Canon: waarom Geeraerts wel en Claus & Co niet?

De romancyclus Gangreen van Jef Geeraerts is na een kortverblijf in de literaire canon van de lijst met 50 sleutelwerken uit de Nederlandse letteren gezwierd. Niet omdat Geeraerts literair of romantechnisch van nul of generlei waarde zou zijn. Wel omdat de hitsige geilheid waarmee deze erflater van het Belgische kolonialisme naar dames van kleur keek, niet langer door de beugel kan.

Van die Gangreen-cyclus herinneren veel witte mannelijke babyboomers zich vooral het omslag van ‘Black Venus’ (1968). Daarop prijkt een zwarte kansparel zoals veel Mei 68’ers die zelfs in hun stoutste verbeelding niet durfden boetseren. Nu het toch niet langer over literaire kwaliteit van ‘Black Venus’ en de complete Gangreen-cyclus gaat: hoeveel vruchtbaar zaad van Vlaamse scholieren en studenten is er op Petrus’ rots gevallen tijdens de dagelijkse fitness-oefening met de rechterhand aan het witte geweer? ‘Black Venus’ was een literaire revelatie van formaat. Qua stijl, taal, vaart, gelaagde complexiteit en opwinding. Dat de auteur en gewestbeheerder Geeraerts op een heel andere manier naar de Congolese realiteit van de kanteljaren tussen kolonie en onafhankelijkheid kijkt dan velen die er toen niet bij waren vandaag, lijkt nogal wiedes. Anno 2010 liep Geeraerts de weg terug naar zijn tropenjaren. Met in zijn kielzog auteur Erwin Mortier en diens echtgenoot Lieven Vandenhaute. Het boek ‘Afscheid van Congo’ en de omstreden Terzake-reportage laten zich kort samenvatten: je kunt Geeraerts anno 1960 wel uit ‘de Congo’ jagen maar ‘de Congo’ anno 2010 niet uit Geeraerts. ’t Zou raar zijn indien het anders was.

Zwart en wit

De eensgezindheid waarmee Geeraerts vandaag door de progressieve voorhoede wordt neergesabeld, contrasteert scherp met het enthousiasme waarmee hij door diezelfde progressieve voorhoede anno 1968 met welkome toeters en bevrijdende bellen werd ingehaald. Geeraerts maakte komaf met het benepen katholieke Vlaanderen. Zich een slag in de rondte neukend, vierde Geeraerts het leven zoals wij droomden. Anno 2020 is Geeraerts ten tweeden male naar de index verbannen. De vraag rijst bovendien waarom uitgerekend Geeraerts moet sneuvelen en tal van andere literaire coryfeeën uit Vlaanderen en Nederland canoniek mogen blijven zitten. Waarom deugt Geeraerts plots nergens meer voor en Claus & Co wel? In ‘De Taal der Liefde’ (1972) schrijft Gerard Reve‘Ik ben er erg voor dat die prachtvolken zo gauw mogelijk geheel onafhankelijk worden en ons niets meer kosten zodat we ze allemaal met een zak vol spiegeltjes en kralen op de tjoekie tsjoekie stoomboot kunnen zetten, enkele reis Takki Takki Oerwoud, mijnheer!’. De roman ‘De Avonden’ van Reve is niet uit de canon gezwierd. Van Hugo Claus is bekend dat hij als tiener reeds onverholen sympathie koesterde voor de aanstormende Duitse bezetter. De jonge Hugo droeg het uniform van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen, de zwarte dolk aan de broeksriem. Het gezin waarin Hugo Claus is geboren was een zwart nest zoals er in die dagen wel meer waren in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Zijn ‘De Oostakkerse Gedichten’ en ‘Het Verdriet van België’ om die reden plots geen meesterwerken meer? De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg vermoordde zijn hospita en bestond het ook nog eens haar dochter aan te randen. Willem Frederik Hermans trok zich begin jaren tachtig van de vorige eeuw van de culturele Zuid-Afrika boycot geen zak aan. Bij terugkeer vertelde hij gretig over zwarte en gekleurde stammen die zwarte en gekleurde stammen met de hakbijl te lijf gaan. Willem Elsschot nam het op voor de Antwerpse op krukken gefusilleerde dokter en collaborateur Borms en telde in zijn vriendenkring menige ‘zwartzak’. In ‘Het Dwaallicht’ wijst Elsschot drie rijstkakkers – echt waar – de kortste weg naar het dichtstbijzijnde bordeel.

Elementaire deeltjes

Hopelijk vindt het schrappen van Geeraerts uit de canon van onze letteren geen navolging bij soortgelijke initiatieven in het buitenland. Louis-Ferdinand Celine? Jodenhater. Arthur Schopenhauer? Eén van zijn beste bundels filosofische opstellen werd ‘Er is geen vrouw die deugt’ gedoopt. Gustave Flaubert? Diens vrolijke strapatsen in de lemen bordelen langs de boorden van de Nijl en ‘Haat is een deugd’ zijn nog net goed voor de brandstapel. De misogyne islamvreter Michel Houellebecq? Vermaal die dekselse, alcoholische, zich te pletter rokende duivel tot elementaire deeltjes!

Zeer betreurenswaardig is dat het in de literatuur, de literatuurgeschiedenis en de literaire collectieve erfenis niet langer lijkt te zullen gaan over de intrinsieke kwaliteit van een roman, novelle of gedicht. In de politiek correcte monopoliedrukkerij wordt elk druksel tegen het uitvergrootglas wit-zwart, m/v en de non-binaire bijziende LBTGQ-bril gehouden (lesbisch, biseksueel, transgender, queer). In de Nieuwe Limburger schreef Gerard Reve op 18 maart 1974 (!): ‘Over een jaar of tien zal dit land gebukt gaan onder een definitieve linkse terreur, het gepeupel zal de macht overnemen en wie nu verstandig is neemt de benen zolang het nog kan.’

Een ongemakkelijke waarheid komt nooit te vroeg.

***