Een politieke analyse van het grootste Vlaamse beeldverhaal…
Dat Willy Vandersteen onder de schuilnaam Kaproen cartoons tekende voor de pro-Duitse bladen Volk en Staat en de Nationaalsocialist en de illustraties verzorgde voor de brochure Zoo zag Brussel de Dietsche Militanten! (in 1996 heruitgegeven in een oplage van 100 genummerde exemplaren) is sinds enige tijd bekend. ‘t Scheldt uitte al in 2002 vermoedens die in deze richting wezen.
Dat Vandersteen Kaproen was, werd door hemzelf een leven lang ontkend. Tot in 2009 enkele historici van het Geheugen Collectief in opdracht van de familie Vandersteen en Standaard Uitgeverij in de archieven doken. Er werd een lijst in het procesdossier van Volk en Staat gevonden waaruit blijkt dat vergoedingen voor de tekeningen van Kaproen wel degelijk voor Vandersteen bestemd waren. Een ander document bevatte bovendien de pseudoniemen en werkelijke namen en adressen van de medewerkers van het dagblad. Willy Vandersteen was wel degelijk Kaproen. Voor sommige tekeningen wordt in het onderzoek de mogelijkheid opengelaten dat ze door de verschillende tekenstijlen in samenwerking met de vaste Volk en Staat-tekenaar Edgard Vanmechelen tot stand zijn gekomen.
Collaboratie
Vandersteens kennissenkring tijdens de oorlog duidt op een onproblematische houding ten opzichte van de bezetter en pro-Duitse Vlamingen. Een buurjongen herinnerde zich ‘dat er ’s avonds vaak Duitsers met lekkere blonde meiden bij Vandersteen over de vloer kwamen’. Ook schoonvader Van den Branden was kind aan huis. Hij was Kapelmeister van het orkest van de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen. Volgens dezelfde buurjongen die in 1943 tien jaar oud was ‘liet de familie het breed hangen en at ook wel eens chocolade…’ Uit een ledenlijst van het in 1933 opgerichte en collaborerende Vlaams Nationaal Verbond, bleek dat Vandersteen in ieder geval tijdens de oorlog lid was. Na de bevrijding werd op basis van dit lidmaatschap een huiszoekingsbevel uitgevaardigd voor het oude adres van de familie Vandersteen aan de Tweelingenstraat in Antwerpen. Omdat de politie de straat niet kon vinden, verzandde verder onderzoek.
Tekenen voor de vijand

Feit is wel dat dankzij goede connecties met de bezetter de kinderstrips De avonturen van Piwo in 1943 en Piwo en de Paardendieven in 1944 gedrukt konden worden. Eveneens publiceerde Vandersteen in het door de Duitse censuur sterk uitgedunde Vlaamse medialandschap met grote regelmaat in zeer uiteenlopende tijdschriften, van het agrarische magazine ‘De boer met de blauwe ogen’ tot het culinair maandblad ‘Arisch koken’. Aangezien hij gedurende de bezetting een vaste goedbetaalde job bij het warenhuis A l’Innovation en vanaf 1942 bij de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie (NLVC) had, is het niet erg waarschijnlijk dat hij de pro-Duitse tekeningen uit geldgebrek maakte. Dat hij zijn herdershond ‘Blondie’ noemde, wijst in een bepaalde richting, maar mag niet te zwaar wegen. Vele honden droegen in die tijd dezelfde naam.

Apolitiek
Het Brabant Strip Magazine dat eerder uitgebreid onderzoek deed over Kaproen alias Vandersteen kwam tot de conclusie dat Vandersteen apolitiek genoemd kan worden: ‘Vandersteen had er bepaald geen moeite mee ‘in opdracht’ te werken. Is de opdrachtgever politiek gematigd? Dan tekenen we gewoon spontane, plezante avonturenverhalen. Had de opdrachtgever graag een flinke portie politiek gehad? Dan verwerken we wel het repressiethema en de Koningskwestie in Suske & Wiske. De Provincie Antwerpen wil graag een reclamestrip? Goed, dan maken we wel eventjes een reclamestrip (De Rammelende Rally en ontelbare afstammelingen). Het is kenmerkend voor de carrière van Vandersteen en het geldt ook vandaag nog: strips zijn geen kunst, strips zijn te koop. Principes zijn bijzaak.’
Rikki en Wiske in Chocowakije

