Wanneer ik kuier door de stad en naar de winkels loek,
voel ik me wel eens zenuwachtig en terneergeslagen,
omdat in bijna elke straat, op bijna elke hoek,
de waren in de uitstalramen vreemde namen dragen.
Ik zie een jewel blinken in de plaats van het juweel
dat ik mij van mijn prille jeugd herinner op den buiten.
Eén juwelier in ’t dorp en die verkocht niet al te veel.
Ze groeien mij niet op de rug, zei moeder vaak, de duiten.
Zo ging dat, maar juwelen waren nog geen jewels toen
en moeder dacht er nog niet aan om met the kids te shoppen
of hen te entertenen in een tearoom of saloon
of cool in een of andre trendy place to be te droppen.
Waar is de tijd toen ik de eerste keer de stad betrad
en mij als broekje van den buiten zwaar liet imponeren
door alles wat die grote koekestad te bieden had?
Als ik vandaag mijn ogen sluit, dan proef ik nog die sfeer en
besluipt mij heimwee naar de stad die pronkte aan de stroom
met overwegend Vlaamse namen in de uitstalramen.
De koekestad aan ‘tScheld van toen, ze lijkt een verre droom,
een soort fantoom dat koketteert met rare trendy namen
van centers en van shops en sales en doors die closed zijn.
Je zou je aan de Thames in plaats van aan de Schelde wanen
indien je hier en daar geen trams zaagt rijden van De Lijn
die moedig zich een weg door metro en door werken banen.
Antwerpen, denk ik soms, je oude beeld is uitgewist.
Antwerpen today, da’s glamour en glitter langs de straten.
Antwerpen, mijmer ik, geen stad meer maar een city is’t
die mij doet denken aan een Jeans die prat gaat op zijn gaten.
hvo