Het recht om niet te helpen

In de kerstperiode bezint een mens zich, blikt nostalgisch terug en wordt net iets meer dan anders geraakt door andermans leed. Bij de start van het nieuwe jaar komen er doorgaans nog de goede voornemens bij. Hoe gaan we ons wat beter gedragen dan vorig jaar? ‘Gij zult uw naaste helpen’ geldt als dé morele plicht voor ons allen. Ze staat vermeld in alle ethische voorschriften en gebruiken doorheen de geschiedenis. Het Nieuwe Testament is erop gebaseerd, de humanistische ethiek, de soefi-islamitische gedragscode, de boeddhistische leer, de spiritualiteit van de Indische Vedanta, de joodse Thora: het streven naar verbondenheid met de ander komt telkens als essentie naar boven.

In de huidige tijd is deze boodschap in het Westen vertaald naar een veronderstelde solidariteit die wordt uitgedrukt via een praktisch verzekeringssysteem maar bovendien door een politiek correcte maatschappelijke consensus: gelijkwaardigheid, recht op welzijn, mensenrechten. De vraag is echter: wie zijn onze naasten? Zijn dat degenen die zo direct mogelijk naast ons staan in de familie, de vriendenkring, de wijk- of dorpsgemeenschap, de landstreek, de natie, Europa, zelfs de planeet? Verbondenheid met het ras waartoe je behoort: is dat normaal of inmiddels taboe? Kortom, je ontkomt niet aan de plicht tot hulp. Het recht om niet te helpen bestaat echter niet.

Wat betekent ‘niet helpen’ in de praktijk?

Je schenkt bijvoorbeeld iets guller aan een vriendelijke bedelaar dan zijn norse lotgenoot. Je bent van oordeel dat een bezopen vandalismepleger die in het water sukkelt geen groot verlies is. Je vindt niet alle kinderen in de schoonfamilie even sympathiek, laat staan dat je ze in je testament zou opnemen. Je walgt van IS-weduwen en hoopt dat ze ‘ginder achter’ worden opgeruimd. Je hebt zo je bedenkingen bij gozers met een volle beurs en een leeg hart. Een hard – ’vochtige’ serieverkrachter hoeft voor jou nooit meer vrij te komen. Iemand die de heilige Sint verkettert tot het niet-bestaan wens je een balorig kroost toe. En zolang het nog kan vertik je het uiteraard om je zitplaats op de tram af te staan aan een gesluierde moslima wier bonkige arrogantie al genoeg plaats inneemt. Er zijn tenslotte nog principes waaraan wij ons vasthouden, nietwaar?

Liefde, vrijheid en democratie

In de liefde bestaan geen gelijke kansen. Eigen kind, mooi kind. Is dit allemaal moreel verwerpelijk of gewoon zoals de natuur nu eenmaal in elkaar zit? Zijn we egoïstisch als we eenvoudigweg verzuimen de wereld in zijn totaliteit te willen redden? In De Groene Amsterdammer (het oudste Nederlandse opinieweekblad sinds 1877) citeerde men recent George Orwell, de auteur van o.a. ‘Animal Farm’ en ‘1984’. In zijn essay ‘Politiek en de Engelse taal’ uit 1946 windt hij zich op over hol taalgebruik met afgesleten metaforen en betekenisloze woorden. Hij waarschuwt voor het gebruik van abstracte begrippen die het denken smoren. Begrippen als bijvoorbeeld ‘vrijheid’ en ‘democratie‘ worden in het politieke debat te vaak als stoplap gehanteerd. Machtige woordvoerders misbruiken deze termen vol taalverarming om hun winderigheid te laten doorgaan voor standvastigheid, aldus Orwell. De plicht om de diversiteitsdemocratie te omarmen voelt aan als een van realiteit gespeend dogma.

Baby Pia

Uiteraard hebben velen onder ons gelukkig de spontane reflex om iemand bij een valpartij overeind te helpen. De kassabediende die jou te weinig heeft aangerekend wil je liefst niet zelf het tekort doen bijpassen. Steun aan Baby Pia, of Victorkracht, meeleven met echte slachtoffers, doordeweeks fatsoen, het bestaat nog steeds. Iemand bewust voorliegen blijft heel wat anders dan een onbewust leugentje om bestwil en dat weten we gewoon diep vanbinnen. Bekommernis om dier en natuur is een natuurlijke reflex.

