Of The National Enquirer nu al dan niet veel werd verkocht, het bevond zich steeds aan de kassa’s van de supermarkt. Iedere Amerikaanse shopper zag de krantenkoppen met nieuwsjes die lang bleven nazinderen. Altijd wordt er gepraat over wat The Enquirer brengt en in die zin bepaalt het blad nog steeds mee ‘what’s hot and what’s not’. Volgens sommigen heeft Donald Trump er zijn verkiezing aan te danken. Wat goed was voor The Donald kwam erin, wat schadelijk was bleef er gewoon uit. Portret van een journalistiek fenomeen en van verslaggevers met pollekes zonder handgel.
In 1926 richtte William Griffin ‘The New York Evening Enquirer’ op; een weekblad dat uitkwam op zondag en allerlei weetjes bracht voor de stedeling. Na de Tweede Wereldoorlog werd het blad scheef bekeken omdat het had gepleit voor isolationisme en daardoor de troepen zou hebben beledigd. Dat was het begin van een sliert aantijgingen die in de loop der tijd kenmerkend zou worden. In 1952 werd het magazine gekocht door Gene (Generoso) Pope Jr die genereus had geërfd van zijn vader. Pope Sr gaf in New York het Italiaanse dagblad Il Progresso uit. Vader Pope vertoefde vaak in het gezelschap van toonaangevende politici en was vriendjes met de maffiabonzen van zijn tijd. Gene Pope Jr doopte in 1957 het blad om tot de National Enquirer. Kwatongen beweerden dat maffiabaas Frank Costello de poen leverde in ruil voor de publicatie van de lotjeslijsten (met winst voor de Made Guys) en de non-publicatie van negatief maffianieuws. Het oorspronkelijk wat sullig magazine werd onder zijn impuls een sensatieblad. Pope had onderweg gezien hoe een massa mensen zich vergaapte aan een bloederig autoaccident en zo ontstonden de schreeuwende titels boven gore stukken opgeleukt met onverbloemde foto’s. ‘Ik sneed haar hart uit en schopte erop!’ was hiervan een pittig voorbeeld.
In 1953 kantelde het blad richting seks en schandalen met sappige artikels over beroemdheden, UFO’s en occulte geheimzinnigheden. Of ze al dan niet helemaal waar of overdreven waren maakte niet veel uit voor de lezers die er hun dagelijkse babbels mee konden kruiden. De kernredactie bestond uit Britse tabloidreporters die het klappen van de zweep kenden. In 1966 verkocht National Enquirer 1 miljoen exemplaren (in 1952 slechts 17.000). Toen superster Bob Hope (acteur, komiek, zanger, presentator bij de Oscars, conferencier voor de troepen in het buitenland) zijn dubbelleven als huisvader/vrouwengek uitgerafeld dreigde te worden ontdekte uitgever Pope dat het lucratiever was om Amerika’s favoriet tot een openhartig interview te dwingen dan om de smerigheden te brengen. De buit was binnen met huiselijke foto’s en al. De oplage galoppeerde richting 6 miljoen.

Gene Pope had in 1971 de redactie naar Lantana bij Florida verplaatst en in de zoemende lokalen heerste een sfeer van ambitie, spanning en angst. Op vrijdagavond was er het ‘all you can eat’-buffet en een rijkgevulde bar waarna de nacht werd weg gedanst. Op vrijdag volgde er ook steevast voor iemand een ongenadig ontslag. Weg ongelimiteerde onkostennota, knappe kar en hemels loon. Iedereen was in competitie met iedereen. Ondanks het gigantische netwerk met spionnen die hun beroemde bazen bespiedden en de gepeperde primeurs behield het blad ergens ook een vaderlands getinte gezinscode. De National Enquirer werd een begrip nadat Pope in 1967 het blad nabij de kassa in de supermarkten had gekregen. Na de dood van Gene Pope in 1988 werd Steve Coz ,die toen al 13 jaar als journalist voor de Enquirer werkte, de leiding over. Deze gedreven vakman tilde het blad naar de grootste successen met een nadruk op een onderzoeksjournalistiek zonder scrupules.

Bij de dood van Elvis Presley in 1977 werd zowat iedereen uit zijn entourage benaderd. Een journalist verkleed als priester mislukte in het fotograferen van de dode King of Rock & Roll. Een neef die gul werd omgekocht leverde de felbegeerde lijkfoto. De volgende 2 jaar zou het blad deze story blijven uitmelken met een wenende dochter, een verdachte dokter en een verslag over Elvis’ druggebruik. Toenmalig hoofdredacteur Iain Calder vertelt in zijn boek ‘The untold story’ hoe zijn verslaggevers een verhaal te pakken wilden krijgen met alle mogelijke en onmogelijke middelen.
De bekendste sportman van Amerika O.J. Simpson (die ook acteerde in The Naked Gun-kluchten) werd op een gegeven moment verdacht van moord op zijn ex-vrouw, maar er was onvoldoende bewijs. Simpson hield vol nooit Bruno Magli-schoenen te dragen. Die zouden overeenstemmen met de nagelaten voetzoolafdrukken op de plaats van de misdaad. Na een helse zoektocht bij zowat elke reporter die ooit foto’s van Simpson had gemaakt kwam duidelijk naar voren dat hij wel degelijk zulke schoenen had gedragen. Deze onthullingen leverden The Enquirer de nodige prijzen op. Dit deed menig wenkbrauw fronsen bij de ‘serieuze’ journalisten.
Iets minder fraai was hoe 2 journalisten bewust een week optrokken met een vrouw die de drugs had geleverd die acteur-komiek-zanger John Belushi een overdosis bezorgden. Nadat ze op tape toegaf onrechtstreeks hiermee Belushi te hebben gedood, belandde ze in de cel. De journalisten vonden dat ze hun werk uitstekend hadden verricht. Het knagend geweten hoorde bij de job.

