromonte, wat niet kon verhinderen dat ook in het Noorden van Italië (bv. Milaan) de maffia voet aan de grond kreeg. Uitgerekend de Italiaanse wetgeving hielp daarbij ongewild een handje. Vanaf 1965 werden maffiosi van het Zuiden verbannen naar het Noorden, in een poging hen te vervreemden van hun familie. De politie hield weliswaar een oogje in het zeil, maar de contacten met familie en “vrienden” werden hen niet ontzegd. Dat opende natuurlijk ongeziene perspectieven! De boerenzonen ontgroeiden hun “modderig schoeisel” van het platteland, hielden zich rustig en kalm en begonnen aan de noordelijke uitbouw van hun maffia-hub. Zij werden “la mafia con le scarpe lucide” (de maffia met de glanzende schoenen) genoemd. De uitbreiding kon beginnen, eerst naar Noord-Italië, dra naar Europa en de wereld.
Na de gewelddadige periode in de jaren ’70, ’80 en begin ’90 veranderde de aanpak immers gevoelig. Het devies werd: “geld verdienen, macht uitbreiden, en slapende honden vooral laten slapen”. De pistolen en automatische geweren werden niet afgezworen, maar slechts bovengehaald als laatste redmiddel. “Wat niet weet, niet deert”. Overigens had justitieel Italië, na de splinterbommen van “Tangentopoli” (smeergeldstad) en de daaropvolgende “Mani Pulite” (schone handen) in de politiek, meer dan genoeg om handen! In de luwte, die ontstaan was onder de politieke aardverschuivingen aan de oppervlakte, hapte de maffia naar een derde adem. Een adem die geurde naar de after shave van globalisatie en schaalvergroting. Vandaag de dag kleuren de bloedrode maffiaklauwen van weleer dollargroen: met een geschatte wereldwijde omzet van 100 tot 150 miljard per jaar (!) doen ze beter dan de begroting van de EU.
Over maffia-bourgeosie en “onzichtbaren”
Naïef hij of zij die nog steeds denkt dat de maffia slechts in een soort zelfgewrochte onderwereld toeft en voor geen goud van de wereld het “hiernumaals” betreedt. Indien dit inderdaad het geval was, had men de criminele organisatie al een poos bij de lurven gevat! Dat “goud van de wereld” is immers al lang in het bezit van de maffia en daarmee kopen zij die bovenwereld zonder problemen om. Een voorbeeldje. Toen Italië in de jaren ’70 geregionaliseerd werd, achtte men de tijd rijp om het zuiden te moderniseren. In Gioia Tauro (Calabrië) werd een gloednieuwe haven gebouwd, toen nog ingewijd door maffia-politicus Andreotti (7x Minister-President). Lang duurde het niet of Gioia werd een maffiahaven waar maffiosi tewerkgesteld werden bij bedrijven die de beruchte “pizzo” (beschermgeld) moesten dokken. De haven werd de Italiaanse bestemming nummer één van het cocaïnevervoer uit Zuid-Amerika. Regelmatig werden en worden er drugvangsten gedaan die, conform de Italiaanse wet, moesten vernietigd worden door gespecialiseerde bedrijven … die, U raadt het nooit, allemaal in handen zijn van de maffia. Een vestzak-broekzak regeling dus!
De ambtenaren, politici, politieagenten, advocaten … die, in ruil voor een jaarloon per tussenkomst, hier meer dan een oogje dichtknijpen of hand- en spandiensten verlenen, maken deel uit van de maffia-bourgeoisie. Ze zijn geen lid van de maffia, maar vormen een maffioos bruggenhoofd in de bovenwereld. Apart nog van die maffia-bourgeoisie zijn er ook nog de “maffia-strategen”. Van olijfboeren en dorpsoudsten mag men niet verwachten dat zij de wereldwijde investeringen opvolgen. Dat gebeurt dan weer door “gli invisibili”, de onzichtbaren; economen, juristen, financiële experten, niet zelden lid van de vrijmetselarij, die ver weg van de dagelijkse mêlee, de lijnen uittekenen die door de capi crimine op het terrein moeten gevolgd worden. Openbare aanklager Nicola Gratteri spreekt in dit verband over een zandloperstructuur: van piccioto tot capo crimine wordt op het veld een zuivere piramidestructuur in stand gehouden; daarboven evenwel bouwen de onzichtbaren verder aan een omgekeerde piramide met, onderaan in de punt, het doorgeefluik dat de verzameling van capi (bij de ‘Ndragheta “la Santa”, het Heilige, genoemd) op de hoogte brengt van de te volgen strategie. Wie trouwens zo een bijeenkomst van “la Santa” wil zien, heeft slechts de volgende carabinieri-beelden te bekijken, klik HIER.
De armen der “onzichtbaren” reiken ver! Zelfs tot diep in de politieke cenakels van de EU, wat de maffia-criminaliteit geen uitsluitend Italiaanse zaak meer maakt: het wordt ook “onze zaak”; een “Cosa Nosta” avant la lettre. Maar dat is voor het volgende en laatste deel van deze artikelenreeks over de maffia.
Volgend artikel: De verovering van Europa en de wereld en het achterhoedegevecht in Antwerpen, Rotterdam, Duisburg, Ertfurt … Hoe de maffia naïeve politici om de tuin leidt en de “generaals” van de War on Drugs, ondanks Pyrrusoverwinningen zoals laatst, steeds weer te vlug af is en blijft.
**
LEES OOK
Groetjes uit Italië – De Italiaanse maffia – Deel 1
Klik HIER
Groetjes uit Italië – De Italiaanse maffia – Deel 2
Klik HIER
Groetjes uit Italië – De Italiaanse maffia – Deel 3: Slot
Klik HIER
***
Illustraties

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*
Foto bovenaan dit artikel: Palermo, 19 juli 1992: Via d’Amelio, bomaanslag op magistraat Paolo Borsellino
**