In de Oude Kerk te Zeist werd op 10 juli 2015 de stijlvolle rouwdienst gehouden. Sjuul Paradijs, ex-hoofdredacteur van de krant De Telegraaf, sprak een herdenkingsrede uit.
Wij woonden de rouwdienst bij. Wij brengen u de tekst van de toespraak van de heer Paradijs:
**
Twee dagen na mijn vertrek als hoofdredacteur zat ik schuin tegenover hem. We hadden die weken daarvoor nog duizenden kaarten, tekeningen en gedichten ontvangen van bezorgde lezers voor onze geliefde columnist. De gezondheidstoestand van de professor beroerde hen intens.
Aan dat keukentafeltje met op de kop het tv’tje uit de jaren zestig, in die intimiteit, waar prof. Dr. Bob Smalhout zijn gelukkige momenten had met zijn geliefden, vielen er die middag diepe stiltes. We spraken bijna vier uur met elkaar. Maar voor het eerst waren de rollen omgedraaid. Ik zat daar niet meer als zijn hoofdredacteur, zoals die tien jaar daarvoor, maar als zijn ex-hoofdredacteur.
Bob sprak troostende woorden, doorweekt met genegenheid en met oprechte zorg, terwijl ik het als mijn plicht zag om de meest geliefde columnist van De Telegraaf met Jacques Gans, Leo Derksen en Rob Hoogland na alle turbulentie bij De Telegraaf hem persoonlijk te informeren over de ontstane situatie.
Ik verleende hem toegang tot het meest kwetsbare bij een mens, zoals bij het afscheid van een geliefde. Zoals we allemaal in ons leven soms de schaduw zoeken van een eik, we de veiligheid koesteren onder de vleugels van onze ouders en we, hoe sterk en stoer je ook bent, het aardse bestaan diepe wonden kan slaan in onze ziel.
Hij gaf mij de behandeling die hij de afgelopen twintig jaar aan al onze lezers gaf.
Duizenden van hen vroegen hem om zijn hulp. Duizenden schreven brieven naar aanleiding van zijn columns en hun problemen. Duizenden zieken, duizenden psychiatrische patiënten, duizenden hulpzoekenden, duizenden slachtoffers van de zorg, duizenden slachtoffers van Justitie, duizenden ouderen, duizenden gezondverstand Nederlanders, duizenden ondernemers, duizenden hardwerkende Nederlanders, duizenden en nog eens duizenden vroegen de professor om raad, om hulp, om aandacht.
En ze kregen allemaal antwoord.
Niet een antwoord uit de computer of via een voorgeprogrammeerde e-mail. Nee, ze kregen een brief. Handgeschreven. Persoonlijk. Bob was niet alleen hun Telegraafcolumnist, hij wilde ook hun dominee, hun adviseur, hun vriend zijn. Ook al wist hij dat het bijna onbegonnen werk was. Maar hij stak hen de helpende hand toe. Die hand die in Nederland van nu wordt afgehakt. Naastenliefde, broederschap, solidariteit, warmte en aandacht: het waren ook de thema’s uit zijn columns, gemeenschapszin past niet meer in de verwoestende ik-cultuur.
Het rigide rendementsdenken vernietigt elke vorm van saamhorigheid en maakt de maatschappij tot een geldmachine. Bij die ik-generatie van nu, zoals die wordt gepropageerd door het modernisme, druipt het egoïsme uit de asgrauwe spelonken van de samenleving.
De Telegraaf had met Bob Smalhout niet alleen een ijzersterke columnist in huis, die als medicus totaal anders naar de samenleving, naar de politiek, religie en naar het lot van de burger keek, maar ook iemand die oprecht een diepe betrokkenheid voelde voor zijn publiek. En gelooft u mij, dat publiek was de adrenaline die voorkwam dat de inkt in zijn pen niet veel eerder opdroogde. Hij gaf zijn lezers hoop op een betere wereld, een andere wereld, een rechtvaardige wereld: zonder de bureaucraten, zonder liegende politici, zonder medici die hun fouten niet willen toegeven, zonder bankiers die ons bedrogen, het was een hunkering naar een wereld zonder laffe mensen.Terug naar die maandagmiddag in Bosch en Duin. ‘Sjuul, zeg mij wat kan ik voor je doen’, vroeg Bob mij aan het keukentafeltje. Ik schudde mijn hoofd. ‘Niets Bob, helemaal niets’.
