De tolerantie-theologie

In zijn roman ‘Het feest van de onbeduidendheid’ heeft Milan Kundera het over zij die zich schuldig laten maken. In de strijd van allen tegen allen probeert men in een beschaafde maatschappij de ander te verlagen door hem of haar met een schuldgevoel te overladen. De aanklagers doen zelf niets fout, want zij hebben het morele gelijk op zak. Zij overdonderen de rest met allerlei bezwaren en bedenkingen waar een mens met gezond verstand gewoonweg niet zou opkomen. Op die manier wint men. Wie zijn fictieve fout toegeeft verliest. Het politiek correcte denken van de ‘Goede Mens’ is al dan niet bewust een kwaadaardige truc die werkt. Het echte leven speelt zich voortaan elders af.

Religie in zijn diepere betekenis nodigt je uit tot verbindende inzichten en gevoelens. De mystiek van het niet-alledaagse prikkelt daarbij eventueel het besef dat er iets meer is. Je vindt die deugddoende gewaarwording overal terug: in de schoonheid van natuur, muziek, poëzie en nog het liefst in de blik van de ander. Cultuurfilosoof George Steiner beschrijft zo een massa bewustzijnspralines die zoeter smaken dan die uit een kerstkraam. Ze herinneren ons aan onze ziel. Het kan ons een beetje beter maken. Het doet ons de medemans als een individu zien. Wie lijdt overstijgt aldus het stereotype.

Binnen een liturgische vormgeving en gestut door een theologie kan deze diepmenselijke spiritualiteit concreter gestalte krijgen. Voor wie dat wil, niet omdat het moet. We weten dat een georganiseerde godsdienst kan afglijden naar een georganiseerde verplichting tot geloof. Die gebetonneerde godsdienst eist onvoorwaardelijke trouw aan de gestolde dogma’s op straffe van uitsluiting en vergelding. De geschiedenis wemelt van zulk sluw inspelen op oeroude angsten. Ruimte voor twijfel en rijpend bewustzijn versmalt. Kortom, macht in plaats van kracht. Dappere ontdekkers en denkers – al dan niet religieus gekleurd– duwden doorheen de tijden gelukkig telkens opnieuw tegen de zich sluitende deuren om de werkelijkheid realistischer te kunnen waarnemen. Deze bevrijding wordt door de politiek correcte kliek van vandaag terecht fantastisch bevonden. De nieuwe missionarissen beseffen echter helaas niet dat ondertussen de eigen hypocrisie verder kronkelt en fonkelt. Zelfhaat vermomd als liefde voor het vreemde blijkt de brandbom die zoveel van onze verworvenheden vernietigt. Het eigene komt laatst. Tolerantie betekent erfgoed op de schop.

Dezer dagen zien we hoe de wereld op zijn kop wordt gezet door de tolerantie-theologie. Dit is de zuivere leer van de compassie-cultuur. Ze heeft niets meer te maken met de caritasgedachte doch eerder met een vileine rancune. Men ontwaart een potentieel slachtoffer en pats boem, daar is meteen de schuldige in zicht die men moet verscheuren. Het theoretisch letterlijke van een op hol geslagen wetgeving is belangrijker geworden dan de praktische rechtvaardigheid. Zogenaamde oorzaken worden gratuit geanalyseerd zonder het reële onheil te stelpen. Socio-economische achterstelling en verderfelijke discriminatie verklaren alles. De zondebok in dit verhaal is bovendien meestal niet de zondaar. O wee de nar die deze komedie bespot of de boodschapper die wangedrag signaleert. De knuffelgroep is kwetsbaar en staat boven elke kritiek. Voor de nieuwe medemens is een dekolonisatie van ons denken en een ontmanteling van onze gebruiken vereist. Of wie van welke minderheidsgroep dan ook dit zelf eist is nog maar de vraag. Wie is trouwens nog de meerderheid?