Behulpzaamheid en voorkomendheid blijven ouderwetse deugden die deugd doen wanneer je ermee in contact komt, dat beaamt jong én oud. Iemand uit de nood helpen wordt echter delicater.

Compassiecultuur

Leen je zomaar geld aan een onvoorzichtige vriend, laat staan aan een buur of een onbekende? En dan hebben we het nog niet eens over de nare exemplaren binnen de menselijke soort waar je bij voorkeur in een bocht omheen loopt. Om helemaal te zwijgen over het humanoïde afval dat tijdens de oudejaarsnacht amok maakte met flink wat schade én gehoorschade bij bekogelde politiemensen. Afknallen dat tuig zou pas fraai vuurwerk opleveren! Waarom toch steeds weer die erbarmelijke compassiecultuur in de media? Een uitholling van begrip en een vermoeid geduld zijn het gevolg.

Hollywood

Gene Roddenberry bedacht de tv-reeks Star Trek (1966-1969) waarin een Federatie van Planeten de wereldvrede nastreeft door ontdekking en uitwisseling tot daar ‘where no man has gone before’. Zelfs de ambetante Klingons draaien bij en streven naar de universele broederschap. Een prachtig ideaal in een tijd dat de Vietnamoorlog woedde. De aloude mythen en sprookjes waarin goed en kwaad tegenover elkaar komen te staan en waarbij we willen dat de slechteriken het onderspit delven, vloeiden vlot richting Hollywood. Vandaag is er Star Wars met de Force tegenover de Dark Side. Dat dit in het echte leven anders loopt weet de kijker ook wel. Een ingebouwde hunkering naar een goede afloop is bij mensen diep ingeworteld maar helaas al lang verdacht geworden binnen een bepaalde dominante cultuur.

Iedereen is goed, behalve wie dit ontkent

Het credo is nu dat je de opgelegde normen omtrent menselijke waarden moet respecteren zonder dat er nog goed of kwaad bestaat. Iedereen is goed, behalve wie dit ontkent. Uitgeholde termen als ‘democratie’ en ‘mensenrechten’ doen velen dan ook steigeren telkens een zelfverklaarde mensenminnaar de hoge principes komt belijden. Velen zijn het ronduit beu om de oren te worden geslagen met gemeenplaatsen Ze zijn bovenal de gemene mensen beu die de boel voor iedereen verzieken. De plicht om te helpen? Neen, dan liever het recht om te helpen (en soms dus ook om niet te helpen).

Kosmische orde

In de mystieke traditie gaat het over de hoogste vorm van verbinding. De klassieke oudheid had een kosmische orde bedacht die gedurende de vroege middeleeuwen de boventoon voerde. Deze ‘Wet’ was afkomstig van een goedgunstige god die gul in alle dingen een mogelijkheid tot gebruik had ingebouwd om de mens de kans te bieden een algemeen welzijn te scheppen. Aldus de Braziliaan Luiz Costa Lima in zijn boek ‘The limits of voice’ uit 1966. Die Wet werd aangevoeld als ‘natuurlijk’ waardoor goed gedrag werd nagestreefd met vallen en opstaan. Er waren geen moraalridders nodig om het fatsoen op te leggen. Men volgde zijn eergevoel en inlevingsvermogen. Uiteraard besefte men dat samenwerking essentieel is om te overleven. Uiteraard was men realistisch genoeg om in te zien dat iedereen ten prooi kon vallen aan tegenslag. Er waren geen progressieve intellectuelen vereist om de richting aan te geven vanuit hun comfortabele stoel. Mooie woorden zijn knap als inspiratie, maar willen ze effectief zijn, mogen ze noch belerend noch veroordelend zijn.

Gekwetste zielen

Tenslotte hier nog even een roman vermelden als inspiratie: ‘De menselijke maat’ van Roberto Camurri (2018) die recent werd vertaald. Dit lyrische verhaal over gewone mensen in een klein Italiaans dorp bevat weinig wereldschokkends maar schokt toch het gemoed van de lezer. In 11 korte stukken zien we hoe gewone mensen tot buitengewone dingen in staat zijn wanneer ze hun pijn doorleven en de gekwetste zielen om hen heen helpen bij het overleven. Mensen die bij elkaar niet vinden wat ze meenden te zoeken in het leven maar die in elkaar een liefdevolle menselijkheid aantreffen. Zij voelen niet de plicht om te helpen maar zij voelen het gewoon als natuurlijk aan.

***