Mijn zeer bijzondere opdracht om het samengaan van sociale en fiscale inspecties te bestuderen voerde mij naar Breda en Luxemburg. Benchmarking heet dat, of leren van de buren. Ik heb de opdracht om naar minstens twee buurlanden te gaan; dat mochten ook Londen, Parijs en Berlijn zijn maar ik vond de Benelux al interessant genoeg.
In het jaar 2030 is het tweehonderd jaar geleden dat deze drie landen gewelddadig uit elkaar gerukt werden en dat is een mooi tijdsperspectief om de lat weer wat gelijk te leggen. Tien jaren zullen daar zeker voor nodig zijn want de tegenstellingen zijn enorm.
Wij hebben allemaal wel een vaag idee van die verschillen maar als je geconfronteerd wordt met de feiten, zijn die toch nog verrassend.
Van een maandbudget van 4.000 euro krijgt een werknemer in Luxemburg een mooie salariswagen en 2.500 euro netto op de rekening. In België blijft daar amper 1.500 euro van over en een klein autootje. De regering-Verhofstadt heeft hier wel ‘Luxemburgse’ tarieven ingesteld in onze arbeidsverhoudingen. Het begon in 1999 met de koopvaardij- en baggervloot. Wij hadden toen ongeveer honderd schepen in de vaart, met op het achterschip in grote letters Luxembourg als thuishaven. Voor meer dan zeshonderd Belgische kapiteins en andere zeelieden werden Luxemburgse belastingen betaald. Om die weer onder de zwart-geel-rode vlag te krijgen, heeft minister van Financiën Didier Reynders (MR) een kwijtschelding van bedrijfsvoorheffing ingevoerd. Dat is een soort fiscale valsheid in geschrifte, waarbij de voorheffing netjes ingehouden wordt en op alle loongeschriften te lezen is, maar als puntje bij paaltje komt, feitelijk niet moet betaald worden. Deze meer handige dan ingenieuze techniek heeft school gemaakt want ondertussen zijn er al tien zulke regelingen, onder andere in het betaald voetbal. Toch zal het aan dit tempo nog lang duren vooraleer overal de lat van de loonlast gelijk ligt met Luxemburg.
Als elfde stap in de goede richting stel ik voor deze vrijstelling voor de hele provincie Luxemburg in te voeren. Kwestie van alvast dat land fiscaal te herenigen na de officiële splitsing van 1839. In Breda begrepen ze mij met de beste wil van wereld niet als ik wilde weten hoe ze daar de sociale en fiscale rekeningen op elkaar afstemmen, bijvoorbeeld bij de ontdekking van in het zwart betaalde overuren. ‘Hoezó? Wát? Waaróm? Alle loonheffingen worden toch gewoon bij de Belastingdienst afgerekend!’ Hoe eenvoudig kan het zijn: de tarieven van de volks- en werknemersverzekeringen en de loonbelasting worden gewoon samengeteld!
Hier slagen wij er zelfs niet in het voordeel van een salariswagen op dezelfde manier te berekenen, enerzijds voor de bedrijfsvoorheffing, anderzijds voor de socialezekerheidsbijdragen. Het grote actieplan sociale fraudebestrijding 2017 van staatssecretaris De Backer bevat 49 acties. Dat gaat zowel over uitkeringsfraude als over bijdragefraude en nu heb ik begrepen dat in Nederland daarvan zowat de helft bij de Belastingdienst zou thuishoren, namelijk dat deel over bijdragefraude. Toch wil ik begrip opbrengen voor onze sociale inspecteurs, die hun fiscale collega’s meestal niet meevragen. Ieder van ons beiden is al tevreden als de eigen ingewikkelde rekening opgelost geraakt. Meestal is dat dan bij voorkeur een schikking en daarin wordt over de ‘andere kant’ dan maar zedig gezwegen. Want als je alle sociale en fiscale rekeningen en boetes zou samentellen, wordt het al gauw ondraaglijk en komt er geen oplossing. Daarom zijn we een beetje schuw van elkaar. ‘Ieder voor zich’ heeft nog een gewenst (?) neveneffect: de Belgische belastingdruk wordt wat draaglijker als je alleen maar sociale bijdragen of alleen maar belastingen moet betalen, al naargelang wie je betrapt heeft. De regering wil de fraude krachtig aanpakken maar houdt de twee aspecten toch maar netjes uit elkaar. En ik mag wat ‘studeren’ over het samengaan.
Bij de Benelux-unie doen ze wel hun uiterste best om wat gemeenschappelijke lijn in de actie te krijgen. Het Verdrag van Luik, dat deze zomer voluit in werking trad, organiseert grensoverschrijdende inspecties, voorlopig enkel in het wegvervoer. Bij ernstige problemen in zo’n transportbedrijf – denken wij bijvoorbeeld aan sociale dumping – kunnen in de drie landen nogal wat verschillende diensten optreden: diensten van ‘justitie’, ‘binnenlandse zaken’ (politie), ‘verkeer’, ‘sociale zaken’ en ‘financiën’, met bij dat laatste ook de douane. De benamingen van de instanties zijn uiteraard in de drie landen verschillend en de afgrenzing van hun bevoegdheden ook. Dus komt het er eerst ook op aan te kijken hoe die in het eigen land met elkaar omgaan. Luxemburg is niet groter dan een halve Belgische of Nederlandse provincie. Het heeft een kleine overheid waar iedereen mekaar kent en dat bevordert kennelijk de samenwerking. Nederland heeft inspanningen gedaan om de lat van de bevoegdheden gelijk te leggen en ook om de beslissingslijnen regionaal te houden. In Breda (regio Zuid-West) bijvoorbeeld kan veel afgesproken worden. In België daarentegen lopen de bevoegdheden mijlenver uiteen, ze worden dan ook voortdurend in vraag gesteld, en bovendien lopen alle beslissingslijnen meer en meer naar de centrale diensten. Probeer maar eens in Gent goed samen te werken als in Brussel de verschillende regeringen, kabinetten, federale overheidsdiensten en parastatalen (met de sociale partners) allemaal in een grote boog om elkaar heen lopen. Wat zei ik: tien jaar om dat op te lossen?Misschien wel honderd.
Karel Anthonissen, Gewestelijk directeur van de BBI
**
Illustratie: Karel Anthonissen
Titel in ‘tScheldt Archief: 1302 Hfd (Actueel)
**