Bij het naslaan van de allereerste albums van Suske en Wiske, valt met bovenstaande kennis echter op, dat Willy Vandersteen er wel degelijk gezonde principes op na hield. In Rikki en Wiske in Chocowakije (verschenen in 1946) wordt een fictieve staat beschreven die in alles aan het Oostblok herinnert. In navolging van Hergé (Kuifje in de Sovjet-Unie uit 1930) wordt de draak gestoken met verschillende misstanden binnen een communistische samenleving, zoals willekeur van de overheid, machtsmisbruik en onhygiënische toestanden. Ook de domheid van de inwoners van Chocowakije wordt niet onder stoelen of banken gestoken. Tegen het einde van het verhaal kan Rikki door zijn heldhaftig optreden de gestolen plannen en de rakettank heroveren en terugbrengen naar het fiere Vlaamse land.
Verzoening
Over de omgang met collaborateurs vinden we kritiek op de repressie in het album De Mottenvanger uit 1948. De moraal van dit avontuur was dat iedereen fouten maakte en het tijd was voor verzoening. Twintig jaar later, in 1968 wordt het thema verzoening en machtswisseling door Vandersteen nog eens in een historisch perspectief gezet. Lambik, Sidonia, Suske en Wiske komen in De Nerveuze Nerviërs terecht bij de stam der Eburonen waar de politieke draaikont Lambik tijdelijk de rol van stamhoofd mag overnemen. Nadat hij omwille van zijn slap karakter de troon verliest aan de machtswellusteling Arrivix trekken onze vrienden zich terug in de bossen als Freikorps. Na enige avonturen keert de rechtmatige Führer terug die korte metten maakt met Arrivix. Hij krijgt de kogel.
Buitenlanders
Ook komen in de albums verschillende soorten buitenlanders ter sprake. In De Zwarte Zwaan wordt een waarzeggende zigeunervrouw verliefd op Jerom. Als Wiske door het kamp struint, aait ze een kind over het hoofd, waarna ze misprijzend aan haar hand ruikt en deze snel gaat wassen. Het rondtrekkende volkje wordt, vreemd genoeg, als lui, vuil en ruziezoekend gekenmerkt. In principe worden er echter ook met de blanke buren gelachen; In Frankrijk wordt een bord neergezet met “arbeiders gevraagd” wanneer men wil dat niemand het bos betreedt (De Sterrenplukkers) en een Nederlander bedankt Lambik uitbundig voor een gratis drankje (De Mollige Meivis). Soms gaat Vandersteen zijn boekje compleet te buiten, bijvoorbeeld als hij Arabieren als opvliegende ruziezoekers en achterbakse oplichters beschrijft (Prinses Zagemeel). Zwarte Afrikanen worden wederom in de culinaire hoek gedrukt: het liefst zouden ze alle witte mensen in een ketel stoppen. Hierbij is er een wederkerend grapje over een studie in het westen voor de meest ontwikkelde weggelegd (Het Mini Mierennest, De Bevende Baobab).
De bebaarde marxist

Gemeten aan zijn beeldverhalen uit de jaren direct na de oorlog is Willy Vandersteen natuurlijk onze man. Helaas geeft hij na 1971 het roer uit handen aan de rode oproerkraaier en schijnboeddhist Paul Geerts (De Parel in de Lotusbloem). De bebaarde revolutionair die o.a. pocht op zijn epistolaire relatie met Simone de Beauvoir doet er alles aan om Suske en Wiske steeds marxistischer te maken. In De Windmakers sluiten ze zich zelfs bij een internationale terroristische jeugdbeweging aan die vrede voor alle volkeren wil bereiken, desnoods met geweld. In De Kale Kapper wordt Jerom beatzanger en draagt hij lang haar en een peace-teken. In Beminde Barabas stuiten we met weerzin op de niet te onderschatten invloed van de verderferlijke de Beauvoir, tante Sidonia wil het huishouden niet meer doen en wordt bouwvakker. Na in 2002 door de erven Vandersteen eindelijk als hoofdtekenaar te zijn afgezet, komt Geerts dankzij corona en de klimaatcrisis nog eenmaal terug voor het 75-jarige jubileum van Suske en Wiske. Het in zijn geheel door de Turnhoutse communist verzorgde album heet De Preutse Prinses en is op 20 mei verschenen. Het gaat over het leven van een Franse filosofe, schrijfster en feministe en telt maar liefst 720 bladzijden.
Ik raad iedere weldenkende Vlaming en Nederlander aan dit album niet te kopen. Pak een verhaal van voor 1971 en duik nog eens onder in de goede, oude wereld van de echte Suske en Wiske.
Danke schön!