Andersom, in al die jaren daarvoor heeft De Telegraaf nooit vergeefs een beroep op zijn columnist gedaan. Vorig jaar nog, op zijn laatste verjaardag maandag 13 oktober, wilde hij gedreven door verdriet in zijn auto die dag urenlang doelloos rondrijden door Nederland. Op zoek naar het geluk dat hij nergens meer zou vinden, omdat zijn beide vrouwen niet meer tot de levenden behoren. Het oneindige verdriet en de tranen, die zijn leven doordrenkten, zouden nooit meer opdrogen.Hij klonk toen bijna opgetogen toen ik hem vroeg om op die 13e oktober eregast bij onze Telegraaftabloiddag aanwezig te zijn. Duizend lezers zongen die ochtend hun columnist Smalhout toe: Lang zal die leven, lang zal die leven, tot in de gloria. Bob, zittend op een stoel in de hal van het Telegraafgebouw aan de Amsterdamse Basisweg, gestoken in een keurig donkerblauw kostuum, glunderde van oor tot oor. Het was een prachtig verjaardagscadeau.
Ook voor onze Telegraafkerstconcerten, laatstelijk in december van vorig jaar in de Grote Kerk in Den Haag, stond Bob – soms wat wiebelig – op het spreekgestoelte. Zijn preken waren onnavolgbaar, punctueel, actueel en geschreven met een fijn besnaard politiek gevoel. Maar vaak werd ook het gestrekte been gebruikt. Zoals twee jaar geleden toen we de kerstactie speciaal voor de thuiszorgers, die worden afgeknepen door dit kabinet, hadden georganiseerd. Naast mij zat staatssecretaris van volksgezondheid Martin van Rijn. Bob schoot toen met scherp als het om de thuiszorgsters ging. ‘Dit kabinet voert een asociaal beleid’, riep hij vanaf de kansel, waarna 1 500 Telegraaflezers hem massaal een minutenlange staande ovatie gaven. Een schoffering van de staatssecretaris die naast mij zat en mij aankeek met een blik: wat moet ik doen? ‘Mee applaudisseren’, fluisterde ik hem toe.
Het was een gloriemoment voor Smalhout, die de thuiszorgsters met engelen vergeleek en de geboorte van Jezus Christus gebruikte als een teken van hoop voor de thuiszorgers. Slachtoffers, hulpverleners, eenzame ouderen, militairen in Oeroezgan, veteranen en al die anderen die we met deze kerstconcerten wilden eren konden rekenen op zijn onvoorwaardelijke steun. Meer dan duizend columns schreef Bob voor zijn lezers. Mijn goede collega René Steenhorst, de medische redacteur van De Telegraaf, was de steun en toeverlaat voor Bob bij de krant. Zij zijn vrienden van het eerste uur. René was onmisbaar voor Smalhout, waarschijnlijk ook andersom. Maar ook anderen, zoals de collega’s bij de afdeling steno, documentatie en de eindredactie stonden hem terzijde. En ja, de columns waren vaak te lang, werden te laat ingeleverd. Er kwamen strenge deadlines. Maar de inhoud was scherp en bleef scherp, niet voor niets heet de column ‘Op het scherp van de snede’, feitelijk juist en zeer goed onderbouwd.
Nooit heb ik ook maar de mogelijkheid met de professor besproken dat er ooit een einde zou komen aan de columnreeks. Ik ging ervan uit dat hij 130 jaar zou worden. Dus dat probleem speelde niet, hoewel ik desalniettemin in klein gezelschap toch nadacht hoe De Telegraaf zou zijn zonder de column van Smalhout. De De Telegraaflezers blijven nu in vertwijfeling achter. Want wie gaat nu Smalhouts erfenis bewaken, wie gaat ons inspireren, wie schudt ons wekelijks wakker?Wie vertelt ons dat het onderwijs voor onze kinderen sinds de invoering van de mammoetwet niet deugt? Dat kinderen niet meer fatsoenlijk kunnen rekenen, schrijven en spellen. Dat hun leraren, die je niet bij de voornaam moet noemen, daar waarschijnlijk nog slechter in zijn. Wie legt de vinger op de zere wonde als het gaat om de noden in de zorg, de medische missers, de robotisering en het gebrek aan gezagsverhoudingen? Over de vogelvrije medische beroepsgroep die wordt beoordeeld door lieden die nog nooit een patiënt hebben behandeld? Wie houdt ons een spiegel voor over de schande dat de burger door de politieke elite het rampzalige europroject is ingelogen. Zonder verkiezingen. Zonder referendum. Was hij nog mild over de Grieken, over de liegende euro-politici was Smalhout vernietigend. De Griekse premier Alexis Tsipras zei deze week: ‘We hebben laten zien dat de democratie zich niet laat chanteren’. Smalhout, mede op basis van het boek … van Martin Dessing … heeft in tientallen columns aangetoond dat de Europese democratie ons de euro door de strot heeft geduwd en dat we nu gechanteerd worden door dezelfde politici.