Wie naast een zigeunerfamilie woont en stikt in de overlast wordt intolerant genoemd. Wie beroofd wordt had maar beter moeten oppassen. Wie aan de toog een smeuïge mop debiteert wordt stiekem gefilmd en gebroodroofd. Wie het knappe in iemand waardeert eindigt als uitgespuwde viespeuk. Wie vindt dat vreemdelingen zich vreemd gedragen is een onverbeterlijke racist. Seksist, fascist, racist, het klinkt als een carnavalsschlager op een ouderwets discoritme. “Meneer, da’s toch niet meer normaal, hè ?”, is wellicht de meest gehoorde opmerking tegenwoordig. Tradities zijn ethisch kankerverwekkend, blijkt nu. Fatsoen is oubollig. Satire is subversief. Het is dan ook weer Milan Kundera, naar Parijs gevlucht voor de communistische waanzin in zijn geliefde Tsjechië, die keer op keer perfect weergeeft hoe gevaarlijk een grap kan zijn. ‘Misplaatste humor’, kakelen de zelfbenoemde moraalridders. ‘Ranzig rechts’ ook. En het ergst van al: ‘niet tolerant (zoals wij)’.

Met godsdienstige ijver gaan de progressieve zeloten op jacht naar schuldigen. Het is eender aan wat, maar die verdachten hebben zich sowieso bezondigd, is de teneur bij de Hogepriesters der Tolerantie. Hun sekte opereert in de kringen waarin men gebruikelijk het cultuurmarxisme situeert: onderwijs, media, ambtenarij en politiek establishment. Overdreven? Wie kent geen kind dat wordt geïndoctrineerd met een groenlinkse logica? Zo het al niet van school wordt verwijderd zoals onlangs in Duitsland “omdat de rechtse ouders hun kind in de brooddoos een foute ideologie mee zouden kunnen geven”? Wie kent een ‘constructief’ praatprogramma zonder het vingertje van de obligate wereldverbeteraars? Wie kent geen theatermaker die een oud oeuvre wil vertalen naar een actuele mistoestand? Wie doet niet aan gefluisterde zelfcensuur om de bobo’s aan de tafel ernaast niet te verontrusten met uitspraken die uiteindelijk maar de normaalste zaak van de wereld zijn?

Er is niets mis met een authentieke linkse reflex naar solidariteit. Elke beschaafde maatschappij heeft vangnetten klaar voor wie tegenslag heeft. En dat kan ons inderdaad allemaal overkomen. Nietzsche schreef al dat een winnaar zijn succes altijd aan zichzelf dankt. In het echte leven zijn we allemaal maar mensen met beperkte mogelijkheden en dus kwetsbaar voor de grillen van het bestaan. Het is misgegaan toen het koesteren en knuffelen van een sukkelaarsselectie modieus werd. Zalig om het als humanitair ingestelde op te nemen voor de nieuwe verworpenen. De ‘deplorabele onwetenden’ van Hillary Clinton zijn niet mee met dit verhaal en verdienen maximale afkeuring.

Er wordt slechts één mainstreammening getolereerd. Daarin vind je geen humor terug, tenzij je een correct merk uitstraalt. “Ach, ik speel maar een volkse sul”. Dan is het goed. “Ach, ik emancipeer een vergeten groep die ook eens wil uitgelachen worden”. Dan is het goed. “Ach, ik heb zelf zoveel geleden onder mijn gedrogeerde, doorzopen, foute familie dat ik er even een getuigenis over wou afleggen”. Dan is het goed. “In mijn hart ben ik eigenlijk een allochtoon”. Dan is het goed. Echt?

Wanneer een betweterige ambtenarij de burger knecht met zinloze regelneverij, aangelegde lelijkheid en subsidiëringen van het absurde, dan jubelt de gediplomeerde goegemeente. Een neo-intellectueel kun je immers alles aanpraten: van vegetarisch bier tot veganistisch voorspel. De media rapporteren hierover en zien dat het goed is. Wie zich niet amuseert is een klagerige spelbreker.

Aan de Antwerpse Universiteit vond recent een lezing plaats over de socioloog Hans Jonas die het in zijn boek ‘Die Macht des Heiligen’ heeft over de veelvuldige processen tot sacralisering binnen een samenleving . Daardoor zien we doorheen de tijdperken telkens nieuwe idealen ontstaan. De tolerantie-theologie is uiteraard geen echte theologie noch is ze tolerant. Het is een sfeer, een houding, een denkwijze die verschralend werkt. De onverdraaglijkheid der verdraagzamen verdooft de betovering die nodig is voor die betere wereld waarvan we met Kerstmis nog mogen dromen.