Toen Nobelprijswinnaar William Faulkner zijn meesterwerk ‘As I lay dying’ schreef in 1930 werkte hij bij een elektriciteitscentrale. Tijdens de nachtelijke kalme uren pende hij dit baanbrekende werk in 6 weken neer. Het werd een van dé klassieke romans van de 20ste eeuw. En dit zonder betoelaging van de overheid. Hoe is het mogelijk dat je zoiets kunt realiseren zonder steun van hogerhand, vraagt men zich verbijsterd af in de Vlaamse cultuurscene.
De subsidieslurpers van vandaag menen dat hun inspiratie enkel vlot kan vloeien als de staat hen beschermt. Deze ‘nine to five’-pennenlikkers kunnen pas dan hun maatschappijkritische boeken op ons loslaten. En wat te denken van projectsubsidies die van hun vette korst voortaan worden ontdaan? Gaat het hier niet al te vaak om vanuit de verlichte hersenpan van de artiest uitgewrongen misbaksels die zonder een verklarende bijsluiter totaal niet te bevatten zijn? Maar ja, men werkt niet voor de massa: men eist hoogstens een massa centen voor het ongetwijfeld prestigieuze project dat de samenlevingsartrose in kaart moet brengen. Indien zo iemand toch doorbreekt op de kunstmarkt en de kassa in zijn kraampje volstroomt, wat doet de kunstenaar dan terug voor de gemeenschap? Dan is alles plots enkel en alleen te wijten aan de superieure intuïtie van de god evenarende schepper. Het creatieve ballon-ego wordt vervolgens in de gezagsgetrouwe media opgevoerd als een boven allen verheven held. Geen volksheld, dat is verdacht.
Wat moeten zovele begaafde en geëngageerde koorzangers, toneelacteurs, beeldhouwers, dichters, schilders en musici die zich zonder toelage maar wel met passie kunstzinnig uiten dan doen? Vaak worden met de subsidies gewoon de lonen betaald van werknemers die ook maar hun boterham willen verdienen en als ondersteunende kracht een productie tot slagen brengen. Echter even vaak gaat het proeven van subsidie primeren en dient de niet altijd zo meerderwaardige uitvoering als excuus om die boterham nog smakelijker te beleggen. Hoe vaak gebeurt het trouwens dat een dure zaal van 500 euro voor bedrijven of privépersonen voor 50 euro wordt verhuurd aan een vzw waarbij wordt vastgesteld dat een aantal firma’s dan eenvoudigweg zo’n vzw-vehikel of een obscure feitelijke vereniging creëren om slechts de schamele 50 euro te hoeven neerdokken? Uiteraard mogen we de stedelijke evenementen niet onvermeld laten. Plots duiken er dan rare tentjes op in het straatbeeld met daarin een aantal ambtenaren die folders uitdelen over festiviteiten met een hoog brood en spelen-gehalte. Helemaal weggegooid geld gaat naar buurtinitiatieven die ‘de mensen dichter bij elkaar moeten brengen’. De hippe blanken uit die wijk waar de diversiteit wordt gevierd komen zich volzuipen en de vreemdelingen slepen het overschot van de hapjes mee naar huis. Poepgezellig!
Ja, opera, theater, musical, film, literatuur, het is ons allemaal dierbaar. Net zo graag vliegen we in de polonaise in de bruine kroeg met de juke box op maximum volume. Hiervan zijn we echter overtuigd: op grandeur moet je als overheid niet beknibbelen, op erfgoed en musea zeker niet en op het podium hoort er naast een ‘old school’- repertoire even terecht een vernieuwende en exploratieve benadering door visionaire regisseurs en componisten thuis. Misschien kan de overheid creatief omgaan met belastingtarieven om ‘kunst’ toegankelijker te maken en om producties te faciliteren? Dat er nu moord en brand wordt geschreeuwd binnen de cultuursector viel te voorspellen. Het is redelijk dapper van de nieuwe Vlaamse regering dat ze de heilige huisjes eens duchtig bepotelt. Elitaire artiesten slopen graag heilige huisjes. Zijn de eigen gekoesterde privileges echter voor eeuwig beschermde monumenten?
Anneleen De Bruyne