En wie bindt de strijd aan met de manager en het management? Smalhout zag ze als een uitwas, als betonrot in onze maatschappij. Een kankergezwel dat alleen met geweld kan worden verwijderd. Managers vernietigen het ambacht, ze graaien, ze staan onder wankel toezicht, ze planten zich voort als konijnen, ze spreken maar een taal: en dat is de taal van het geld, de onbegrijpelijke brabbeltaal van de managers. Ze hebben huisgehouden in alle delen van de samenleving.
Operatiekamers sluiten, verplegend personeel ontslaan, maar de directievleugel uitbreiden. De NS opblazen, service aan klanten gereduceerd tot nul, ze maken van een mens een nummer.Wie bekommert zich straks over onze nationale cultuur, onze Nederlandse identiteit, over de zwaar bevochten vrijheid na de overheersing door de Duitsers en de onbezonnenheid hierover, over de natuur met al zijn schepselen, de onveiligheid van kleine, echte ondernemers, over leeftijdsdiscriminatie of over een arts die het goede voorheeft met een doodzieke, terminale patiënt en die zelf wordt beschuldigd en vervolgens zelfmoord pleegt. Wie neemt het voortaan op voor deze mensen? Wie beheert de erfenis van Smalhout? Zijn het de politici van de bestaande politieke partijen? Laat me niet lachen. Zijn het bankiers, de verzekeraars, de notarissen, de hooggeleerde medici, professoren, belangenorganisaties? Kunnen we ze wel vertrouwen? Of zijn het de media, waarvan het merendeel in Nederland links is georiënteerd? Nee, dus. Zij niet. Ze hebben pakken boter op hun hoofd. Of moeten wij het doen? U en ik. Thuis. In uw buurt. In uw familie. Dat de normen en waarden van Smalhout, die misschien ouderwets lijken, maar het niet zijn, in nieuwe structuren in onze gemeenschap, terugkeren. Ik zie geen andere mogelijkheid. Van onderop moet het gebeuren, want de bovenkant is besmet. We gaan Smalhout missen. Zijn zielenroerselen, zijn verdriet, zijn opvattingen, zijn tegendraadsheid, zijn verhalen, zijn lessen over de bijbel en het jodendom. Anderhalve dag voor zijn dood was ik opnieuw bij hem. Nog een kwartiertje kon ik met hem praten. Bob zat op de rand van zijn bed, terwijl de behulpzame thuishulp Gerda liefdevol zijn rug masseerde en hem hielp bij de slokjes dubbeldrank. Ik zag zijn sokken zonder elastiek aan zijn voeten bungelen. Hij was verrast door mijn komst. We praatten over zijn situatie en het offer dat hij zou moeten brengen bij een weigering van een verdere behandeling. Een groot offer. Ik keek hem recht in de ogen. ‘Bob, heb je er goed over nagedacht’. Hij keek me indringend aan en zei: ‘Ja, Sjuul, ik wil dat niet’.
Hij had er vrede mee en legde zijn hoofd op het kussen en zakte weg in een diepe slaap. Dag Bob: De Telegraaf schrijft jouw naam in gouden hoofdletters: “Prof. Dr. Smalhout, een columnist uit duizenden”.
Dag professor: jouw lezers, jouw bewonderaars missen vanaf nu een vriend, een baken in onze jachtige samenleving.
Dag Telegraafcolumnist: de inkt in jouw pen is opgedroogd.
Het is volbracht.
Jouw geluid zal nooit verstommen, in ons Nederland, ons mooie Nederland, JOUW Nederland.
Sjuul Paradijs
**
Titel van dit artikel in het ‘tScheldt Archief: 1197 Hfd
**