In 1997, op het toppunt van hun verkoopcijfers, knalde Lady Di met haar Dodi in Parijs tegen een paal en de wereld keek ontsteld in de richting van de haar achtervolgende paparazzi. De verkoop van het blad stuikte ineen en de bedreigingen volgden elkaar in doodrijderstempo op. Na dit dal werd het blad in 1999 opgekocht door David Pecker. Van vele markten thuis ontdekte hij de sterrenstatus van bepaalde politici en duwde het blad in een politiek getinte richting. Pecker, volgens oud-werknemers een ‘bonenteller’ met een kleine gestalte die de groten wou plezieren, wou zelf in de schijnwerpers staan. Onverstandig genoeg bezuinigde hij en temde daarmee het beest dat de Enquirer was. Zijn ambitie reikte voorbij andere bladen zoals Time. Men stapte af van de tabloidvorm en de redactie verhuisde opnieuw naar New York. Intussen bleef men zich ook richten op sterren zoals Oprah Winfrey en gevallen goden zoals Whitney Houston (met 2012 ook hier weer een exclusief kiekje vanuit de open kist). Ook vedetten zoals Bill Cosby die aanvankelijk werden afgeschermd gingen nu voor de bijl.
Men beschadigde met graagte politieke reputaties . Zowel Gary Hart in 1988 als John Edwards in 2008 werden in verlegenheid gebracht met foto’s en verhalen over hun buitenechtelijke affaires. Zij trokken zich terug als presidentskandidaat waardoor Amerika een andere weg opging. Zo werd Gary Hart voor de Democratische partij vervangen door de saaie Michael Dukakis die grandioos verloor van de al even saaie George Bush Sr.(die het na Ronald Reagan niet echt ging halen). Intussen was er ene Donald Trump die regelmatig societynieuwsjes lekte aan de Enquirer. Soms onder valse naam en met gekke stemmetjes roddelde hij zich de arena in. Ook toen al lanceerde hij losse flodders over zijn privéleven die de belangstelling voor zijn persoon warm hielden en suggereerde allerlei naars over de politici die hij afkeurde. Er wordt hardop gefluisterd dat Trump in 2016 volop de steun kreeg van uitgever David Pecker met ‘dirt’ over tegenstanders zoals Hillary Clinton en door het handig wegmoffelen van slechte publiciteit over hemzelf. Zo kocht de Enquirer de levenslange rechten op van Karen McDougals levensloop (met daarin alle details over een verhouding met Trump). Het verhaal werd totaal afgevoerd (dit noemt men een ‘catch and kill’).

In 2019 kreeg de National Enquirer pakken kritiek omdat er vanuit hun middens een glossy uitgave verscheen met niets dan positief nieuws over Saoedi-Arabië en zijn kroonprins (‘The New Kingdom’). Ook in dat jaar ontvlamde er een fikse ruzie met de rijkste man op de planeet Jeff Bezos van Amazon. Als eigenaar van The Washington Post haalde hij uit naar het feit dat artikels over Trump eerst werden voorgelegd alvorens te worden geplaatst. De Enquirer bracht dan weer alle gutsende bijzonderheden over Bezos’ verhouding, zijn falend huwelijk en vooral zijn alimentatietsunami. Bezos beschuldigde de Enquirer er dan weer van hem te hebben gechanteerd. Kortom, dolle pret.
Vandaag verkoopt het blad nog zo’n 265.000 exemplaren. Het werd in 2019 voor 100 miljoen dollar overgenomen door James Cohen van de Hudson Group. Inmiddels zou het wellicht weer overgaan naar de vorige meerderheidseigenaar Chatham Asset Management. Ondanks zijn geslonken oplage blijft het blad in het oog springen aan de kassa’s van de Amerikaanse supermarkten. Ook nu zal het tijdschrift een rol spelen naar de verkiezingen van 3 november 2020 toe. Alhoewel sommigen meewarig het met correcte breincellen gevulde hoofd zullen schudden over deze publicatie blijven we de journalisten geloven wanneer ze zeggen zo gravend als maar kan de lezers het verhaal te brengen. ‘En volgende week beginnen we weer helemaal opnieuw’, blijft telkens weer het motto.
***